Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift dat de rechtbank op 9 september 2022 heeft ontvangen, met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de brief van mr. Hermans van 14 november 2022 met producties 51 en 52;
- de brief van mr. Müskens van 14 november 2022 met producties 55 en 56;
- de pleitnota van mr. Hermans;
- de pleitaantekeningen van mr. Müskens.
2..De zaak
3..De beoordeling
1 februari 2023 worden ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij [gedaagde01] aanspraak heeft op de transitievergoeding, maar niet op een billijke vergoeding.
als P&O adviseur nauw betrokken bij die afdelingen en had een directe relatie met afdelingshoofd (MH) en bedrijfsleider (ND).
hem ten onrechte beschuldigt van disfunctioneren, niet op basis van feiten, is het vertrouwen weg. [naam01] schiet tekort door dat over te nemen en willens en wetens zijn functioneren ter discussie te stellen.”
, daarin heb ik totaal niet de behoefte om mezelf te verdedigen nav jouw aantijgingen, behalve dan dat ik, vanuit mijn functie als P&O Adviseur, mijn professionaliteit én mijn ervaringen en beleving me totaal niet herken in hoe jij de situatie schetst in o.a. de klachtencommissie en de rechtbank. Jouw beweringen daar zijn ronduit niet waar en staan haaks op de periode toen. En ik kan dat weten want vanuit mijn functie was ik erbij en niet jij. […]”
Verder wil ik jullie melden dat ik het gesprek niet plezierig vond. Het voelt alsof ik word betrokken in een conflict en dat is wat ik juist niet wilde.” [gedaagde01] antwoordt hierop op 5 januari 2022 [8] onder andere het volgende: “
Ik vond ons telefoongesprek ook totaal niet prettig en fijn. Integendeel. Van het begin af aan
hele nare, heftige situatie” heeft meegemaakt op het werk en dat zij twee keer “
op zeer onaangename wijze seksistisch[is]
benaderd” door [naam05] . Op 8 februari 2021 hebben [gedaagde01] en [naam08] een gesprek gehad waarbij [gedaagde01] door middel van het voorlezen van een brief nader heeft beschreven wat er volgens haar met [naam05] was voorgevallen. [naam08] heeft in het verslag van dit gesprek [12] onder meer opgenomen dat [gedaagde01] een “
indringend betoog” heeft gehouden en dat het “
niet de ambitie van het ziekenhuis is om medewerkers zich zo te laten voelen zoals zij zich zegt te voelen”. [naam08] heeft [gedaagde01] voorgehouden dat zij gebruik kon maken van de klokkenluidersregeling/regeling melding misstanden of de klachtenregeling. [gedaagde01] heeft uiteindelijk in februari 2021 een melding gedaan overeenkomstig de regeling melding misstanden en in maart 2022 heeft zij een klacht ingediend, onder andere hoe er met haar meldingen van aanranding was omgegaan.
Indien praktisch haalbaar dan kan betrokkene bij voorbeeld vervolgens vanaf april starten met 2 x 2 uur per week aangepast werk. Parallel geldt het advies vanwege de ernstig verstoorde arbeidsverhoudingen tussen medewerker en haar leidinggevende ook het mediation traject weer op te pakken.” Het UWV oordeelt in zijn beschikking van 4 april 2022 [15] dat [gedaagde01] 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. [gedaagde01] meldt zich per e-mailbericht van 6 mei 2022 [16] beter en vraagt om haar werk weer te mogen hervatten. Het ASZ antwoordt hierop op 11 mei 2022 dat er sprake is van geschaad vertrouwen over en weer en dat mediation moet plaatsvinden voordat [gedaagde01] weer aan de slag kan gaan. Gelet op het conflict tussen [gedaagde01] en [naam01] en het advies van de bedrijfsarts is begrijpelijk dat het ASZ eerst mediation wil voordat [gedaagde01] weer begint met haar werkzaamheden. Vanaf mei 2022 corresponderen (de gemachtigden van) partijen over al dan niet geschikte mediators, hun beschikbaarheid en de vraag of het wenselijk is dat de advocaten van partijen bij de mediation aanwezig zijn. Eind juni 2022 vinden er (individueel) intakegesprekken plaats. [gedaagde01] stelt daar als voorwaarde voor mediation dat [naam02] bij de mediationgesprekken aanwezig mag zijn. Het ASZ gaat hier niet mee akkoord, gelet op de voorgeschiedenis van [naam02] en [naam01] . Op 1 juli 2022 vindt vervolgens een mediationgesprek plaats tussen [gedaagde01] en [naam01] . [gedaagde01] maakt daar opnieuw kenbaar dat zij alleen verder wil spreken als [naam02] hierbij aanwezig mag zijn. [naam01] stemt hier niet mee in, waarna het mediationtraject op 7 juli 2022 wordt beëindigd [17] .
- het feit dat [gedaagde01] op dat moment bijna twee jaar arbeidsongeschikt was; waarna het ASZ de arbeidsovereenkomst zou kunnen opzeggen,
- het arbeidsconflict tussen [gedaagde01] en [naam01] en
- de hoge beëindigingsvergoeding die [gedaagde01] s partner [naam02] vroeg.
€ 128,- aan griffierecht en € 1.494,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x tarief
€ 747,00). Dit is totaal € 1.622,-. Voor kosten die het ASZ maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,- (1/2 punt x het toepasselijke tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In deze beschikking hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).