Het standpunt van de moeder
Door en namens de moeder is ingestemd met het resterende deel van het verzoek van de GI. De moeder vindt het belangrijk dat de gezinsopname met [naam kind02] kan worden afgerond. Zij ziet in dat het een goede stap is geweest om mee te werken met de gezinsopname en is gemotiveerd om het traject te laten slagen. Dat [naam kind02] volgende week kan starten op school geeft de moeder ruimte om aan haar eigen problematiek te werken. De moeder hoopt op een positieve uitslag van het KSCD-onderzoek en dat geconcludeerd wordt dat [naam kind02] bij haar geplaatst kan worden. Nadat de gezinsopname met [naam kind02] is afgerond zou bekeken kunnen worden of [naam kind01] bij hen aansluit of dat een aparte gezinsopname met [naam kind01] een optie is. Voor [naam kind01] is het belangrijk dat het KSCD-onderzoek kan worden afgerond en dat er zicht komt op de opvoedsituatie bij de vader. Doordat de hulpverlening van Agathos nog niet helemaal van de grond is gekomen, is er op dit moment geen zicht op hoe het daadwerkelijk met [naam kind01] gaat in de opvoedsituatie bij de vader. [naam kind01] wil op dit moment niet in gesprek met hulpverleners. Het patroon dat in de afgelopen jaren zichtbaar is, waarbij de hulpverlening uiteindelijk stagneert, dient doorbroken te worden. De moeder vindt het belangrijk dat [naam kind01] op een positieve en gelukkige manier kan opgroeien. Het is in het belang van [naam kind01] dat zij op de woongroep van [naam instelling01] verblijft, zodat er zicht op haar is en het KSCD-onderzoek kan worden afgerond.
Het standpunt van de vader
Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind02] ten behoeve van de gezinsopname bij [naam instelling02]. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] is aangevoerd dat voortzetting van haar verblijf op de woongroep van [naam instelling01] niet wenselijk is. De plek is niet geschikt voor [naam kind01], omdat zij niet tot de doelgroep behoort. Zij is jonger dan de meeste daar geplaatste kinderen. Bovendien komt [naam kind01] uit een dorp op Goeree-Overflakkee, maar zit zij nu midden in de grote stad in Rotterdam. Volgens de vastgestelde bezoekregeling is [naam kind01] van maandagavond tot donderdagochtend bij de vader thuis. Deze bezoekregeling is voor de vader om praktische en financiële redenen niet uitvoerbaar. Hij staat bij het wegbrengen van [naam kind01] ’s ochtends uren in de file, terwijl hij ook moet werken. Daarom heeft de vader ervoor gekozen om [naam kind01] op vrijdag terug te brengen, want dan staat er geen file. De woongroep is daarvan op de hoogte. De vader heeft goed contact met de woonbegeleider van [naam kind01].
Ook kan [naam kind01] als gevolg van deze regeling maar twee of, bij het niet nakomen van de bezoekafspraken, drie dagen per week naar school in [plaats01]. Wanneer [naam kind01] op de woongroep verblijft, is er voor haar sprake van een beperkte structuur.
[naam kind01] geeft zelf duidelijk aan dat zij bij de vader wil wonen. Er is opvoedondersteuning ingezet in de thuissituatie bij de vader en deze hulp vanuit Agathos zou geïntensiveerd kunnen worden op het moment dat [naam kind01] vaker thuis is. Er is geen sprake van een dreigende situatie bij de vader thuis. Indien dit wel het geval is, kan dit ondervangen worden door een sterkere controle vanuit Agathos. Het is belangrijk dat de vader en [naam kind01] meewerken aan het KSCD-onderzoek. De vader heeft primair verzocht om de uithuisplaatsing van [naam kind01] per direct te beëindigen en [naam kind01] bij hem terug te plaatsen. Subsidiair is verzocht om het verblijf van [naam kind01] op de woongroep van [naam instelling01] te beperken tot de weekenden, zodat [naam kind01] gedurende de week bij de vader kan zijn, onderwijs kan volgen in [plaats01] en de opvoedondersteuning van Agathos in de thuissituatie geïntensiveerd kan worden naar drie keer per week.
De mening van [naam kind01]
voelt zich niet prettig op de woongroep waar zij nu verblijft. Ze heeft weinig aansluiting met haar groepsgenoten en kan daar geen onderwijs volgen. [naam kind01] wil graag bij haar vader in [plaats01] wonen. Het gaat volgens [naam kind01] goed als zij bij hem is en ze kan dan ook haar vrienden zien en naar school gaan. [naam kind01] zou ook graag haar moeder en broertje [naam kind02] vaker willen zien.