ECLI:NL:RBROT:2022:10887

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
10053835 CV EXPL 22-25389
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde met terme de grâce

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. [gedaagde01] huurt sinds 1 augustus 2018 een woning van [eiser01] en heeft een huurachterstand opgebouwd van € 1.610,-, berekend tot en met oktober 2022. [eiser01] heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen tot ontruiming van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2022 was [gedaagde01] niet aanwezig, maar heeft hij wel zijn verweer ingediend. Hij betwistte de hoogte van de huurachterstand en gaf aan dat hij door werkverliezen als gevolg van de coronamaatregelen in financiële problemen was gekomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. Echter, gezien de omstandigheden van [gedaagde01], heeft de rechter besloten om hem een termijn van één maand te geven om zijn betalingsverplichtingen na te komen. Indien [gedaagde01] niet binnen deze termijn betaalt, wordt de huurovereenkomst ontbonden en kan [eiser01] de ontruiming van de woning eisen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiser01] toegewezen, die in totaal zijn vastgesteld op € 678,53. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser01] direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak indien [gedaagde01] niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10053835 CV EXPL 22-25389
datum uitspraak: 2 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.F. Cheung,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 augustus 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief met aanvullende bijlagen van [eiser01] .
1.2.
Op 26 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [eiser01] en haar gemachtigde besproken. Namens [gedaagde01] was niemand aanwezig.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt vanaf 1 augustus 2018 een woning van [eiser01] aan de [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] . De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 535,- per maand inclusief gas, water en licht en moet bij vooruitbetaling worden betaald.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen de huurpenningen ad € 535,- vanaf juni 2022 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen de gebruiksvergoeding ad € 535,- vanaf de datum dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd tot aan het moment van ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 291,31 (inclusief btw), te vermeerderen met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 1.605,- (berekend tot en met augustus 2022). Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis. [gedaagde01] betwist de hoogte van de huurachterstand. Hij is de dupe geworden van werkverliezen als gevolg van corona. Inmiddels heeft hij een nieuwe baan waardoor hij de schuld kan aflossen.

4..De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Volgens [gedaagde01] bedraagt de huurachterstand berekend tot en met augustus 2022 € 1.070,-. In reactie daarop heeft [eiser01] op 10 oktober 2022 een overzicht van de (actuele) huurachterstand in het geding gebracht. Dit overzicht heeft [eiser01] tijdens de mondelinge behandeling verder toegelicht en is door [gedaagde01] niet weersproken. Uit het overzicht blijkt dat er berekend tot en met oktober 2022 sprake is van een huurachterstand van € 1.610,-. [gedaagde01] moet dit bedrag aan [eiser01] betalen. Zijn financiële omstandigheden - hoe vervelend ook - ontslaan hem niet van zijn betalingsverplichtingen. Het bedrag aan huurachterstand van € 1.610,- (berekend tot en met oktober 2022) wordt toegewezen.
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
4.3.
De rente wordt toegewezen zoals hierna beslist. Uit de stellingen van [eiser01] volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] heeft deze stellingen niet betwist.
ontbinding huurovereenkomst
4.4.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.5.
Ten tijde van de dagvaarding was de huurachterstand € 1.605,-. Dit komt neer op een achterstand van drie maanden. De huurachterstand is na dagvaarding niet ingelopen. Voorgaande omstandigheden rechtvaardigen de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
4.6.
Gezien de omstandigheden, zoals [gedaagde01] deze heeft aangevoerd, waaronder zijn voornemen om de huurachterstand alsnog binnen korte tijd te voldoen, ziet de kantonrechter aanleiding om gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheid om [gedaagde01] een termijn van één maand toe te staan om zijn schuld aan [eiser01] met rente en kosten, naast de lopende huur, alsnog te betalen. De kantonrechter wenst in dit kader te benadrukken dat deze zogeheten terme de grâce voor [gedaagde01] de laatste kans is om een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te voorkomen.
4.7.
Wanneer [gedaagde01] niet binnen één maand aan voornoemde betalingsverplichting voldoet, wordt de huurovereenkomst alsnog op grond van dit vonnis ontbonden en kan [eiser01] de ontruimingsveroordeling tegen [gedaagde01] ten uitvoer leggen. Ook moet [gedaagde01] in dat geval € 535,- per maand betalen tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, te vermeerderen met verschuldigde wettelijke rente.
proceskosten
4.8.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 125,03 aan dagvaardingskosten, € 86,- aan griffierecht en € 467,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 187,- tarief). Dit is totaal € 678,53. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen:
 € 1.610,- aan achterstallige huur berekend tot en met de maand oktober 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo dat na elke credit- en debet mutatie heeft uitgestaan vanaf de opeisbaarheid van de respectievelijke huurtermijnen tot aan de dag van volledige betaling;
 € 291,31 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
staat [gedaagde01] toe om het totaal van deze aan [eiser01] verschuldigde bedragen, inclusief rente en kosten zoals hierboven genoemd, naast de lopende huur, aan [eiser01] te betalen binnen één maand na de uitspraak van dit vonnis;
5.3.
bepaalt dat wanneer [gedaagde01] deze betalingsverplichtingen niet behoorlijk nakomt het ingevolge dit vonnis nog verschuldigde bedrag geheel ineens opeisbaar zal zijn;
en bovendien, maar alléén voor het geval [gedaagde01] niet binnen de gestelde termijn geheel aan die betalingsverplichtingen voldoet:
5.4.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om de woning aan de [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde01] daar bevinden en de woning onder overgave van sleutels ter beschikking van [eiser01] te stellen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 535,- per maand met ingang van november 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
in alle gevallen
5.6.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 678,53 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
47636

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.