Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- [naam 1] , middellijk bestuurder van verzoekster;
- [naam 2] , manager van verzoekster;
- mr. M. Kooiman, advocaat van verzoekster;
- mr. W.Th. van Dijk, advocaat van verzoekster;
- mr. P.C.M. Ouwens, advocaat van verzoekster;
- [naam 3] , bestuurder van [Z] ;
- mr. M.P.J. Kik, advocaat van [Z] ;
- mr. M.J. Keuss, advocaat van [Z] .
2.De feiten
3.Het standpunt van verzoeksters
De benodigde financiële middelen voor de uitkeringen aan de schuldeisers zullen worden gegenereerd uit de voort te zetten activiteiten. Verlenging van de afkoelingsperiodes is in het belang van de gezamenlijke schuldeisers van verzoeksters. Verzoeksters kunnen tijdens de afkoelingsperiode aan hun lopende verplichtingen voldoen. Er zullen geen nieuwe schulden ontstaan.
4.De zienswijzen van de belanghebbenden
[Z]
5.De beoordeling
Artikel 17 lid 4 van de Richtlijn (EU) 2019/1023 (de Herstructureringsrichtlijn) biedt weliswaar de optie om verstrekkers van nieuwe of tussentijdse financiering het recht te geven om met voorrang terugbetaald te worden als er alsnog een faillissement volgt, maar in de huidige WHOA-regeling is deze optie niet overgenomen. In de Memorie van Toelichting bij de Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie staat over deze optie op p. 24: “
[h]iervan is in de huidige WHOA-regeling geen gebruik gemaakt en er is niet voor gekozen om dit alsnog te doen”.
Deze – zeer algemene – vraag kan thans niet worden beantwoord, nu er vragen zijn gerezen over deze nieuwe financiering, onder andere over de voorwaarden waaronder deze nieuwe financiering zal worden verstrekt. Verzoeksters hebben die vragen nog niet beantwoord. Daardoor is niet te bepalen of de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet wezenlijk worden geschaad door de nieuwe financiering die verzoeksters in het kader van de uitvoering van de akkoorden willen aangaan.
Ook deze door verzoeksters gestelde vraag kan thans niet worden beantwoord, nu er vragen zijn gerezen in hoeverre de vordering van [Z] al dan niet gedekt is door aan haar verpande goederen. Daardoor is niet te bepalen of en zo ja, voor welk deel van haar vordering [Z] in de klasse van concurrente schuldeisers kan worden ingedeeld.