ECLI:NL:RBROT:2022:10932

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9621140 / CV EXPL 22-389
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk op foto's en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over auteursrecht. Eiser, een professioneel fotograaf, heeft vorderingen ingesteld tegen gedaagden, waaronder een makelaardij, wegens inbreuk op zijn auteursrecht op drie foto's. Eiser stelt dat gedaagde de foto's zonder toestemming heeft gebruikt voor de verkoop van een appartement, wat heeft geleid tot schade. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser de maker van de foto's is en dat gedaagden inbreuk hebben gemaakt op zijn auteursrecht door de foto's openbaar te maken zonder toestemming en zonder naamsvermelding. Eiser heeft een schadevergoeding van € 1.087,50 gevorderd, die is gebaseerd op de gederfde licentievergoeding en het ontbreken van naamsvermelding. Gedaagden hebben betwist dat zij aansprakelijk zijn, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. De schadevergoeding is toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021. Gedaagden zijn ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 830,02. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9621140 / CV EXPL 22-389
datum uitspraak: 25 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. K.M. van Boven te Uitgeest,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert,
en
[gedaagde02] (voorheen statutair genaamd [bedrijf01]),
statutair gevestigd in [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam01] .
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [bedrijf01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 december 2021 ten aanzien van [bedrijf01] , met bijlagen 1A tot en met 10;
  • de dagvaarding van 30 december 2021 ten aanzien van [gedaagde01] , met bijlagen 1A tot en met 10;
  • de e-mail van 12 januari 2022 aan de zijde van [bedrijf01] , mede inhoudende een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring, met bijlagen;
  • de (eerste) conclusie van repliek;
  • de e-mail van 15 februari 2022 aan de zijde van [gedaagde01] , met één bijlage;
  • de (tweede) conclusie van repliek, met bijlagen 11 tot en met 15;
  • de rolbeslissing van 13 mei 2022;
  • de conclusie van antwoord in incident;
  • het vonnis in incident van 8 juli 2022, waarbij het [bedrijf01] is toegestaan om [gedaagde01] in vrijwaring op te roepen (
  • de brief van 25 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte vermeerdering van eis, met een bijlage.
1.2.
Op 17 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Tijdens de mondelinge behandeling was [eiser01] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde01] was ook aanwezig. Namens [bedrijf01] was [naam01] aanwezig.
1.3.
Bij e-mail van 25 oktober 2022 heeft [naam01] een machtiging nagestuurd, waaruit blijkt dat hij is gemachtigd om namens [bedrijf01] in deze procedure op te treden.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] is een professioneel fotograaf, die zijn foto’s - onder andere - door middel van de vennootschap onder firma [bedrijf02] , waarvan hij vennoot is, exploiteert. [eiser01] is gemachtigde om de voornoemde vennootschap in rechte te vertegenwoordigen.
2.2.
[bedrijf01] is een makelaardij in onroerende zaken en exploiteert daarvoor een website (www.makelaarsland.nl).
2.3.
[eiser01] is auteursrechthebbende op de foto’s ‘ [foto01] ’, ‘ [foto02] ’ en ‘ [foto03] ’ (‘de Foto’s’).
2.4.
[gedaagde01] heeft de Foto’s ter beschikking gesteld aan [bedrijf01] voor de verkoop van zijn appartement. [gedaagde01] heeft hiervoor geen toestemming aan [eiser01] gevraagd of gekregen.
2.5.
[bedrijf01] heeft de Foto’s op haar eigen website en op de website van Funda (www.funda.nl) geplaatst, zonder voorafgaande toestemming van [eiser01] en ook zonder vermelding van [eiser01] als maker van de Foto’s.
2.6.
De gemachtigde van [eiser01] heeft [bedrijf01] aangeschreven en verzocht om de inbreuk op het auteursrecht van [eiser01] te staken. De Foto’s zijn vervolgens van de websites van [bedrijf01] en Funda verwijderd.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist, na vermeerdering van eis, samengevat:
  • [gedaagde01] en [bedrijf01] (hoofdelijk) te veroordelen aan hem te betalen € 1.087,50 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
  • [gedaagde01] en [bedrijf01] (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van
  • [gedaagde01] en [bedrijf01] (hoofdelijk) te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is aansprakelijk voor het verveelvoudigen van de Foto’s zonder toestemming en zonder naamsvermelding. [bedrijf01] is aansprakelijk voor het openbaar maken van de Foto’s zonder toestemming en zonder naamsvermelding. Hierdoor heeft [eiser01] schade geleden. Die schade bestaat uit de gederfde licentievergoeding van € 275,00 per foto (in totaal € 825,00) en schade vanwege het ontbreken van naamsvermelding van € 137,50 per foto (in totaal € 412,50). In deze procedure beperkt [eiser01] zijn schade-eis tot € 1.087,50. Daarnaast maakt [eiser01] aanspraak op wettelijke rente en vergoeding van zijn buitengerechtelijke kosten.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] was zich van geen kwaad bewust toen hij via Google de Foto’s vond. [gedaagde01] kon onmogelijk weten of op de Foto’s auteursrecht rustte, aangezien er geen bedrijfsnaam of andere vermelding op te zien was. Toen [gedaagde01] er door [bedrijf01] op werd gewezen dat op de Foto’s toch auteursrecht rustte, heeft [gedaagde01] de Foto’s direct verwijderd. Het gebruiken van de Foto’s voor een korte periode heeft amper waarde en er is dus geen economische schade voor [eiser01] . Een eerder door hem gedaan schikkingsvoorstel à € 1.087,50 kwam op [gedaagde01] over als een poging tot oplichting, omdat [gedaagde01] eerder een prijsopgaaf voor een complete fotosessie à € 350,00 van [eiser01] heeft ontvangen.
3.4.
[bedrijf01] is het ook niet eens met de eis en voert het volgende aan. De Foto’s zijn inderdaad op de website van [bedrijf01] en Funda geplaatst. [gedaagde01] is echter degene die de Foto’s aan [bedrijf01] heeft toegestuurd en op grond van de verkoopvoorwaarden van [bedrijf01] is [gedaagde01] zelf verantwoordelijk voor het schenden van het auteursrecht; [bedrijf01] is gevrijwaard.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat als onbetwist vast staat dat [eiser01] de Foto’s zelf heeft gemaakt. Niet in geschil is daarom dat [eiser01] op grond van artikel 7 of 8 van de Auteurswet als maker van de foto’s moet worden aangemerkt. Verder staat vast dat [gedaagde01] de Foto’s (zonder toestemming en naamsvermelding) aan [bedrijf01] heeft toegestuurd en dat [bedrijf01] de Foto’s (zonder toestemming en naamsvermelding) op haar website en de website van Funda heeft geplaatst.
4.2.
Daarmee staat ook vast dat [gedaagde01] en [bedrijf01] inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van [eiser01] en dus onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld. De kantonrechter wil wel aannemen dat [gedaagde01] niet opzettelijk het auteursrecht van [eiser01] heeft geschonden, maar dat speelt geen rol van betekenis. Zelfs het per ongeluk schenden van andermans auteursrecht levert wettelijk gezien een inbreuk op het auteursrecht op. Van een ieder mag verwacht worden dat hij zich ervan gewist of de foto(’s) die hij openbaar wil maken, auteursrechtelijk is/zijn beschermd en wie de maker van de betreffende foto(’s) is, aan welke onderzoekplicht [gedaagde01] , zoals hij zelf heeft aangegeven, niet heeft voldaan. Dat [bedrijf01] in de onderlinge verhouding tussen haar en [gedaagde01] zou zijn gevrijwaard, kan [bedrijf01] - als dit al het geval is - niet aan [eiser01] tegenwerpen. [bedrijf01] zal tegenover [gedaagde01] een beroep op de gestelde vrijwaring moeten doen en dat heeft zij, hoewel zij daartoe bij vonnis in incident van 8 juli 2022 in de gelegenheid is gesteld, nagelaten.
4.3.
[gedaagde01] en [bedrijf01] zijn daarom verplicht om de schade van [eiser01] te vergoeden. Het uitgangspunt bij de begroting van de schade is dat [eiser01] tenminste aanspraak kan maken op een schadevergoeding gelijk aan de licentievergoeding die [gedaagde01] en [bedrijf01] verschuldigd zouden zijn geweest als gevraagd was om toestemming voor de openbaarmaking van de Foto’s. [eiser01] heeft onbetwist gesteld dat hij een vergoeding hanteert van € 275,00 per foto met naamsvermelding, per jaar, per website. Dat de Foto’s korter dan een jaar op de website van [bedrijf01] en Funda hebben gestaan, leidt er niet toe dat [gedaagde01] en [bedrijf01] niet de gehele licentievergoeding zouden zijn verschuldigd. [eiser01] heeft immers onweersproken gesteld dat hij alleen licentievergoedingen voor minimaal een jaar verstrekt, zodat niet relevant is hoe lang de Foto’s online hebben gestaan. Aangezien ook onweersproken door [eiser01] is aangevoerd dat hij naast het mislopen van de gebruikelijk te hanteren licentievergoeding (immateriële) schade heeft geleden door het ontbreken van een naamsvermelding bij de Foto’s, acht de kantonrechter de extra vergoeding van 50% van de licentievergoeding van € 275,00 redelijk.
4.4.
De geëiste schadevergoeding ter hoogte van € 1.087,50 wegens inbreuk op het auteursrecht is dan ook toewijsbaar.
4.5.
[eiser01] maakt verder aanspraak op de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf 1 januari 2021. Op grond van artikel 6:119 lid 1 BW zijn [gedaagde01] en [bedrijf01] wettelijke rente verschuldigd over de periode dat zij in verzuim verkeren. Op grond van artikel 6:83 sub a BW verkeren [gedaagde01] en [bedrijf01] (in ieder geval) sinds 1 januari 2021 in verzuim, aangezien zij op dat moment (in ieder geval) op de hoogte waren van de schade en zij niet direct tot vergoeding van de schade zijn overgegaan. De gevorderde wettelijke rente wordt daarom toegewezen met ingang van 1 januari 2021.
4.6.
Een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar, als deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is. [eiser01] heeft weliswaar voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, maar voor afzonderlijke vergoeding van die buitengerechtelijke werkzaamheden is geen aanleiding. De in het geding gebrachte (eenvoudige) brieven rechtvaardigen een dergelijke vergoeding namelijk niet. De kosten die daarmee gepaard gaan, worden geacht in een proceskostenveroordeling te zijn begrepen.
4.7.
Deze procedure ziet op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, zodat artikel 1019h Rv van toepassing is. Op grond van dat artikel wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser01] in redelijkheid tot dagvaarden kunnen overgaan, omdat een regeling buiten de rechter om niet mogelijk bleek. [gedaagde01] bleef immers volhouden dat het door [eiser01] geëiste bedrag (veel) te hoog was, terwijl hij er buiten rechte op is gewezen dat het bedrag aan schade daadwerkelijk 1.087,50 bedroeg. [bedrijf01] is ook niet tot vergoeding buiten rechte overgegaan. De vraag wat onder redelijke en evenredige kosten moet worden verstaan moet worden beantwoord aan de hand van de daarvoor opgestelde ‘Indicatietarieven in IE-zaken’ van 1 april 2017. De kantonrechter constateert dat het gaat om drie foto’s. De Foto’s zijn door een natuurlijk persoon verspreid en door een rechtspersoon op een website gepubliceerd. De Foto’s zijn op eerste verzoek van de website verwijderd. Het betreft daarom een eenvoudige inbreukkwestie, met een beperkt feitencomplex. De kantonrechter is daarom van oordeel dat deze zaak als een zeer eenvoudige, niet bewerkelijke bodemzaak moet worden aangemerkt, waarvoor het liquidatietarief geldt. Dat [eiser01] bij repliek op enkele inhoudelijke verweren heeft moeten reageren en dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, leidt niet tot de conclusie dat de zaak daarmee een ingewikkelder karakter heeft gekregen.
4.8.
[gedaagde01] en [bedrijf01] krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 214,02 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 372,00 aan salaris voor de gemachtigde (drie punten x € 124,00 tarief). Dit is totaal € 830,02. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moeten [gedaagde01] en [bedrijf01] ook een bedrag betalen van € 62,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [bedrijf01] hoofdelijk om aan [eiser01] te betalen € 1.087,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] en [bedrijf01] hoofdelijk in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 830,02 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
38671