In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. drs. J. van den Bos, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek werd ingediend in het kader van een civielrechtelijke procedure waarin verzoeker betrokken was, met als kenmerk C/10/618618 / HA ZA 21-435. Verzoeker had op 21 september 2022 het wrakingsverzoek ingediend, maar dit verzoek was niet (mede) ondertekend door een advocaat, wat in deze procedure verplicht is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker meerdere keren de gelegenheid heeft gekregen om dit verzuim te herstellen, maar hier geen gebruik van heeft gemaakt. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen wettelijke grond is om verzoeker te ontslaan van de verplichting tot indiening van het wrakingsverzoek door een advocaat. Aangezien het wrakingsverzoek niet aan de wettelijke vereisten voldeed, heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.