In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 16 december 2022 een eindvonnis gewezen in een huurachterstandsprocedure tussen Stichting Vestia en een gedaagde die zelf procedeert. De zaak betreft een vordering van Vestia op de gedaagde voor een huurachterstand van € 576,07, alsook buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De gedaagde had de mogelijkheid gekregen om bewijs te leveren dat de huurbetalingen altijd via automatische incasso zijn gedaan. Echter, de overgelegde bankafschriften toonden aan dat de gedaagde de huur handmatig overboekte via internetbankieren, wat leidde tot de conclusie dat de gedaagde niet in zijn bewijslevering is geslaagd.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 26 augustus 2022 al vastgesteld dat de gedaagde de huurachterstand verschuldigd is. De vordering van Vestia is toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke kosten van € 102,91, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding is voldaan. De wettelijke rente over de huurachterstand is ook toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. De proceskosten zijn vastgesteld op € 885,74, die de gedaagde moet betalen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 678,98 aan Vestia, inclusief rente, en de proceskosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.J.R. van Tongeren.