ECLI:NL:RBROT:2022:11083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
10026431 VZ VERZ 22-10213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een Business Developer wegens disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Esri Nederland B.V. en [verweerder01]. Esri, de werkgever, heeft het verzoek ingediend op basis van disfunctioneren van de werknemer, [verweerder01], die sinds 1 maart 2017 in dienst was als Business Developer. De werkgever heeft aangevoerd dat [verweerder01] onvoldoende technische kennis heeft om zijn functie naar behoren uit te oefenen, ondanks een formeel verbetertraject dat in 2022 is opgestart. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen opzegverbod was en dat de werknemer in voldoende mate in kennis was gesteld van zijn disfunctioneren.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 november 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de arbeidsverhouding dermate verstoord was dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 februari 2023. Daarnaast heeft de kantonrechter Esri veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 13.074,77 aan [verweerder01]. De verzoeken van [verweerder01] om een billijke vergoeding en vergoeding van advocaatkosten zijn afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen door Esri.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om werknemers tijdig in kennis te stellen van disfunctioneren en hen de kans te geven om zich te verbeteren, evenals de rol van de kantonrechter in het beoordelen van de redelijkheid van ontbindingsverzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10026431 VZ VERZ 22-10213
datum uitspraak: 9 december 2022
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Esri Nederland B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. F.A.M. van Bree te Den Haag,
tegen
[verweerder01],
wonende te [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. L. Hennink te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Esri” en “ [verweerder01] ”.

1..De procedure

1.1
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:671b BW, met producties 1 tot en met 27, ontvangen op
  • het verweerschrift, met producties 1 tot en met 2, ontvangen op 7 oktober 2022;
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verweerder01] overgelegde brief van 9 november 2022, met producties 3 tot en met 7 en een USB-stick;
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verweerder01] overgelegde
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van Esri overgelegde pleitaantekeningen;
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van [verweerder01] overgelegde pleitaantekeningen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 november 2022. Namens Esri waren daarbij aanwezig [naam01] (hierna: [naam01] ), business manager utility, telecom & industrie, [naam02] (hierna: [naam02] ), sales manager, en [naam03] (hierna: [naam03] ), manager human resources, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [verweerder01] is in persoon verschenen, eveneens bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten (nader) doen toelichten door hun respectieve gemachtigden, aan de hand van pleitaantekeningen. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.

2..De feiten

2.1
Esri is distributeur van Geografische Informatie Systemen (GIS) op de Nederlandse markt, genaamd ArcGIS. Deze technologie wordt gebruikt in het oplossen van diverse maatschappelijke uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld energietransitie, mobiliteit, klimaat en bouwopgaven.
2.2
[verweerder01] is op 1 maart 2017 bij Esri in dienst getreden in de functie van Business Developer. Het salaris van [verweerder01] bedroeg laatstelijk € 5.667,20 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag en on-target-bonus.
2.3
Van 2017 tot en met 2019 was [naam02] de leidinggevende van [verweerder01] . In die jaren is het functioneren van [verweerder01] beoordeeld als “op de norm”. In de beoordelingsverslagen is als aandachtspunt vermeld de technisch inhoudelijke kennis van [verweerder01] .
2.4
Vanaf 2020 is [naam01] de leidinggevende van [verweerder01] . Over de jaren 2020 en 2021 is het functioneren van [verweerder01] beoordeeld als “verbetering vereist”. In het beoordelingsverslag van 2020 is als aandachtspunt vermeld de technisch inhoudelijke kennis van [verweerder01] . In het beoordelingsverslag van 2021 is (onder andere) vermeld dat de kennis van [verweerder01] van het platform en het portfolio van Esri nog beperkt zijn.
2.5
In de periode van 13 januari 2022 tot 9 juni 2022 heeft een verbetertraject plaatsgevonden. In het kader van het verbetertraject zijn een drietal verbeterpunten voor [verweerder01] vastgesteld, die zijn vastgelegd in een door [naam03] aan [verweerder01] verstuurde e-mail d.d. 18 januari 2022. De verbeterpunten zijn:
Samenwerking met andere interne afdelingen;
Persoonlijke performance specifiek gericht op de inhoud/techniek/de positionering en het daarbij behorende kennisniveau;
Verbeteren op het “midden” traject en multilevel-selling.
In het kader van het verbetertraject heeft op 13 januari 2022 een startgesprek plaatsgevonden. Vervolgens hebben tot 9 juni 2022 in totaal zes evaluatiegesprekken tussen [naam01] en [naam03] enerzijds en [verweerder01] anderzijds plaatsgevonden.
2.6
Op 10 juni 2022 heeft een “evaluatiedialoog” plaatsgevonden met [verweerder01] . In het naar aanleiding van dat gesprek door [naam01] opgestelde verslag is voor wat betreft de verbeterpunten vermeld “verbetering vereist” en “toename van kennis is niet (goed) zichtbaar”.
2.7
Tijdens een op 21 juni 2022 gehouden gesprek hebben [naam01] en [naam03] aan [verweerder01] meegedeeld dat hij onvoldoende progressie heeft laten zien ten aanzien van zijn verbeterpunten en dat Esri het dienstverband met [verweerder01] wenst te beëindigen. Een en ander is bij e-mail van diezelfde datum aan [verweerder01] bevestigd.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, primair wegens disfunctioneren, subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair wegens een combinatie van gronden, een en ander als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d respectievelijk sub g en i BW, en bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur van de procedure, met veroordeling van [verweerder01] in de proceskosten.
3.2
Aan dit verzoek heeft Esri - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd:
3.2.1
Er is sprake van disfunctioneren van [verweerder01] , zodanig dat van Esri redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verweerder01] beschikt aantoonbaar over onvoldoende technische kennis om de functie van Business Developer naar behoren te vervullen. [verweerder01] is er vanaf 2017 doorlopend op gewezen dat zijn technisch inhoudelijke kennis van het productportfolio van Esri tekortschiet. Esri heeft er alles aan gedaan om die kennis op het gewenste peil te brengen en om daarmee het functioneren van [verweerder01] op het gewenste niveau te krijgen. Esri is daar al vanaf 2017 informeel mee bezig en in 2022 heeft zij uiteindelijk een formeel verbetertraject opgestart. In het kader van dit formele verbetertraject heeft Esri [verweerder01] serieus en reëel de gelegenheid tot verbetering geboden. Zo heeft [verweerder01] begeleiding en scholing gehad en heeft hij extra tijd gekregen om tot de gewenste verbetering te kunnen komen, doordat hij werd vrijgesteld van de tot zijn functie behorende CSM-taken. Hoewel Esri [verweerder01] hulp, ondersteuning en begeleiding heeft geboden, is het niet gelukt om het functioneren van [verweerder01] op het gewenste niveau te krijgen en staat het disfunctioneren thans vast.
3.2.2
Nergens blijkt uit dat er sprake is van persoonlijke motieven bij [naam01] en dat hij van [verweerder01] af zou willen. Voordat [naam01] vanaf 2020 de leidinggevende werd van [verweerder01] was het gebrek aan inhoudelijke kennis van [verweerder01] al een aandachtspunt. Uit de voortgangs- en beoordelingsgesprekken blijkt genoegzaam dat er al jaren sprake is van een gebrek aan inhoudelijke kennis en van de gevolgen daarvan voor het functioneren van [verweerder01] . [verweerder01] heeft ook niet geprotesteerd tegen het opstarten van het verbetertraject, tegen de gesignaleerde verbeterpunten en tegen de besproken acties om tot de gewenste verbetering te komen. Hij heeft actief meegewerkt aan het traject en heeft in het kader van zijn opleidings- en ontwikkelingsplan zelf aangegeven dat hij “streeft naar verbetering van inhoudelijke kwaliteit in zijn rol als Business Developer Telecom. Vooral op technisch vlak is ruimte voor verbetering”.
Het disfunctioneren van [verweerder01] rechtvaardigt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub d BW.
3.2.3
Indien moet worden aangenomen dat van disfunctioneren geen sprake is, dan betoogt Esri dat de arbeidsverhouding in ernstige mate en op een duurzame wijze is verstoord en dat herstel van de arbeidsverhouding niet langer mogelijk is. Esri heeft er alles aan gedaan om de technisch inhoudelijke kennis en daarmee het functioneren van [verweerder01] op peil te krijgen. Daarbij is het nooit de insteek van Esri geweest om van [verweerder01] af te komen, maar juist om hem te behouden voor Esri. De opstelling van [verweerder01] in het kader van het verbetertraject is voor Esri in dit licht ronduit teleurstellend geweest. [verweerder01] heeft zich meerdere malen niet aan de in het kader van het traject gemaakte afspraken gehouden en hij heeft een onvolledige en niet-transparante terugkoppeling gegeven van zijn feedbackgesprekken met collega’s. Het vertrouwen van Esri in [verweerder01] als persoon en in zijn intenties en mogelijkheden om op niveau te gaan functioneren, zijn hierdoor ernstig aangetast.
De uitlatingen van de gemachtigde van [verweerder01] over de opstelling van Esri hebben dit vertrouwen verder doen afnemen. De ongefundeerde en onterechte verwijten van de gemachtigde van [verweerder01] , inhoudende dat [naam01] om persoonlijke redenen vanaf het begin van het verbetertraject heeft aangestuurd op een beëindiging, waarmee Esri ernstig verwijtbaar gehandeld zou hebben, zijn bij Esri in het verkeerde keelgat geschoten. De arbeidsovereenkomst dient op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW te worden ontbonden.
3.2.4
Meer subsidiair heeft Esri zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een combinatie van gronden. De arbeidsovereenkomst dient daarom op grond van artikel 7:669 lid 3 sub i BW te worden ontbonden.
3.2.5
Herplaatsing van [verweerder01] in een andere passende functie is niet mogelijk en ligt ook niet in de rede. Voor toekenning van een billijke vergoeding aan [verweerder01] bestaat geen aanleiding. Esri heeft niet verwijtbaar gehandeld jegens [verweerder01] , laat staan ernstig verwijtbaar.

4..Het verweer en het nevenverzoek

4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van het ontbindingsverzoek van Esri. In het geval van toewijzing van het ontbindingsverzoek heeft [verweerder01] verzocht om, naast de transitievergoeding, een billijke vergoeding van € 63.175,96 aan [verweerder01] toe te kennen en om Esri te veroordelen in de werkelijk door [verweerder01] gemaakte advocaatkosten.
4.2
Hiertoe heeft [verweerder01] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd:
4.2.1
[verweerder01] heeft altijd hard en met veel plezier gewerkt voor Esri. De aanmerkingen van Esri op het functioneren van [verweerder01] betreft slechts zijn technisch inhoudelijke kennis. Die kennis maakt echter geen onderdeel uit van zijn functie van Business Developer. In de functieomschrijving is vermeld dat de Business Developer adviseert over de organisatorische, bedrijfsmatige of technische effecten van GIS-gebruik binnen de klantorganisatie. Essentieel hierbij is het gebruik van het woord “of”. De business developers vullen elkaar aan. [verweerder01] is sterk op het gebied van de organisatorische en bedrijfsmatige effecten en minder sterk op het gebied van de technische effecten. Uit de
e-mail van Esri van 10 juni 2022 blijkt dat de technisch inhoudelijke kennis pas in de toekomst onderdeel wordt van het functieprofiel. [verweerder01] wordt dus verweten dat hij onvoldoende presteert op een gebied dat geen onderdeel uitmaakt van zijn functie. De nieuwe leidinggevende van [verweerder01] , [naam01] , is hem op dezelfde onderdelen negatiever gaan beoordelen dan zijn voormalige leidinggevende, [naam02] . Er is geen sprake van disfunctioneren. Er had dan ook nooit een verbetertraject gestart mogen worden.
4.2.2
Ook is er geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerder01] bedient nog steeds 160 klanten van Esri en hij ondersteunt collega’s. Hij is nog steeds aan het werk. [verweerder01] wordt als een fijne, prettige collega ervaren. Er is geen sprake van een handelen van [verweerder01] dat tot een verstoorde arbeidsverhouding heeft geleid.
4.2.3
Ook de gestelde combinatie van gronden is onvoldoende om te komen tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet gelet op het voorgaande worden afgewezen.
4.2.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder01] aangevoerd dat Esri zich nadat de eerder geplande mondelinge behandeling was verplaatst anders is gaan opstellen en dit de sfeer en de verhoudingen niet ten goede is gekomen. [verweerder01] heeft zich uiteindelijk dan ook gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.2.5
Indien de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, dient aan [verweerder01] -naast de
transitievergoeding- een billijke vergoeding van € 63.175,96 te worden toegekend wegens ernstig verwijtbaar handelen door Esri. Esri heeft [verweerder01] op onjuiste gronden tot slecht presteerder verklaard en heeft hem op onjuiste gronden een verbetertraject voorgelegd.
Er is feitelijk sprake van een valse of voorgewende reden, namelijk een vooropgezet plan om [verweerder01] te ontslaan. Esri verzint een reden die er niet is, slechts met het doel om het dienstverband met [verweerder01] te beëindigen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder01] gesteld dat de in de voormelde e-mail van 16 november 2022 genoemde billijke vergoeding van € 63.800,00 een “afronding” betreft.

5..De beoordeling

5.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW. Ingevolge artikel 7:671b
lid 1, aanhef en sub a, BW gelezen in samenhang met artikel 7:669 lid 1 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat geen sprake is van een opzegverbod
zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW.
5.2
De wetgever heeft disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding als redelijke gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aangemerkt. Dat is bepaald in artikel 7:669 lid 3, aanhef en sub d en g, BW. En in artikel 7:669 lid 3, aanhef en sub i, BW is genoemd een combinatie van omstandigheden in twee of meer van de redelijke gronden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het verzoek van Esri strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die gronden.
5.3
Primair heeft Esri aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van disfunctioneren. Uit artikel 7:669 lid 3, aanhef en sub d, BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als er sprake is van ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
5.4
Hoewel [verweerder01] aanvankelijk verweer heeft gevoerd tegen de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van (onder andere) disfunctioneren, heeft hij tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat verdere samenwerking inmiddels niet meer mogelijk is en dat er een einde moet komen aan de arbeidsovereenkomst. [verweerder01] heeft zich bij die gelegenheid tot slot gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter voor wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeert dan ook dat partijen het er over eens zijn dat in ieder geval de verhoudingen dermate verstoord zijn dat van Esri in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De arbeidsovereenkomst zal dan ook worden ontbonden, met toepassing van artikel 7:671b lid 9 aanhef en onder a BW, met ingang van 1 februari 2023.
5.5
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan het verzoek van [verweerder01] strekkende tot toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt.
5.6
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien (kort gezegd) de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Ingevolge het bepaalde onder lid 7 sub c van dit artikel is geen transitievergoeding verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Gelet op hetgeen hiervoor (ontbinding op de g-grond) en ook hierna nog is overwogen is daarvan geen sprake. Dit houdt in dat [verweerder01] recht heeft op een transitievergoeding. Esri heeft een dergelijke vergoeding overigens ook aangeboden.
Die vergoeding bedraagt € 13.074,77 bruto. Hierbij is uitgegaan van het salaris van [verweerder01] van laatstelijk € 5.667,20 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantiebijslag, en de gemiddelde bonus van € 6.069,75 bruto per jaar die [verweerder01] over de jaren 2019 tot en met 2021 heeft ontvangen. Partijen zijn het daar over eens. Voormelde transitievergoeding zal daarom worden toegewezen.
5.7
Gelet op artikel 7:671b lid 9 sub c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 34). Van een dergelijke situatie is in deze zaak niet gebleken.
5.7.1
Dat sprake zou zijn van een vooropgezet plan van Esri om [verweerder01] “eruit te werken” en dat [naam01] het op de persoon van [verweerder01] heeft gericht, zoals door [verweerder01] is aangevoerd, is niet gebleken. Reeds in de beoordelingsverslagen over de jaren 2017 tot en met 2019, toen [naam02] nog de leidinggevende was van [verweerder01] , keert de technisch inhoudelijke kennis van [verweerder01] telkens als aandachtspunt terug. In de beoordelingsverslagen van 2018 en 2019 is uitdrukkelijk vermeld “Doorontwikkeling in inhoudelijke kennis van technologie/diensten is een aandachtspunt”. Ook is in laatstgenoemd beoordelingsverslag vermeld “Inhoudelijke kwaliteit is een aandachtspunt. Stap naar Business Development taakvolwassenheid” en “Ontwikkeling naar volledig zelfstandig BD binnen Esri is een aandachtspunt”. [verweerder01] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook erkend dat zijn technisch inhoudelijke kennis altijd een aandachtspunt is geweest. Nadat [verweerder01] zowel in 2020 als in 2021 is beoordeeld met “verbetering vereist”, (met name) omdat hij over onvoldoende technisch inhoudelijke kennis beschikt, moest Esri dus echt iets met dit onderdeel van het functioneren van [verweerder01] , die inmiddels niet meer nieuw in zijn functie was. Het lag ook op de weg van Esri om [verweerder01] gelegenheid te bieden tot verbetering van zijn functioneren, zoals zij ook heeft gedaan. [verweerder01] heeft destijds ook geen bezwaar gemaakt tegen het verbetertraject en de afgesproken verbeterpunten. Niet kan worden geoordeeld dat Esri daarbij verwijtbaar, laat staan ernstig verwijtbaar, heeft gehandeld jegens [verweerder01] . Hierbij is nog in aanmerking genomen dat
de kantonrechter voldoende is gebleken dat (ook) de technische kennis van het GIS-gebruik bij Esri onderdeel uitmaakt van de functie van Business Developer en dat dit niet pas in de toekomst het geval zal zijn, zoals namens [verweerder01] is betoogd. In de bij die functie behorende functieomschrijving is uitdrukkelijk vermeld dat de Business Developer “adviseert over de organisatorische, bedrijfsmatige of technische effecten van GIS-gebruik binnen de klantorganisatie”. Deze functiebestanddelen maakten alle reeds deel uit van de functieomschrijving toen [verweerder01] bij Esri in dienst trad als Business Developer. Dat [verweerder01] zelf zou mogen kiezen op welke van deze drie functieonderdelen hij kan en wil functioneren, is gesteld noch gebleken. Esri heeft voldoende onderbouwd dat [verweerder01] op elk van deze drie terreinen over gedegen kennis dient te beschikken en dat van [verweerder01] gevergd mag worden dat hij op alle drie deze terreinen, dus ook (advies)werkzaamheden van meer technische aard, zelfstandig en naar behoren functioneert. Esri heeft [verweerder01] vervolgens tijdig in kennis gesteld van het in haar ogen disfunctioneren en hem een serieuze en reële gelegenheid tot verbetering geboden (Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:933). Ondanks zijn inzet, heeft [verweerder01] zich volgens Esri onvoldoende verbeterd op technisch vlak en is [verweerder01] niet in staat gebleken aan alle functie-eisen te voldoen. Bij die vaststelling heeft Esri als werkgever een zekere mate van beoordelingsruimte (Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182).
5.7.2
Het voorgaande betekent dat van een valse of voorgewende reden om een onwerkbare situatie te creëren geen sprake is. Er is dan ook geen aanleiding om aan [verweerder01] een billijke vergoeding toe te kennen.
5.8
De door [verweerder01] verzochte vergoeding van de werkelijk door hem gemaakte advocaatkosten wordt reeds bij gebreke van enige grondslag afgewezen. [verweerder01] heeft in het verweerschrift alleen maar gesteld dat Esri veroordeeld dient te worden in de werkelijke advocaatkosten van [verweerder01] van € 9.988,25 (inclusief btw en 6% kantoorkosten). Een onderbouwing van dit verzoek is niet gegeven. Aan het verweer van Esri op dit punt wordt dan ook niet toegekomen.
5.9
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
5.1
Gezien de aard van deze procedure ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2023;
veroordeelt Esri tot betaling aan [verweerder01] van een bedrag van € 13.074,77 bruto aan transitievergoeding;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764