ECLI:NL:RBROT:2022:10804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
C/10/622342 / HA ZA 21-641 en C/10/635853 / HA ZA 22-279
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofd- en vrijwaringszaak inzake verzekering en dakinstorting met betrekking tot wateraccumulatie en storm

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en verschillende verzekeraars, waaronder Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., HDI Global SE, ASR Schadeverzekering N.V. en AXA Belgium N.V., over de dekking van schade door een dakinstorting. De eiseres, [eiser01], had een verzekering afgesloten voor haar bedrijfspand, maar de verzekeraars weigerden dekking te bieden voor de schade die was ontstaan door wateraccumulatie na hevige regenval op 12 juli 2019. De rechtbank oordeelde dat de dakinstorting niet was veroorzaakt door storm, zoals door de eiseres werd gesteld, maar door wateraccumulatie, wat niet onder de verzekering viel. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser01] af en veroordeelde haar in de proceskosten van de verzekeraars.

In de vrijwaringszaak vorderde Scharenborg Bedrijfsverzekeraars B.V. vergoeding van Ecclesia B.V. voor de kosten die voortvloeiden uit de hoofdzaak. Ook deze vordering werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat Scharenborg niet aansprakelijk was voor de schade van [eiser01]. De rechtbank concludeerde dat de schade niet gedekt was onder de verzekering en dat er geen causaal verband was tussen de vermeende schending van de zorgplicht door Scharenborg en de schade van [eiser01]. De proceskosten werden eveneens aan de zijde van Scharenborg toegewezen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzekerden om zich goed te laten informeren over de dekking van hun verzekering, vooral in situaties waarin specifieke risico's zoals wateraccumulatie niet zijn meeverzekerd. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen afgewezen en de proceskosten aan de verliezende partij opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 7 december 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/622342 / HA ZA 21-641 (hoofdzaak) van
[eiser01] .,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
advocaat: mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
tegen

1.NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Den Haag,
2.
HDI GLOBAL SE, THE NETHERLANDS,
ingeschreven in Hannover, Duitsland, kantoorhoudend te Rotterdam,
3.
ASR SCHADEVERZEKERING N.V., (bij inleidende dagvaarding geduid als Corins B.V., gevestigd te Amsterdam),
gevestigd te Utrecht,
4.
AXA BELGIUM N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
advocaat: mr. L.J.P.E. Donckers-Corten te Breda,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Verzekeraars,
5.
SCHARENBORG BEDRIJFSVERZEKERAARS B.V.,
gevestigd te Enschede,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Scharenborg,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/635853 / HA ZA 22-279 (vrijwaring) van
SCHARENBORG BEDRIJFSVERZEKERAARS B.V.,
gevestigd te Enschede,
eisende partij,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
hierna te noemen: Scharenborg,
tegen
ECCLESIA B.V.tevens handelende onder de naam
CONCORDIA DE KEIZER,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde partij,
advocaten: mrs. D.J. Wolf en M.J.G. Boender-Lamers,
hierna te noemen: Ecclesia.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juli 2021, met producties 1 t/m 14;
- de akte tot rectificatie van 13 oktober 2021 van [eiser01] ;
- de conclusie van antwoord, tevens akte tot rectificatie van Verzekeraars, met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord van Scharenborg, met producties 1 t/m 15;
- de brief van 15 april 2022 van deze rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging producties van Verzekeraars, met producties 16 t/m 19;
- de mondelinge behandeling op 4 oktober 2022, en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van mrs. Ripmeester en W.L. Westerbaan (advocaten van [eiser01] ), mr. J.N. Potharst (advocaat van Verzekeraars) en mr. F.E. Kerkvliet (advocaat van Scharenborg).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 maart 2022, met producties 1 t/m 13;
- de conclusie van antwoord, met een productie;
de brief van 26 augustus 2022 van deze rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling op 4 oktober 2022, en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van mr. Kerkvliet.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

3.1.
[eiser01] is eigenaar van een bedrijfspand aan de [adres01] en 7A in Coevorden. Het bedrijfspand bestaat uit een kantoorgedeelte en vier geschakelde hallen.
3.2.
Met behulp van assurantietussenpersoon Scharenborg en makelaar Ecclesia heeft [eiser01] op de assurantiebeurs een verzekering (hierna: de verzekering) afgesloten voor (onder meer) haar bedrijfspand.
3.3.
De risicodragers op de polis zijn Verzekeraars.
3.4.
Op de verzekeringsovereenkomst zijn de Nederlandse Beursvoorwaarden voor Zaak en Bedrijfsschade 2006 (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. De polisvoorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
“2.1 DEKKING
Verzekerd wordt het
zakelijk belangtegen schade als vermeld in artikel 2.1.1 en 2.1.2 indien en voor zover de schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel nog zou ontstaan.
2.1.1
ZAAKSCHADE
Schade aan of verlies van de op het polisblad genoemde verzekerde
gevaarsobjectendie is veroorzaakt door de in artikel 2.2 genoemde gevaren/gebeurtenissen, ongeacht of deze gevaren/ gebeurtenissen zijn veroorzaakt door de aard of een gebrek van de verzekerde
gevaarsobjecten.
Schade aan of verlies van de verzekerde
gevaarsobjectenongeacht door welke oorzaak - behoudens de in artikel 2.4 genoemde uitsluitingen - is gedekt als die oorzaak het directe gevolg is van een verzekerd gevaar/gebeurtenis, onverschillig waar dit heeft plaatsgevonden.
(…)
2.2
GEVAREN/GEBEURTENISSEN
(…)
2.2.6
STORM
Een windsnelheid van minstens 14 meter per seconde.
(…)”
3.5.
Op 12 juli 2019 is een gedeelte van het dak van een van de vier hallen ingestort.
3.6.
Op 9 september 2019 mailt Ecclesia aan Scharenborg, voor zover van belang, het volgende:

Dekking
(…)
De NBZB 2006 biedt een evenementen dekking, waarbij in de voorwaarden wordt omschreven voor welke evenementen de verzekering dekking biedt. In artikel 2.2 staan de gedekte gevaren/gebeurtenissen omschreven.
Dakinstorting is conform artikel 2.2 van voorwaarden geen gedekt gevaar of gebeurtenis, dat is de reden dat de schade als rechtstreeks gevolg hiervan niet onder de dekking valt.
Om die reden is ook de clausule
“Druk op het gebouw door atmosferische neerslag of smeltwater”in het leven geroepen. Indien deze clausule op de polis wordt opgenomen, bestaat er wel dekking voor wateraccumulatie/dakinstorting.
Echter is daar in dit geval geen sprake van. De clausule is niet op de polis van [eiser01] opgenomen waardoor er geen dekking is voor de schade aan het dak of ontstaan als rechtstreeks gevolg van de dakinstorting.”
3.7.
In opdracht van Verzekeraars heeft Adviesbureau ir. J.G. Hageman B.V. (hierna: Hageman) onderzoek gedaan naar de oorzaak van de gedeeltelijke dakinstorting. In het rapport van Hageman van 27 september 2019 is daarover, voor zover van belang, het volgende vermeld:

5.4 Verklaring van de schade
5.4.1
Algemeen
Direct voor de instorting is sprake geweest van hevige regenval en mogelijk windstoten. (…)
5.4.2
Beschouwing van de wind
Door Infoplaza is aangegeven dat naar schatting de hoogste windstoot tijdens de bui 15 m/s geweest is in Coevorden. Volgens Infoplaza was de windrichting waarschijnlijk west tot zuidwest. Wind leidt enerzijds tot druk of zuiging op de gevels en anderzijds tot een zuiging (een opwaartse belasting) op daken. Gezien het schadebeeld, waarbij dakliggers zijn bezweken door een verticale neerwaartse belasting, zal de genoemde windbelasting op de gevels en het dak geen rol hebben gespeeld.
5.4.3
Beschouwing van de belasting door regenwater
Uit het schadebeeld, het weerbeeld, de uitgevoerde berekeningen en de voorgaande analyse van de wind kan worden geconcludeerd dat de dakliggers zijn bezweken als gevolg van een belasting door regenwater.
Er is direct voor de instorting sprake geweest van hevige regenval. Het reguliere hemelwaterafvoersysteem zal daarbij niet of onvoldoende hebben gefunctioneerd vanwege een overbelasting van het gemeentelijke riool. In een dergelijke situatie moet het noodafvoersysteem in werking treden, maar ter plaatse van het ingestorte dakdeel was geen noodafvoersysteem aanwezig.
Uit wateraccumulatieberekeningen volgt een wateropvoerende capaciteit van maximaal 42 mm. Bij deze waterstand aan de dakrand bereikt de dakligger een instabiele situatie. Bij het zuidwestelijke deel van het dak was geen noodafvoersysteem aanwezig en de dakrand (ca. 190 mm) is te hoog om als noodafvoer te functioneren, waardoor het water tussen assen 5-6 is gaan accumuleren. Door het accumuleren, is het water van het gehele zuidwestelijke dakvlak naar dat deel van het dak gestroomd. Hierdoor is er een grote hoeveelheid water op de dakplaten komen te staan. Het bezwijkmoment van de liggers is bereikt voordat de dakplaten zijn bezweken, waardoor de liggers plastisch zijn vervormd en nog meer water is toegestroomd. Vervolgens zijn de dakplaten bezweken als gevolg van de waterbelasting en is het water door het ontstane gat naar binnen gestroomd.

6.Samenvatting en conclusies

(…)
De dakconstructie is bezweken als gevolg van wateraccumulatie. Het reguliere hemelwaterafvoersysteem, dat is aangesloten op het gemeentelijk riool, zal tijdens de hevige regenval op de schadedatum niet of nauwelijks hebben gefunctioneerd. Op dat moment moet een noodafvoersysteem het regenwater afvoeren. Bij het zuidwestelijke deel van het dak was echter geen noodafvoersysteem aanwezig en de dakrand is te hoog om als noodafvoer te functioneren. Hoewel het afschot en de stijfheid van de dakconstructie een belangrijke invloed hebben op het wateraccumulatiegedrag, moet het ontbreken van een adequaat noodafvoersysteem worden gezien als de hoofdoorzaak van de instorting. Indien een noodafvoersysteem aanwezig was geweest dat voldoet aan de eisen voor bestaande bouw, was het dak niet ingestort.”
3.8.
Per brief van 24 oktober 2019 deelt Ecclesia het volgende, voor zover van belang, aan Scharenborg mee:

Geen dekking conform polis
Op de polis is een evenementendekking van toepassing op basis van de polisvoorwaarden NBZB 2006. Schade aan het gebouw door wateraccumulatie of dak-instorting is niet opgenomen in artikel 2.2 van de polisvoorwaarden, waarin de gedekte gevaren/gebeurtenissen staan omschreven.
(…)
Eisen Bouwbesluit
Uit het rapport van de constructeur van verzekeraar is gebleken dat het gebouw niet voldoet aan de gestelde eisen met betrekking tot het Bouwbesluit 2012. (…) Omdat er geen noodafvoersysteem aanwezig is en tevens de dakrand te hoog is om als noodafvoersysteem te fungeren, voldoet de constructie niet aan de eisen van de bestaande bouw zoals voorgeschreven in NEN 8700.
Clausule
(…)
In dit geval geldt, ook wanneer de clausule “Druk op het gebouw door atmosferische neerslag of smeltwater” wel op de polis zou zijn opgenomen, had de verzekering geen dekking geboden omdat het gebouw niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving.”
3.9.
In opdracht van Scharenborg heeft Normplan een rapport opgesteld waarin zij ingaat op de conclusies uit het rapport van Hageman. Het rapport van Normplan van 16 juli 2020 luidt, voor zover van belang, als volgt:

CONCLUSIE TEN AANZIEN VAN DE AFWIJZINGSGRONDEN
  • Het dak voldeed volledig aan de voorschriften.
  • Het dak bestaat uit twee dakvlakken met een nok en een afschot van ruim 1%.
  • Een normale regenbui zou nimmer zo een schade hebben kunnen veroorzaken.
  • Er is meer water geaccumuleerd dan uit de gegevens kan worden afgeleid, hetgeen inhoudt dat er water opstuwing heeft plaats gevonden door heftige windstoten zoals in een storm voorkomen.
  • De dakinstorting is geheel te wijten aan een watermassa welke extreme vormen aan heeft genomen waarbij de storm (bestaande uit windvlagen met snelheden ver boven de 15 m/s) een veelvoud aan water op één dakvlak heeft gestuwd waardoor het dak is ingestort. Zonder de storm zou de dakinstorting niet hebben plaatsgevonden.
De dakinstorting van de hal is alleen mogelijk als er veel meer water op het dak is verzameld dan de regenbui op zich. Er moet dan ook van uitgegaan worden dat de instorting volledig te wijten is aan storm of stormwinden die voor wateropstuwing hebben gezorgd waardoor het dak is ingestort.
Storm is de primaire oorzaak van de dakinstorting.
(…)
REGENBUI VAN 12 JULI 2019
Op 12 juli 2019 valt in de omgeving van Coevorden een hoeveelheid regen die door de lokale bevolking nader gekwalificeerd wordt als een hoosbui, een wolkbreuk. (…)
Door deze wolkbreuk ontstaat er op het dak van de hal van de firma [eiser01] een hoeveelheid water die door de aanwezige hemelwaterafvoeren niet meer op een gewone manier kan worden verwerkt. Het regenwater verzamelt zich op (een deel van) het licht schuine dak van de hal. Na een aantal minuten is de voorraad water van dien aard dat hierdoor schade ontstaat aan het dak waardoor water het gebouw in stroomt.
(…)
Er dient gevoeglijk van uitgegaan te worden dat er sprake is geweest van extreem weer, extreme regenval en extreem windgedrag op het niveau van storm (-kracht). De windkracht kan en zal meer dan 15 m/s zijn geweest.
De richting van de wind en de kracht van de wind waren er verantwoordelijk voor dat de watermassa zich gemakkelijk naar de zuidwestzijde van de hal verplaatste. De storm had een windkracht, ten minste meer dan 15 m/s, waarschijnlijk meer dan 20 m/s gezien de grote hoeveelheid water op het zuidwestelijke deel. Een dak met een nok verzorgt bij een wind die loodrecht op de nok staat een zuigende werking vóór de nok en een stuwende werking na de nok. Het water wordt dus met groot gemak van het eerste vak (noordoost) naar het tweede vak (zuidwest) gezogen, getild en geblazen. De watermassa was aanmerkelijk meer en stond aanmerkelijk hoger op het dak dan zonder de wind, gemeten naar de maat van regenval. Zonder de wind was er geen sprake geweest van instorting door wateraccumulatie, omdat het dak de gemeten gevallen regen, zonder rekening te houden met stuwing, had kunnen dragen. De stormachtige wind was er de oorzaak van dat het dak uiteindelijk is ingestort.”
3.10.
Op 10 september 2020 heeft Hageman in een notitie gereageerd op het rapport van Normplan. De inhoud daarvan luidt, voor zover van belang, als volgt:

5 Samenvatting en conclusies
(…)
Oorzaak van de instorting
Volgens NormPlan is storm de primaire oorzaak van de dakinstorting. Uit de weerexpertise van Infoplaza blijkt dat er sprake is geweest van windkracht 4, matige wind, op de dag van de instorting. Van een stormachtige wind (windkracht 8) is dus geen sprake geweest. Daarnaast was de windrichting volgens Infoplaza waarschijnlijk west tot zuidwest, wat betekent dat, als er sprake zou zijn geweest van opstuwing van water, het water van de schadelocatie af werd geblazen. Geconcludeerd wordt dat wind (of storm) niet de oorzaak is van de instorting.
De door Infoplaza geschatte neerslagintensiteit is ruim lager dan de voorgeschreven neerslagintensiteit voor bestaande bouw. Het reguliere hemelwaterafvoersysteem, dat is aangesloten op het gemeentelijk riool, zal tijdens de hevige regenval op de schadedatum niet of nauwelijks hebben gefunctioneerd. Op dat moment moet een noodafvoersysteem het regenwater afvoeren. Bij het zuidwestelijke deel van het dak was echter geen noodafvoersysteem aanwezig en de dakrand is te hoog om als noodafvoer te functioneren. De dakconstructie is bezweken als gevolg van wateraccumulatie. Indien een noodafvoersysteem aanwezig was geweest dat voldoet aan de eisen voor bestaande bouw, dan was het dak niet ingestort.”
3.11.
Op 27 december 2020 heeft Normplan in een notitie gereageerd op het rapport van Hageman. De inhoud daarvan luidt, voor zover van belang, als volgt:
“2. WATERACCUMULATIE
(…)
Geconcludeerd moet worden dat er heel bijzondere omstandigheden waren waar te nemen, waardoor er zo veel water op specifiek dat deel van het dak kwam staan. De meest aannemelijke verklaring is de volgende: Het waaide stormachtig en het regende aanzienlijk. Dit wordt ongebouwd met geregistreerde gegevens van het weer op die dag in de directe omgeving / ter plaatse. Er is daardoor meer water (dan ooit tevoren) naar één zijde van het dak geblazen dan wel gezogen waardoor de bijzonder omstandigheid zich voldeed (wateraccumulatie door storm) en welke heeft geleid tot de bewuste dakinstorting.
Er dient gevoeglijk van uitgegaan te worden dat er sprake is geweest van extreem weer, extreme regenval en incidenteel extreem windgedrag op het niveau van storm (-kracht). De windkracht kan en zal meer dan 15 m/s zijn geweest. De richting en de kracht van de wind waren er verantwoordelijk voor dat de watermassa zich gemakkelijk naar de zuidwestzijde van de hal verplaatste. De storm had een windkracht, ten minste meer dan 15 m/s gezien de grote hoeveelheid water op het zuidwestelijke deel. Een dak met een nok verzorgt bij een wind die loodrecht op de nok staat een zuigende werking vóór de nok en een stuwende werking na de nok. Het water wordt dus met groot gemak van het eerste vak (noordoost) naar het tweede vak (zuidwest) gezogen, getild en geblazen. De watermassa was aanmerkelijk meer en stond aanmerkelijk hoger op het dak dan zonder de wind, gemeten naar de maat van regenval. Zonder de wind was er geen sprake geweest van instorting door wateraccumulatie, omdat het dak de gemeten gevallen regen, zonder rekening te houden met stuwing, had kunnen dragen. De stormachtige wind was er de oorzaak van dat het dak uiteindelijk is ingestort.
3. HET WEER TER PLAATSE
(…)
Het weer in Nederland is zeer onvoorspelbaar en kan lokaal sterk verschillen. Het weer van vele kilometers verderop is zelden representatief voor het weer elders ter plaatse. Er zijn dan ook veel meer (betrouwbare) waarnemingen en metingen van en door getuigen vast te stellen waaruit blijkt dat het weer ter plaatse ook heel anders (met name veel heftiger) is geweest dan gesuggereerd door Hageman. Onder andere een meting door een lokale onderneming die verplicht metingen verricht over het weer en de regenval vanwege zijn agrarisch bedrijf / hoveniersonderneming. Daaruit blijkt onder ander dat er aanzienlijk meer regen is gevallen dan volgens het weerrapport dat door Hageman wordt gebruikt. Ter illustratie een kaartje van Nederland met daarop de regenbui welke een episch centrum kent in Coevorden. Er is daar in een zeer korte tijd een regenbui gevallen met een kwalificatie T=600 (vakterm welke inhoudt dat een bui van deze omvang eens in de 600 jaar voorkomt). (…)
Het weerstation Coevorden en meer in het bijzonder de metingen bij Steenwijksmoer geven aan dat er veel regen is gevallen dat de zeer grote plaatselijke verschillen waren in regelval en wind.
Dit heeft alles te maken met de korte duur van een opgetreden piek tijdens een eventuele bui. Ten tijde van het tijdvak van de extreme regenval zijn windstoten van 10 m/s gemeten, maar zeer lokaal treden altijd verschillen op. De weersituatie zelf ondersteunt een theoretisch maximum windstoot van 20 m/s, maar naar schatting is de hoogste windstoot rond de bui 15 m/s geweest in Coevorden (op basis van de metingen van weerstation Hoogeveen). De windrichting tijdens de bui is waarschijnlijk west tot zuidwest geweest, maar op het niveau van de hoogte van de daken is dat zeer onvoorspelbaar en kan de wind door de gebouwde omgeving ook uit andere richtingen komen.”

4.Het geschil

in de hoofdzaak
4.1.
[eiser01] vordert - samengevat - primair veroordeling van Verzekeraars tot betaling van € 346.087,15, vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair vordert zij veroordeling van Scharenborg tot betaling van dit bedrag.
4.2.
Verzekeraars voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Scharenborg voert eveneens verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.5.
Scharenborg vordert - samengevat - veroordeling van Ecclesia tot betaling van datgene waartoe Scharenborg als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eiser01] mocht worden veroordeeld, vermeerderd met de proceskosten.
4.6.
Ecclesia voert verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak
Gedaagde sub 3
5.1.
[eiser01] heeft haar vordering bij dagvaarding ingesteld tegen Corins B.V. (hierna Corins) als gedaagde sub 3. Nadien ontving [eiser01] van (de advocaat van) Verzekeraars het maatschappij verdeelblad. Uit dit verdeelblad leidt [eiser01] af dat het aandeel van Corins in de polis wordt gedragen door ASR Schadeverzekering N.V. (hierna: ASR) en Axa. [eiser01] verzoekt om die reden de partijaanduiding van gedaagde sub 3 te wijzigen en te rectificeren in die zin dat niet Corins, maar ASR als gedaagde partij wordt aangemerkt. Verzekeraars hebben met dit verzoek van [eiser01] ingestemd.
5.2.
De rechtbank oordeelt als volgt. Rectificatie van een aanvankelijk onjuiste partijaanduiding is een aanvaardbaar middel tot herstel van een gemaakte vergissing wanneer het onder de gegeven omstandigheden voor de processuele wederpartij kenbaar was dat van een vergissing sprake was, die wederpartij door de vergissing en de rectificatie daarvan niet is benadeeld of in haar verdediging geschaad, en de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden (HR 4 december 1998, NJ 1999/269). Gelet op de eenstemmigheid van het verzoek van [eiser01] en Verzekeraars, wordt de vordering van [eiser01] geacht te zijn ingesteld tegen ASR die in plaats van Corins in deze procedure als gedaagde sub 3 zal worden beschouwd.
Afwijzing door Verzekeraars
5.3.
Tussen partijen is in geschil of de schade die [eiser01] stelt te hebben geleden als gevolg van de dakinstorting is gedekt onder de verzekering. Per e-mail van 9 september 2019 en per brief van 24 oktober 2019 hebben Verzekeraars (bij monde van Ecclesia) dekking onder de verzekering afgewezen. Volgens [eiser01] volgt uit voornoemde email en brief, in samenhang gelezen met het rapport van Hageman, dat Verzekeraars de afwijzing baseren op het (beweerde) feit dat de hal niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. [eiser01] mocht erop vertrouwen dat Verzekeraars haar afwijzing op deze grond baseerden. Verzekeraars betwisten dat zij dekking onder de verzekering hebben afgewezen omdat de hal niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed en hebben aangevoerd dat zij dekking van de hand hebben gewezen omdat de betreffende schade niet is veroorzaakt door een gedekt gevaar.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser01] er niet op mocht vertrouwen dat Verzekeraars de afwijzing baseerden op het (beweerde) feit dat de hal niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Al in haar e-mail van 9 september 2019 meldt Ecclesia dat er geen sprake is van een gedekt evenement en ook Hageman, wiens rapport Verzekeraars aan hun stellingname ten grondslag leggen, concludeert dat de dakconstructie is bezweken als gevolg van wateraccumulatie. Vervolgens meldt Ecclesia in haar brief van 24 oktober 2019 eveneens dat wateraccumulatie/dakinstorting geen gedekt evenement is. Daaruit volgt voldoende duidelijk dat Verzekeraars dekking onder de verzekering hebben afgewezen omdat volgens hen geen sprake was van een gedekt evenement. Dat in het rapport van Hageman aan de orde komt dat een adequaat noodafvoersysteem ontbrak en dat Ecclesia in haar brief van 24 oktober 2019 (ook) meldt dat de hal niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, doet daar niet aan af. Bij de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van het standpunt van Verzekeraars dat dekking onder de verzekering is geweigerd omdat volgens hen geen sprake is van een gedekt evenement.
Gedekt evenement?
5.5.
[eiser01] stelt dat de dakinstorting het gevolg is van het gedekte evenement storm als bedoeld in artikel 2.2.6 van de polisvoorwaarden. [eiser01] baseert zich daarbij op het rapport van Normplan van 16 juli 2020 en haar reactie van 27 december 2020 op het rapport van Hageman.
5.6.
Verzekeraars betwisten dat de schade het gevolg is van storm. De wind heeft geen rol gespeeld bij de instorting van het dak. De hevige regen in combinatie met de dakconstructie heeft tot wateraccumulatie geleid, waarbij de vermeende storm geen rol heeft gespeeld. Volgens Verzekeraars zou het dak ook zijn ingestort als het niet zou hebben gestormd. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben Verzekeraars het rapport van Hageman van 27 september 2019 en de notitie van Hageman van 10 september 2020 in reactie op het rapport van Normplan in het geding gebracht.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de dakinstorting (mede) is veroorzaakt door storm als bedoeld in de polisvoorwaarden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.8.
Uit de rapporten van Hageman en Normplan volgt dat de beide experts het erover eens zijn dat het dak van de bedrijfshal van [eiser01] is ingestort als gevolg van wateraccumulatie. Hageman heeft geconcludeerd dat de dakliggers zijn bezweken door een verticale neerwaartse belasting. Dit wordt op zichzelf niet door Normplan weersproken. Normplan heeft evenmin betwist dat de verticale neerwaartse belasting niet door wind kan zijn veroorzaakt (vgl. de laatste zin van randnummer 5.4.2 van het rapport van Hageman). De rechtbank concludeert dat op grond van het rapport van Hageman genoegzaam vaststaat dat de dakinstorting niet is veroorzaakt door een rechtstreekse inwerking van wind.
5.9.
Normplan heeft aangevoerd dat het dak de gemeten gevallen regen had kunnen dragen als er geen sprake was van stuwing door een stormachtige wind. Volgens Normplan stond tijdens eerdere regenbuien meer water op het dak. Nu het dak is ingestort, moet zich volgens Normplan wel een bijzonderheid (zoals storm) hebben voorgedaan.
5.10.
In het licht van de door Hageman uitgevoerde wateraccumulatieberekeningen, passeert de rechtbank deze opinie van Normplan als niet voldoende onderbouwd. Tegenover de betwisting daarvan door Hageman, heeft Normplan niet met berekeningen of data onderbouwd dat de op het dak aanwezige watermassa meer was (volgens Normplan “aanmerkelijk meer en aanmerkelijk hoger”) dan zonder wind, gemeten naar de maat van regenval. Ook heeft Normplan tegenover de berekeningen van Hageman van de kritische watermassa die een voor de dakliggers instabiele situatie doet ontstaan, welke hoeveelheid water door het ontbreken van een noodafvoersysteem ter plaatse ook daadwerkelijk kon accumuleren, geen onderbouwing gegeven voor de stelling dat het dak de gemeten gevallen regen onder andere omstandigheden, zonder rekening te houden met stuwing, wel had kunnen dragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser01] ook overigens niet aangetoond dat de dakinstorting het gevolg is geweest van storm.
5.11.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat een dakinstorting als gevolg van wateraccumulatie niet is meeverzekerd, brengt wat hiervoor is overwogen met zich dat de schade die [eiser01] stelt te hebben geleden niet gedekt is onder de verzekering. De primaire vordering van [eiser01] wordt dan ook afgewezen.
Scharenborg
5.12.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat de schade die [eiser01] door de dakinstorting stelt te hebben geleden niet gedekt is onder de verzekering, dient te worden beoordeeld in hoeverre Scharenborg gehouden is de schade te vergoeden.
5.13.
[eiser01] legt aan haar vordering jegens Scharenborg ten grondslag dat Scharenborg heeft verzuimd [eiser01] te adviseren dat zij zich kon verzekeren tegen schade als gevolg van wateraccumulatie. Daarmee heeft zij haar zorgplicht die zij als assurantietussenpersoon jegens [eiser01] in acht had dienen te nemen, geschonden, hetgeen, volgens [eiser01] , met zich brengt dat Scharenborg schadeplichtig is jegens haar.
5.14.
Scharenborg heeft onder meer betwist dat zij [eiser01] er niet op heeft gewezen dat zij de mogelijkheid had zich tegen schade als gevolg van wateraccumulatie te verzekeren. Voor zover komt vast te staan dat Scharenborg [eiser01] onvoldoende heeft gewezen op het ongedekt zijn van het risico op wateraccumulatie, zou [eiser01] zich, als zij wel op de mogelijkheid was gewezen dat zij zich tegen dit risico kon verzekeren, ook niet hebben verzekerd.
5.15.
De rechtbank is van oordeel dat dit laatste verweer van Scharenborg slaagt en overweegt daartoe als volgt.
5.16.
Scharenborg heeft [eiser01] sinds 2010 als assurantietussenpersoon bijgestaan. [eiser01] had al in 2005 te maken gehad met de instorting van een dak van één van haar bedrijfshallen (hal 4). De oorzaak van die dakinstorting was toen, evenals dat het geval was met de instorting van een gedeelte van het dak van een bedrijfshal (hal 1) op 12 juli 2019, wateraccumulatie, waarbij toen vaststond dat het dak van hal 4 bouwkundig gebreken vertoonde. [eiser01] heeft om die reden op advies van Delta Lloyd bouwkundige aanpassingen aan het dak van de hal laten aanbrengen. In haar rapport van 17 maart 2006 schreef Delta Lloyd onder meer over de aanleiding van haar onderzoek:
“n .a.v. een aanzienlijke neerslagschade (regen) waarbij een deel van het dak van een opslaghal is ingezakt en gescheurd wordt een oordeel gevraagd
over de bouwkundige aanpassing van het dak. Doelstelling is te bereiken dat er in de toekomst bij onverhoopte schaderegeling niet (weer) een beroep gedaan kan worden op technische gebreken. Tevens wordt gevraagd of sneeuwschade meeverzekerd kan worden.”
In haar genoemde rapport constateerde Delta Lloyd onder meer dat op het dak van hal 1 geen noodoverstorten waren aangebracht. Zij adviseerde daarom onder het kopje “Preventie maatregelen” (pagina 7/11 van haar rapport) bij het dak van hal 1 noodoverstorten aan te brengen.
5.17.
In juli 2007 heeft Delta Lloyd een herinspectie laten uitvoeren. Daarvan heeft zij in een rapport van 3 augustus 2007 verslag gedaan. In dat rapport schrijft Delta Lloyd, voor zover van belang:
“in maart 2006 heeft een inspectie plaatsgevonden n.a.v. de wateraccumulatieschade bij het dak en de voorziene aanpassing bij hal 4. Er is toen geadviseerd om ook bij de andere hallen aanvullende maatregelen te nemen; zijn inmiddels uitgevoerd. Hierbij is overigens gesteld dat het advies enkele algemene details betrof en dat een totale beoordeling alleen door een gespecialiseerd adviesbureau uitgevoerd kan worden. Het dakrisico wordt inmiddels als genormaliseerd beschouwd.”
5.18.
Ter zitting heeft de directeur van [eiser01] verklaard dat [eiser01] na het rapport van Delta Lloyd van 3 augustus 2007 haar aannemer Hageman heeft ingeschakeld om de door Delta Lloyd bedoelde “totale beoordeling” uit te voeren en dat [eiser01] mede op basis van het laatste rapport van Delta Lloyd van augustus 2007 zonder meer heeft aangenomen dat alles akkoord was.
5.19.
Ten slotte heeft de directeur van [eiser01] ter zitting verklaard dat [eiser01] na de herstelwerkzaamheden in 2006 er steeds van is uitgegaan dat zij tegen schade door wateraccumulatie, zoals die zich in 2005 had voorgedaan, verzekerd zou zijn en dat Scharenborg wel heeft gevraagd of [eiser01] zich wilde verzekeren tegen schade als gevolg van sneeuwdruk, maar dat [eiser01] daarvan heeft gezegd dat [eiser01] dat zelf wel zou regelen omdat als er sneeuw op het dak ligt dit gemakkelijk door [eiser01] zelf verwijderd kan worden.
5.20.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat [eiser01] niet zou hebben gekozen voor het opnemen in de polis van een clausule die haar dekking zou hebben gegeven tegen het risico van wateraccumulatie, als Scharenborg haar op die mogelijkheid zou hebben gewezen. [eiser01] is er immers klaarblijkelijk van uitgegaan dat het risico van schade door dakinstorting als gevolg van wateraccumulatie zich niet meer zou kunnen voordoen door de bouwkundige maatregelen die getroffen waren om dit tegen te gaan (het aanbrengen van voldoende noodoverstorten), zoals de verklaring van haar directeur ter zitting moet worden begrepen. Haar afwijzing van de mogelijkheid om het risico tegen schade door sneeuwdruk te verzekeren, bevestigt dat [eiser01] de verwachting had dat zij de risico’s op schade door dakinstoring als gevolg van wateraccumulatie (door regenval of smeltende sneeuw) zelf kon ‘managen’ door de daken van haar bedrijfshallen, na deze bouwkundig in orde te hebben gemaakt, regelmatig te inspecteren, schoon te maken en te onderhouden, zoals Scharenborg heeft aangevoerd en [eiser01] niet heeft bestreden.
5.21.
Anders dan [eiser01] stelt, kan dan ook niet tot schadeplichtigheid van Scharenborg worden geconcludeerd. Aan het vereiste van causaal verband tussen de door [eiser01] gestelde schending van de zorgplicht door Scharenborg en de schade die [eiser01] stelt te hebben geleden als gevolg van de dakinstorting is immers niet voldaan, althans [eiser01] heeft daarvoor onvoldoende aangevoerd.
5.22.
De subsidiaire vordering van [eiser01] tegen Scharenborg zal dan ook evenals de primaire vordering worden afgewezen.
5.23.
[eiser01] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
5.24.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Verzekeraars als volgt vastgesteld:
- griffierecht
4.200,00
- salaris advocaat
4.982,00
(2,00 punten × € 2.491,00)
Totaal
9.182,00
5.25.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Scharenborg als volgt vastgesteld:
- griffierecht
4.200,00
- salaris advocaat
4.982,00
(2,00 punten × € 2.491,00)
Totaal
9.182,00
5.26.
Bij bovenstaande bedragen kan nog een geldbedrag komen voor de betekening van dit vonnis. De nakosten en de wettelijke rente daarover behoeven niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling worden vermeld, zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.
in de vrijwaringszaak
5.27.
Nu de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen, ligt de vordering in de vrijwaring ook voor afwijzing gereed.
5.28.
Scharenborg wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Ecclesia.
5.29.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Ecclesia als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
4.982,00
(2,00 punten × € 2.491,00)
Totaal
10.719,00
5.30.
Voor wat betreft de nakosten wordt verwezen naar hetgeen onder 5.26 is overwogen.

6.De beslissing

De rechtbank:
in de hoofdzaak
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af,
6.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van Verzekeraars tot dit vonnis vastgesteld op € 9.182,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van Scharenborg tot dit vonnis vastgesteld op € 9.182,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak
6.5.
wijst de vorderingen af,
6.6.
veroordeelt Scharenborg in de proceskosten, aan de zijde van Ecclesia tot dit vonnis vastgesteld op € 10.719,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.
3078/3152