ECLI:NL:RBROT:2022:11212

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
9523295
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in huurgeschil over bedrijfsruimte met schadevergoeding en huurachterstand

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 16 december 2022 een eindvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen [eiser01] en de gedaagden [gedaagde01] en [gedaagde02]. De eiser, die oorspronkelijk werd vertegenwoordigd door [naam01] maar nu zelf procedeert, vorderde schadevergoeding en betaling van huurachterstand van de gedaagden, die van 2009 tot en met 2020 een bedrijfsruimte huurden waarin zij een supermarkt exploiteerden. De eiser stelde dat de gedaagden het gehuurde niet in goede staat hebben achtergelaten en dat er een huurachterstand was ontstaan. De gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat zij de schade niet hoeven te vergoeden en dat de huurachterstand kan worden verrekend met de betaalde borg.

In het tussenvonnis van 6 mei 2022 heeft de kantonrechter al een aantal eindbeslissingen genomen en gedaagden toegelaten om bewijs te leveren ten aanzien van de tegelvloer en het stuken van de muren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden niet hebben aangetoond dat zij eigenaar zijn geworden van de tegelvloer en dat de eiser voorshands bewezen heeft dat hij € 1.095,45 aan herstelkosten voor de vloer heeft gemaakt. Eveneens is vastgesteld dat de eiser € 452,35 aan herstelkosten voor het stuken van de muren heeft gemaakt. De gedaagden hebben hun vordering ter zake van € 3.000,- aan gemiste huurinkomsten ingetrokken.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden de schadeposten van in totaal € 6.707,60 aan de eiser moeten vergoeden. Dit bedrag kan worden verrekend met de borg van € 9.000,-, waardoor er nog een restant van € 2.292,40 overblijft. De kantonrechter heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 6.707,60 en de gevorderde boeterente van € 900,-. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.411,51, die door de gedaagden moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9523295 CV EXPL 21-36147
datum uitspraak: 16 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
die eerst werd vertegenwoordigd door [naam01] , maar nu zelf procedeert,
tegen

1.[gedaagde01] , die handelt onder de naam [handelsnaam01],

2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. V.J. Verhulst.
Partijen worden hierna afzonderlijk ‘ [eiser01] ’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 6 mei 2022 en de processtukken die daarin genoemd zijn;
  • de akte van [eiser01] van 25 mei 2022;
  • de akte van [gedaagde01] en [gedaagde02] van 30 juni 2022, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 29 juli 2022;
  • de akte van [eiser01] van 22 augustus 2022, met bijlagen;
  • de akte van [gedaagde01] en [gedaagde02] van 19 oktober 2022;
  • de e-mail van [eiser01] van 14 november 2022.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. Gedaagden hebben van 2009 tot en met 2020 van [eiser01] een bedrijfsruimte gehuurd, waarin zij een supermarkt exploiteerden. [eiser01] stelt dat gedaagden het gehuurde niet in goede staat hebben achtergelaten en een huurachterstand hebben laten ontstaan. Hij vordert daarom in deze procedure vergoeding van de schade en betaling van de huurachterstand, boeterente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagden betwisten de vorderingen. Zij stellen dat zij de schade niet hoeven te vergoeden en dat de huurachterstand kan worden verrekend met de betaalde borg.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter op een groot aantal punten al een eindbeslissing genomen. Hij heeft gedaagden toegelaten om bewijs te leveren ten aanzien van de tegelvloer en het stuken van de muren. [eiser01] is toegelaten tot het leveren van bewijs ten aanzien van gemiste huurinkomsten. Partijen hebben vervolgens diverse aktes genomen. Naar aanleiding daarvan overweegt de kantonrechter het volgende.
Tegelvloer
2.3.
Gedaagden hebben gesteld dat zij eigenaar zijn geworden van de tegelvloer. De kantonrechter heeft hen in de gelegenheid gesteld om daarvan bewijs te leveren. Van die mogelijkheid hebben zij geen gebruik gemaakt. Daarom komt vast te staan dat de tegelvloer onderdeel was van het gehuurde.
2.4.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat hij voorshands bewezen acht dat [eiser01] € 1.095,45 aan herstelkosten heeft gemaakt voor de vloer. Hij heeft gedaagden toegelaten daarvan tegenbewijs te leveren, mede omdat zij aanvoerden dat de nieuwe huurder de tegelvloer zelf heeft gerepareerd. Gedaagden hebben daarop als productie 9 een verklaring in het geding gebracht en gesteld dat deze afkomstig is van de nieuwe huurder. Deze verklaring kan echter niet dienen als onderbouwing, aangezien er geen naam van een opsteller op vermeld staat. Weliswaar staat er halverwege de pagina iets dat lijkt op een handtekening, maar niet inzichtelijk is wie die handtekening heeft geplaatst. Afgezien van deze gebrekkige verklaring hebben gedaagden geen bewijs geleverd. De conclusie is dat gedaagden de voorshands bewezen geachte stelling niet hebben ontzenuwd. Daarom komt vast te staan dat [eiser01] op dit punt € 1.095,45 aan schade heeft geleden.
Stuken muren
2.5.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat voorshands bewezen is dat [eiser01] € 452,35 aan herstelkosten heeft gemaakt voor het repareren van de muren. Gedaagden zijn toegelaten daarvan tegenbewijs te leveren, mede omdat zij zich op het standpunt stelden dat de nieuwe huurder de muur zelf heeft gerepareerd. Gedaagden zijn hier in hun aktes niet meer op ingegaan. Daarom komt vast te staan dat [eiser01] € 452,35 aan herstelkosten heeft gemaakt voor het stuken van de muren.
Gemiste huurinkomsten
2.6.
[eiser01] heeft zijn vordering ter zake van € 3.000,- aan gemiste huurinkomsten ingetrokken.
Terugkomen op eindbeslissingen
2.7.
Zoals omschreven in 2.2 heeft de kantonrechter in het tussenvonnis al op een groot aantal punten een eindbeslissing gegeven. Gedaagden hebben in hun aktes verzocht om op een aantal van die beslissingen terug te komen. De kantonrechter overweegt dat in principe op dergelijke beslissingen (in dezelfde instantie) niet meer kan worden teruggekomen, met oog op de beperking van het processuele debat. Dat is alleen anders als sprake is van bijzondere omstandigheden die het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de betreffende eindbeslissing zou zijn gebonden. Dit laatste kan met name het geval zijn als sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag van de rechter of als de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een, niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag (ECLI:NL:HR:2004:AM2358, r.o. 3.4.2). Met inachtneming van dit uitgangspunt overweegt de kantonrechter het volgende.
Gaten in dak
2.8.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat gedaagden hadden moeten onderbouwen dat er bij de start van de huurovereenkomst sprake was van gaten in het dak en dat zij dat onvoldoende hebben gedaan. Gedaagden hebben vervolgens in hun aktes een verklaring in het geding gebracht, waarin het bedrijf dat in het verleden koelunits heeft geplaatst verklaart dat zij geen gaten in het dak heeft geboord. De bewijskracht van die verklaring kan in het midden blijven. Zelfs als die verklaring juist zou zijn, dan wil die verklaring op zichzelf namelijk nog niet zeggen dat de gaten al aanwezig waren bij de start van de huurovereenkomst. De gaten kunnen namelijk ook door iemand anders zijn aangebracht. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om op deze beslissing terug te komen.
Gasheater
2.9.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de waarde van de verwijderde gasheater geschat op € 1.500,-. Volgens gedaagden is een dergelijke heater slechts ongeveer € 350,- waard. Ter onderbouwing van dat standpunt hebben zij één Marktplaatsadvertentie in het geding gebracht, waarin een gasheater wordt aangeboden voor € 350,-. Op basis van een enkele Marktplaatsadvertentie kan echter niet worden gezegd dat € 350,- een representatieve prijs is. Bovendien is niet inzichtelijk gemaakt door gedaagden in hoeverre dit een vergelijkbaar model is als de verwijderde heater. De kantonrechter ziet daarom ook geen aanleiding om op deze beslissing terug te komen.
Schimmel
2.10.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat de kosten voor het verwijderen van de schimmel voor rekening van gedaagden komen, omdat onvoldoende is gebleken dat die schimmel het gevolg is van achterstallig onderhoud door [eiser01] . Gedaagden hebben in hun aktes gesteld dat dit wel degelijk het geval is. Zij hebben dat echter onvoldoende onderbouwd, aangezien zij slechts enkele berichten van derden aan hen hebben overgelegd. Uit niets blijkt namelijk dat zij [eiser01] hebben aangesproken op achterstallig onderhoud. Ook op deze beslissing zal de kantonrechter dus niet terugkomen.
Conclusie
2.11.
Op grond van de beslissingen uit het tussenvonnis en dit eindvonnis concludeert de kantonrechter het volgende. Gedaagden moeten de volgende schadeposten vergoeden aan [eiser01] :
  • € 392,40 voor de reparatie van het dak;
  • € 3.117,40 voor het verwijderen van schimmel;
  • € 1.500,- voor een nieuwe heater;
  • € 150,- voor een nieuw keukenblok;
  • € 1.095,45 voor de reparatie van de tegelvloer;
  • € 452,35 voor het stuken van de muren.
In totaal moeten zij dus € 6.707,60 aan schade betalen. Zoals overwogen in het tussenvonnis heeft [eiser01] zich terecht op het standpunt gesteld dat hij deze schade mag verrekenen met de borg van € 9.000,-. Van deze borg resteert daarom nog een bedrag van € 2.292,40.
2.12.
Er is daarnaast geen discussie over dat gedaagden € 9.000,- aan huurachterstand hebben laten ontstaan. Het restant van de borg kan daarop in mindering worden gebracht, zodat een huurachterstand van € 6.707,60 resteert. Dit bedrag wordt daarom toegewezen, evenals de gevorderde boeterente van € 900,-.
2.13.
De wettelijke handelsrente over de huurachterstand wordt toegewezen.
Proceskosten
2.14.
Gedaagden krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 127,01 aan dagvaardingskosten, € 507,- aan griffierecht en € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 311,- tarief). Dit is totaal € 1.411,51.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk, zodat wanneer de één betaalt de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [eiser01] te betalen € 7.607,60 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 6.707,60 vanaf 19 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk, zodat wanneer de één betaalt de ander in zoverre zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 1.411,51;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394