ECLI:NL:RBROT:2022:10964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
C/10/611491 / FA RK 21-328
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking zorgregeling na echtscheiding met omgangsregeling voor minderjarige

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 9 september 2022, wordt een zorgregeling vastgesteld na een echtscheiding tussen de partijen, die ouders zijn van een tweejarige dochter. De rechtbank behandelt de verzoeken van de man om de zorg- en opvoedingstaken te verdelen, terwijl de vrouw verzet aantekent uit angst voor ontvoering van de minderjarige door de man. De rechtbank oordeelt dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor deze angst en dat het tijd is voor onbegeleide omgang. De omgangsregeling wordt in kleine stapjes uitgebreid, te beginnen met een uur per week, onder begeleiding van een familielid van de vrouw. De rechtbank houdt de zaak aan voor verdere mondelinge behandeling om de voortgang van de zorgregeling te evalueren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, en de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 16 december 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/611491 / FA RK 21-328
Beschikking van 9 september 2022
in de zaak van:
[naam vrouw01], de vrouw,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat mr. L.M. Baltazar de Seixas te Spijkenisse,
t e g e n
[naam man01], de man,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat mr. E.J.W. Schuijlenburg te Leidschendam,
ouders van het minderjarige kind:
[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 5 november 2021;
  • het bericht van de zijde van de man van 26 januari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam01] .

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 5 november 2021 heeft de rechtbank onder meer tussen partijen, gehuwd op 7 november 2019 te Hoeksche Waard, de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de zaak aangehouden ten aanzien van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
De rechtbank verwijst naar en neemt over wat ten aanzien van die onderwerpen is opgenomen in die beschikking.
2.2.
Per abuis is in de beschikking van 5 november 2021 opgenomen dat de behandeling van de zaak ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap wordt aangehouden. Er zijn geen verzoeken ten aanzien van de verdeling gedaan, zodat dienaangaande geen beslissing kan worden genomen.
2.3.
Zorgregeling
2.3.1.
De man verzoekt een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, inhoudende dat de minderjarige van woensdag 10.00 uur tot donderdag 16.00 uur bij hem zal verblijven.
2.3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.3.3.
Bij de vrouw bestaat een angst voor ontvoering van de minderjarige door de man. Die angst is met name gebaseerd op uitspraken die de man in dat opzicht zou hebben gedaan. De man betwist die uitspraken te hebben gedaan. De man erkent wel dat hij tijdens het huwelijk wel heeft gezegd de minderjarigen een Islamitische opvoeding te willen geven, maar wijst erop dat de vrouw toen ook moslima was. De man verklaart, onweersproken, dat hij met zijn verloofde in Nederland woont en hier ook een studie volgt.
Dat de angst van de vrouw echt is, staat in deze procedure niet ter discussie. De vraag is of die angst ook terecht is. De rechtbank ziet daarvoor geen concrete aanwijzingen. Op dit moment is er elke zaterdag één uur contact tussen de man en de minderjarige onder begeleiding van de broer van de vrouw. De raad is van mening dat de regeling uitbreiding verdient en ziet geen concreet risico voor ontvoering. Hoewel de vrouw er nog niet aan toe is, is het naar het oordeel van de rechtbank wel nodig, ook in het belang van de minderjarige, dat een volgende stap wordt gezet en dat onbegeleide omgang mogelijk wordt gemaakt. Gelet op de angst van de vrouw, zal dat in kleine stapjes moeten waarbij de rechtbank hoopt dat de angst van de vrouw zal afnemen als zij ziet dat de man de minderjarige steeds weer terugbrengt. De rechtbank zal bepalen dat de zorgregeling elke twee weken met één uur wordt uitgebreid en zij acht het aangewezen het contact te laten plaatsvinden in de woning van de ouders van de man, omdat die woning dichtbij de woning van de vrouw ligt. De behandeling van de zaak zal worden aangehouden tot na te melden datum en tijdstip om dan te bezien hoe de voorlopige zorgregeling is verlopen en wat er verder mogelijk is.
2.4.
Proceskosten
2.4.1.
Omdat ten aanzien van de zorgregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de minderjarige
voorlopigals volgt zal zijn:
  • met ingang van 17 september 2022: op zaterdag gedurende één uur in de woning van de ouders van de man, waarbij de broer van de vrouw meeloopt (maar niet mee naar binnen gaat) en weer mee terugloopt naar de woning van de vrouw;
  • met ingang van 1 oktober 2022: op zaterdag gedurende één uur in de woning van de ouders van de man;
  • met ingang van 15 oktober 2022: op zaterdag gedurende twee uren uur in de woning van de ouders van de man;
  • met ingang van 29 oktober 2022: op zaterdag gedurende drie uren uur in de woning van de ouders van de man;
  • met ingang van 12 november 2022: op zaterdag gedurende vier uren uur in de woning van de ouders van de man;
3.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
3.3.
bepaalt dat de behandeling van de zaak ten aanzien van de zorgregeling wordt aangehouden tot de mondelinge behandeling van
vrijdag 16 december 2022 te 13.00 uur;
3.4.
de zaak zal op laatstgenoemde mondelinge behandeling, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. Wieman-Bart, rechter tevens kinderrechter;
3.5.
bepaalt dat een kopie van deze beschikking zal gelden als oproep voor partijen, hun advocaten en de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier B. Prooij op 9 september 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.