Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 6 april 2022, met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie van 8 juni 2022, met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van 5 oktober 2022;
- de oproep mondelinge behandeling van de rechtbank van 24 juni 2022;
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2022 en de ter gelegenheid daarvan door de vrouw overgelegde spreekaantekeningen.
2..De feiten
leeftijdvan 60 jaar”
3..Het geschil
In conventie
4..De beoordeling
In conventie
de man60 werd, is de vordering ingevolge dat artikel verjaard. Als de vordering opeisbaar is geworden toen
de vrouw60 werd, is de vordering niet verjaard. De verjaring wordt door de vrouw betwist. Uit de tekst van het convenant (“de pensioengerechtigde [leeftijd] van 60 jaar”) blijkt niet of is bedoeld dat de vordering van de vrouw opeisbaar zou worden op de 60-jarige leeftijd van de man of op de 60-jarige leeftijd van de vrouw. De man moet dus met feiten onderbouwen dat, zoals hij stelt, in het convenant, met “de pensioengerechtigde [leeftijd] van 60 jaar” zíjn 60-jarige leeftijd is bedoeld, en niet die van de vrouw. In zijn conclusie van antwoord in conventie voert de man aan dat dit zo is omdat zijn pensioen in zou gaan op zijn 60-jarige leeftijd. Ter zitting heeft de man echter verklaard dat hij niet weet welke leeftijd in de pensioenovereenkomst met zijn pensioen-B.V. staat, dat hij niet weet waarom er in het convenant naar de pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar verwezen wordt, dat hij nog geen pensioen uit zijn pensioen-B.V. ontvangt en dat ook zijn koopsompolissen nog niet tot uitkering zijn gekomen, ondanks het feit dat hij de 60-jarige leeftijd gepasseerd is. De man heeft dus geen enkel feit aangevoerd dat steun geeft aan zijn stelling dat in het convenant zíjn 60-jarige leeftijd is bedoeld en dat de vordering van de vrouw dus opeisbaar is geworden toen híj 60 werd. Het beroep op verjaring faalt daarom.
onverschuldigde betaling
5..De beslissing
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met maart 2023 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,