ECLI:NL:RBROT:2022:10831

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
10164739
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot loondoorbetaling en verstrekking van loonstroken en arbeidsovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01], vertegenwoordigd door mr. Ö. Sahin, en Twenly Transport B.V., vertegenwoordigd door mr. F. Yildiz. De eiser, [eiser01], was als pakketbezorger in dienst bij Twenly en eiste loondoorbetaling vanaf 1 juli 2022, alsook verstrekking van loonstroken, jaaropgave en arbeidsovereenkomst. De eiser stelde dat zijn arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht was, terwijl Twenly betwistte dat er nog een arbeidsovereenkomst bestond, stellende dat [eiser01] zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd.

De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [eiser01] de arbeidsovereenkomst had opgezegd. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestond en dat Twenly verplicht was om het loon door te betalen. De vordering tot loondoorbetaling werd toegewezen, evenals de vordering tot verstrekking van loonstroken en andere documenten, op straffe van een dwangsom. De kantonrechter wees ook de wettelijke verhoging en rente toe, omdat Twenly niet had betwist dat deze verschuldigd waren. De proceskosten werden aan de zijde van [eiser01] toegewezen, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10164739 VV EXPL 22-443
datum uitspraak: 7 december 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. Ö. Sahin,
tegen
Twenly Transport B.V.,
vestigingsplaats: Leiderdorp,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F. Yildiz.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Twenly’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 november 2022, met bijlagen;
  • de productie die Twenly tijdens de mondelinge behandeling heeft overhandigd.
1.2.
Op 23 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. [eiser01] was daarbij aanwezig, met zijn gemachtigde en [naam01] (tolk). Namens Twenly was de gemachtigde aanwezig.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] is op 1 januari 2021 als pakketbezorger in dienst getreden bij Twenly, op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar.
2.2.
Per 1 januari 2022 is de arbeidsovereenkomst tussen [eiser01] en Twenly stilzwijgend verlengd.
2.3.
[eiser01] ontving rond het einde van iedere maand een salaris van € 1.620,- netto.
2.4.
Op 21 juni 2022 heeft [eiser01] zich ziekgemeld.
2.5.
[eiser01] heeft op enig moment een WW-uitkering aangevraagd bij het UWV, met ingang van 25 juni 2022. Bij beslissing van 29 juni 2022 is deze aanvraag afgewezen, waarbij het UWV als reden heeft opgegeven dat zij [eiser01] niet als werknemer beschouwt, omdat hij geen WW-premie afdraagt.
2.6.
Op 1 juli 2022 stuurt [eiser01] het volgende Whatsappbericht aan zijn werkgever:
“Hey [naam02] , i
k wil eigenlijk niet meer zware werk doen want ik heb al last van mijn rug.als ik iets zwaar ga tillen krijg ik rug pijn of knie pijn man. zelfs als hij €4000 gaat betalen, ga ik t niet doen.”
2.7.
Vanaf 1 juli 2022 heeft Twenly geen loon meer betaald aan [eiser01] .

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
 Twenly te veroordelen om aan hem binnen twee dagen te betalen:
o het loon van 1 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022, met emolumenten;
o het vakantiegeld over 2021 en 2022, met emolumenten;
o de wettelijke verhoging en rente over de hiervoor genoemde bedragen;
o het loon vanaf november 2022;
o de wettelijke verhoging en rente over het loon vanaf november 2022, wanneer dit niet op tijd wordt betaald;
 Twenly te veroordelen om, op straf van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 25.000,-, binnen twee dagen aan hem te verstrekken:
o de loonstroken van januari 2021 tot en met oktober 2022;
o de toekomstige loonstroken;
o de arbeidsovereenkomst, dan wel een opgave van de gemaakte afspraken;
o de jaaropgave van 2021;
  • Twenly te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. De arbeidsovereenkomst tussen partijen loopt nog altijd door. Twenly moet daarom het loon van [eiser01] vanaf 1 juli 2022 doorbetalen. Doordat Twenly niet op tijd heeft betaald moet zij ook de wettelijke rente (art. 6:119 BW) en wettelijke verhoging (art. 7:625 BW) betalen. Daarnaast heeft [eiser01] ondanks verzoeken nooit een arbeidsovereenkomst, loonstroken en een jaaropgave ontvangen. Twenly moet deze op grond van de wet alsnog verstrekken.
3.3.
Twenly is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [eiser01] heeft ontslag genomen, omdat hij het werk fysiek te zwaar vond. Dat blijkt uit het WhatsAppbericht van 1 juli 2022 en het feit dat [eiser01] een WW-uitkering heeft aangevraagd. Twenly hoeft het loon na 1 juli 2022 daarom niet meer te betalen.

4..De beoordeling

Kort geding
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Twenly als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisendheid
4.2.
[eiser01] is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van het loon dat hij van Twenly krijgt. Hij heeft daarom een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, zodat aan deze eis is voldaan.
Uitgangspunt
4.3.
Er is geen discussie over dat het jaarcontract tussen [eiser01] en Twenly per 1 januari 2022 van rechtswege is verlengd. Op grond van artikel 7:668 lid 4 BW is daarom een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar ontstaan, van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022. In principe moet Twenly het loon van [eiser01] dus na 1 juli 2022 ‘gewoon’ doorbetalen. Dat [eiser01] zich op 21 juni 2022 heeft ziekgemeld, maakt dit niet anders, omdat hij ook tijdens ziekte recht heeft op doorbetaling van het loon (art. 7:629 BW).
Opzegging door [eiser01]
4.4.
Twenly stelt zich op het standpunt dat [eiser01] de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft opgezegd. [eiser01] betwist dit. Twenly heeft ter onderbouwing van haar standpunt gewezen op het WhatsAppbericht van 1 juli 2022 (2.6). Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet (ondubbelzinnig) dat [eiser01] zijn arbeidsovereenkomst opzegt. Daaruit blijkt alleen dat [eiser01] bepaalde werkzaamheden niet (meer) wil verrichten. Dat WhatsAppbericht kan daarom niet dienen als onderbouwing. Verder heeft Twenly gesteld dat [eiser01] na 21 juni 2022 nog heeft gewerkt, maar dat hij na 1 juli 2022 daarmee is gestopt. Hiervoor heeft zij gewezen op verschillende WhatsAppberichten, die [eiser01] na 21 juni 2022 aan zijn werkgever heeft gestuurd. Uit geen van die berichten kan echter worden opgemaakt dat [eiser01] nog heeft gewerkt. Daaruit volgt veel eerder dat [eiser01] een afspraak voor een gesprek met zijn leidinggevende maakt. Ten slotte heeft Twenly gewezen op de WW-aanvraag van [eiser01] en gesteld dat ook daaruit volgt dat [eiser01] de arbeidsovereenkomst zou hebben opgezegd. [eiser01] heeft daar tegenin gebracht dat hij door de aanvraag wilde nagaan of Twenly premie voor hem afdroeg, omdat hij vermoedde dat dit niet zo was, omdat hij nooit loonstroken of een arbeidsovereenkomst heeft gehad. De kantonrechter oordeelt dat er wellicht meer voor de hand liggende manieren zijn om na te gaan of Twenly premies voor hem afdroeg, maar dat de WW-aanvraag op zichzelf geen onderbouwing is voor de stelling dat [eiser01] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Voor het opzeggen van een arbeidsovereenkomst is namelijk een mededeling gericht aan en ontvangen door de werkgever (in dit geval Twenly) noodzakelijk.
Loondoorbetaling
4.5.
Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat op dit moment onvoldoende aannemelijk is dat [eiser01] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat. Dat betekent dat de kantonrechter terugvalt op het in 4.3 genoemde uitgangspunt, dat Twenly het loon van [eiser01] moet doorbetalen. De vordering tot doorbetaling van het loon vanaf 1 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022 en de vordering tot betaling van het loon vanaf november 2022 worden daarom toegewezen. Twenly heeft ook niet betwist dat zij [eiser01] het vakantiegeld over het jaar 2021 en 2022 verschuldigd is en dit (nog) niet heeft betaald. Ook dit deel van de vordering wordt dan ook toegewezen.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.6.
[eiser01] maakt verder aanspraak op de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het loon tot en met oktober 2022. Deze vordering is op de wet gegrond (respectievelijk art. 7:625 BW en art. 6:119 BW) en is niet door Twenly betwist, zodat die wordt toegewezen. De kantonrechter ziet daarbij geen aanleiding om de wettelijke verhoging ambtshalve te matigen.
4.7.
Voor zover Twenly het loon vanaf november 2022 ook niet tijdig betaald heeft, dan wel betaalt, wordt ook daarover de wettelijke verhoging en rente als onbetwist toegewezen.
Loonstroken
4.8.
Op grond van de wet is Twenly verplicht om loonstroken te verstrekken aan [eiser01] (art. 7:626 BW). [eiser01] heeft onbetwist gesteld dat Twenly deze verplichting niet is nagekomen. De veroordeling tot afgifte van de loonstroken tot en met oktober 2022 is daarom toewijsbaar. De kantonrechter geeft Twenly twee weken de tijd om aan deze verplichting te voldoen. Aangezien [eiser01] afgifte in het verleden heeft geweigerd, wordt de gevorderde dwangsom toegewezen. Deze wordt vastgesteld op € 25,- per dag, met een maximum van € 5.000,-.
4.9.
Ook ten aanzien van het loon vanaf 1 november 2022 moet Twenly loonstroken afgeven. De vordering die daarop ziet wordt toegewezen en ook daaraan wordt een dwangsom gekoppeld van € 25,- per dag, met een maximum van € 5.000,-.
Jaaropgave
4.10.
Op grond van de wet is Twenly ook verplicht om een jaaropgave te verstrekken aan [eiser01] (art. 28 lid 1 sub e Wet op de loonbelasting). De vordering die daarop ziet wordt daarom toegewezen, met ook hieraan verbonden de hiervoor genoemde dwangsom.
Arbeidsovereenkomst
4.11.
[eiser01] stelt ten slotte dat hij nooit een arbeidsovereenkomst heeft ontvangen. Hij vordert afgifte daarvan. Uit de wet volgt dat de Twenly aan [eiser01] een schriftelijke opgave moet verstrekken met gegevens over de dienstbetrekking (art. 7:655 BW). De vordering van [eiser01] , die overigens ook niet betwist is, wordt in die zin toegewezen, eveneens op straf van de dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 5.000,-.
Proceskosten
4.12.
Twenly krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. Aangezien [eiser01] procedeert op basis van een toevoeging, stelt de kantonrechter deze kosten tot vandaag vast op € 86,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 584,-. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Twenly een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Twenly om aan [eiser01] binnen twee dagen na vandaag te betalen:
I. het achterstallige loon vanaf 1 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022 en het vakantiegeld over de jaren 2021 en 2022, te vermeerderen met de emolumenten,
II. de wettelijke verhoging en de wettelijke rente van artikel 6:119 BW, over de bedragen onder I, vanaf de datum dat dit loon betaald had moeten worden tot het moment van volledige betaling daarvan;
5.2.
veroordeelt Twenly om binnen twee weken na dit vonnis aan [eiser01] te verstrekken:
I. de loonstroken van januari 2021 tot en met oktober 2022, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag, met een maximum van € 5.000,-;
II. een schriftelijke opgave, zoals bedoeld in artikel 7:655 BW, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag, met een maximum van € 5.000,-;
III. de jaaropgave van 2021, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag, met een maximum van € 5.000,-;
5.3.
veroordeelt Twenly om het loon van [eiser01] door te betalen vanaf 1 november 2022 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, dan wel tot het moment dat Twenly wettelijk niet verplicht is het loon van [eiser01] door te betalen, steeds onder verstrekking van een deugdelijke loonstrook, deze laatstgenoemde verstrekking op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag, met een maximum van € 5.000,-;
5.4.
veroordeelt Twenly, voor zover zij niet tijdig en/of volledig voldoet aan de veroordeling onder 5.3, tot betaling van de wettelijke verhoging en wettelijke rente, in de zin van artikel 6:119 BW, over dit loon, berekend vanaf de datum dat het loon betaald had moeten worden, tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Twenly in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 584,-, welk bedrag zij rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiser01] moet betalen;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk en in het openbaar uitgesproken.
33394