ECLI:NL:RBROT:2022:11326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
10028645 / CV EXPL 22-23351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van eisende partij en reële proceskostenveroordeling in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser01], rechtsopvolger onder algemene titel van [naam01], en het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC). De procedure betreft een niet-ontvankelijkverklaring van de eisende partij, waarbij de kantonrechter oordeelt dat [eiser01] niet rechtsgeldig in het geding is verschenen. De gemachtigde van [eiser01], mr. P.E.M. Baur, heeft zonder deugdelijke machtiging een procedure op naam van [eiser01] gestart, wat leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering.

Daarnaast heeft het Erasmus MC aanspraak gemaakt op een reële proceskostenveroordeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die deze kostenveroordeling rechtvaardigen, aangezien [eiser01] en mr. Baur niet hebben gereageerd op de stellingen van het Erasmus MC. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser01] zijn gebaseerd op onjuiste feiten en stellingen, en dat er sprake is van misbruik van procesrecht. Hierdoor is het redelijk dat mr. Baur de reële proceskosten van het Erasmus MC moet betalen.

De kantonrechter heeft de reële proceskosten vastgesteld op € 11.759,43 inclusief btw, en deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De wettelijke rente over dit bedrag zal vanaf de vijftiende dag na de uitspraak verschuldigd zijn. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke machtiging bij het voeren van procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze vereisten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10028645 / CV EXPL 22-23351
datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01], rechtsopvolger onder algemene titel van [naam01] ,
wonende in [woonplaats01] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. P.E.M. Baur te Zuidplas,
tegen
Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC),
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. W.E. Boogert te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘het Erasmus MC’ genoemd. De gemachtigde van [eiser01] wordt hierna ‘mr. Baur’ genoemd.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 4 november 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de e-mail van 15 november 2022 van mr. Baur, met een bijlage;
  • de akte uitlating proceskosten van het Erasmus MC, met een bijlage;
  • de e-mail van 21 november 2022 van mr. Baur, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 25 november 2022;
  • de e-mail van 12 december 2022 van mr. Baur, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de mondelinge reactie van mr. Baur op de rolzitting van 14 december 2022.

2..De verdere beoordeling in het incident en in de hoofdzaak

2.1.
De kantonrechter blijft bij en neemt over hetgeen zij in het tussenvonnis van 4 november 2022 (‘het tussenvonnis’) heeft overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser01] niet rechtsgeldig in het geding is verschenen en dat haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat mr. Baur zonder deugdelijke machtiging een procedure op naam van [eiser01] is begonnen. De beslissing op dit punt is aangehouden, zodat het tussenvonnis niet als een deelvonnis zou gelden. In dit vonnis zal de kantonrechter [eiser01] daarom alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.3.
Het Erasmus MC maakt aanspraak op een volledige (reële) proceskostenveroordeling. Slechts in buitengewone omstandigheden kan aanspraak worden gemaakt op een reële proceskostenveroordeling, zoals in het geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad. In zijn uitspraak van 6 april 2012, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2012:BV7828 heeft de Hoge Raad overwogen dat pas sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als het instellen van de vordering, gelet op de duidelijke ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Hiervan kan sprake zijn als de eisende partij haar vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Gelet op het recht op toegang tot de rechter dat is geregeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, moet de rechter bovendien terughoudend zijn in het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanhangig maken van een procedure.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden die een reële proceskostenveroordeling rechtvaardigen. [eiser01] en mr. Baur zijn in het tussenvonnis en in de rolbeslissing van 25 november 2022 in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stellingen die het Erasmus MC aan haar vordering tot veroordeling in de reële proceskosten ten grondslag heeft gelegd. [eiser01] en mr. Baur hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Daarmee staat als niet weersproken vast dat de vorderingen in de hoofdzaak zijn gebaseerd op onjuiste feiten en stellingen, waarvan [eiser01] en mr. Baur hadden moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daarnaast staat als onweersproken vast dat het Erasmus MC sinds 2009 vrijwel ieder jaar opnieuw wordt geconfronteerd met gemachtigden die namens [eiser01] betaling van bedragen vorderen en dat het Erasmus MC steeds opnieuw kosten heeft moeten maken om (tevergeefs) zorgvuldig (de gemachtigden van) [eiser01] van antwoorden te voorzien. Onder deze omstandigheden is sprake van misbruik van procesrecht en is een reële proceskostenveroordeling dus gerechtvaardigd.
2.5.
De kantonrechter is verder van oordeel dat niet [eiser01] , maar mr. Baur de reële proceskosten van het Erasmus MC moet betalen. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter al geoordeeld dat niet valt in te zien op grond waarvan mr. Baur zonder toestemming van [eiser01] gerechtigd zou zijn om deze procedure te voeren (zie 3.3. van het tussenvonnis). Mr. Baur is kennelijk zonder deugdelijke machtiging een procedure op naam van [eiser01] begonnen. Daarmee is sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 245 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’), namelijk de situatie waarin een partij ( [eiser01] ) niet rechtsgeldig in een procedure is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde (mr. Baur) voor haar is opgetreden. In een dergelijke situatie kan in plaats van ten laste van de partij in naam van wie in rechte is opgetreden ( [eiser01] ) een kostenveroordeling ten laste van de gemachtigde van die partij (mr. Baur) plaatsvinden. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter al geoordeeld dat het onredelijk is om [eiser01] in de (reële) proceskosten van het Erasmus MC te veroordelen (zie 3.9. van het tussenvonnis). De kantonrechter acht het redelijk dat mr. Baur, nu hij deze procedure zonder toestemming van [eiser01] is begonnen, de reële proceskosten van het Erasmus MC betaalt.
2.6.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter het Erasmus MC in de gelegenheid gesteld om zich schriftelijk uit te laten over de vraag of het destijds door haar begrote bedrag van € 8.193,53 aan advocaatkosten nog steeds actueel is en, zo niet, zich ook direct (onderbouwd) uit te laten over de vraag op welk bedrag aan reële proceskosten zij dan aanspraak wenst te maken.
2.7.
Het Erasmus MC heeft bij akte uitlating proceskosten gesteld dat de reële advocaatkosten inmiddels € 11.759,43 inclusief btw bedragen. Het Erasmus MC heeft daarbij een proceskostenspecificatie in het geding gebracht. [eiser01] en mr. Baur hebben de proceskostenspecificatie en de hoogte van het door het Erasmus MC gestelde bedrag aan advocaatkosten niet (gemotiveerd) betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van het door het Erasmus MC gestelde bedrag van € 11.759,43 inclusief btw aan advocaatkosten.
2.8.
Concluderend wordt [eiser01] niet-ontvankelijk verklaard en wordt mr. Baur veroordeeld om de reële proceskosten van het Erasmus MC van € 11.759,43 inclusief btw aan het Erasmus MC te betalen. De over de reële proceskostenveroordeling door het Erasmus MC gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na vandaag.
2.9.
De proceskostenveroordeling wordt, zoals het Erasmus MC heeft gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident en in de hoofdzaak
3.1.
verklaart [eiser01] niet-ontvankelijk in haar vordering;
3.2.
veroordeelt mr. Baur in de reële proceskosten, aan de kant van het Erasmus MC tot vandaag vastgesteld op € 11.759,43 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
38671