ECLI:NL:RBROT:2022:11285

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
10156508 VV EXPL 22-435
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2022, is een kort geding aanhangig gemaakt door eisers [naam01] en [naam02] tegen gedaagden [naam03], [naam04] en de vennootschap onder firma [horecagelegenheid01]. De eisers vorderen ontruiming van een bedrijfsruimte op basis van artikel 7:295 BW. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en is er ruimte gegeven voor mediation. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering tot ontruiming niet toewijsbaar is, omdat de gronden in de opzeggingsbrief onvoldoende zijn om een beëindigingsvordering in een bodemprocedure te ondersteunen. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst van kracht blijft totdat er een onherroepelijke beslissing is genomen. De vordering is afgewezen, en eisers zijn veroordeeld in de proceskosten. In reconventie is een ordemaatregel opgelegd waarbij eisers verplicht worden om twee brievenbussen te plaatsen, en de gevorderde dwangsom is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10156508 VV EXPL 22-435
Datum: 28 november 2022
proces-verbaal van mondelinge uitspraak ex artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1.[naam01] ,

woonplaats te [plaats01]
en
2. [naam02] ,
woonplaats te [plaats01] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. V.J. Verhulst te Den Haag,
tegen

1.[naam03] ,

woonplaats te [plaats01]
en
2. [naam04],
woonplaats te [plaats01] en
3.de vennootschap onder firma
[horecagelegenheid01] ,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. R.D. van der Woude, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [naam01] ’ en ‘ [naam03] ’.
Aanwezig is mr. A.J.L.M. van der Wildt, kantonrechter, bijgestaan door mr. L.A. Fiscalini, griffier.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
[naam01] , bijgestaan door de gemachtigde mr. V.J. Verhulst.
[naam03] en [naam04] , bijgestaan door de gemachtigde mr. R.D. van der Woude.
De kantonrechter gaat over tot de mondelinge behandeling in het kort geding.
Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigde van [naam01] heeft zich bediend van een pleitnota.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om de mogelijkheden van mediation of het starten van een artikel 96 RV. procedure te verkennen en daartoe de zitting geschorst. Vervolgens hebben partijen de kantonrechter te kennen gegeven dat de schorsing er niet toe heeft geleid dat zij overeenstemming over een van deze mogelijkheden hebben bereikt.
Vervolgens heeft de kantonrechter op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in aanwezigheid van beide partijen mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

In conventie
1.1.
De onderhavige vordering tot ontruiming is toewijsbaar als met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden voorspeld dat de beëindigingsvordering ex artikel 7:295 BW in een aanhangig te maken bodemprocedure zal worden toegewezen en dat het alsdan te wijzen vonnis bovendien uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
1.2.
Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is van een dergelijke waarschijnlijkheid geen sprake. Daartoe is het volgende redengevend.
1.3.
De bodemrechter is bij de beoordeling van de vordering tot vaststelling van het einde van de huurovereenkomst gebonden aan de in de opzeggingsbrief aangevoerde gronden. De opzeggingsbrief van [naam01] vermeldt als opzeggingsgrond dat de situatie tussen partijen onhoudbaar wordt en dat er nog vele geschillen zullen ontstaan.
Dit is echter geen grond op basis waarvan de bodemrechter een beëindigingsvordering kan toewijzen. [naam01] heeft tijdens de mondelinge behandeling zijdelings dringend eigen gebruik wegens renovatie en daarnaast financiële redenen als gronden voor de opzegging naar voren gebracht. Dit zijn gronden die weliswaar een rol kunnen spelen bij de beoordelingsvordering, maar deze gronden staan niet in de opzeggingsbrief vermeld, zodat de bodemrechter daar op basis van de opzegbrief die nu voorligt, geen rekening mee kan houden. Gelet op de beperkte gronden die in de opzeggingsbrief zijn aangevoerd is het niet waarschijnlijkheid dat de in een nog aanhangig te maken bodemprocedure in te stellen beëindigingsvordering zal worden toegewezen.
1.4.
Bovendien bepaalt artikel 7:295 BW dat een opgezegde huurovereenkomst van kracht blijft tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op de beëindigingsvordering. De rechter kan zijn toewijzend vonnis evenwel uitvoerbaar bij voorraad verklaren, als het verweer van de huurder hem kennelijk ongegrond voorkomt. Voor toewijzing van de onderhavige vordering zal de kantonrechter dus tevens vooruit moeten lopen op de vraag of het waarschijnlijk is dat de bodemrechter het door [naam03] gevoerde verweer kennelijk ongegrond zal voorkomen. Gegeven het thans gevoerde verweer acht de kantonrechter dat niet waarschijnlijk. Daarmee is evenmin waarschijnlijk dat de bodemrechter een toewijzend vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren. Ook om die reden kan de onderhavige vordering tot ontruiming niet worden toegewezen.
1.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering is conventie zal worden afgewezen.
1.6.
[naam01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [naam03] tot vandaag vast
op € 747,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punten x € 747,-- tarief). Voor kosten die [naam03] maakt na deze uitspraak moet [naam01] een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
1.7.
Dit vonnis wordt in conventie ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In reconventie
1.8.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat [naam01] op de buitenmuur van het pand twee gelijksoortige brievenbussen zal plaatsten onder afsluiting / ontoegankelijk maken van de hoofdbrievenbus in de voordeur waarbij iedere brievenbus de naam van de bewoner / gebruiker vermeldt. In reconventie zal een ordemaatregel overeenkomstig deze afspraak worden opgelegd.
1.9.
Nu partijen tot bovenstaande afspraak zijn gekomen, zal de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
1.10.
De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

2.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
2.1.
wijst de vorderingen af;
2.2.
veroordeelt [naam01] en [naam02] hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd in de proceskosten aan de kant van [naam03] tot vandaag vastgesteld op
€ 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
2.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten in conventie uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde
In reconventie
2.4.
beveelt [naam01] om op de buitenmuur van het pand twee gelijksoortige brievenbussen te plaatsen onder afsluiting / ontoegankelijk maken van de hoofdbrievenbus in de voordeur waarbij iedere brievenbus de naam van de bewoner / gebruiker vermeldt;
2.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
In conventie en in reconventie
2.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.