In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering om de WIA-uitkering van de eiser te herzien. Eiser had zich ziek gemeld in 2015 en ontving een WGA-uitkering, die in 2020 werd omgezet naar een vervolguitkering. Na een melding van toegenomen klachten heeft het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiser opnieuw beoordeeld, maar zonder fysiek spreekuurcontact. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde het eerdere besluit. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet voldoende had gemotiveerd waarom een fysiek spreekuurcontact niet nodig was, en dat de besluitvorming niet met de vereiste zorgvuldigheid was uitgevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiser vergoed en werden de proceskosten vastgesteld op € 759,-.