In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 september 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind] en de opvoedingssituatie bij de moeder. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, woont met [naam kind] en heeft te maken gehad met fors huiselijk geweld door de vader. Ondanks dat de moeder liefdevol is naar [naam kind], zijn er zorgen over haar weerbaarheid en de veiligheid van het kind. De moeder heeft geen hulpverlening geaccepteerd en heeft contact gehouden met de vader, wat de situatie onveilig maakt.
Tijdens de zitting heeft de moeder zich verzet tegen het verzoek van de Raad en aangegeven dat zij op een andere manier geholpen kan worden. De advocaat van de moeder heeft verzocht om het verzoek af te wijzen of in ieder geval te beperken tot zes maanden. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie van [naam kind] ernstig bedreigd wordt en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden toegewezen, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te evalueren.
De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum, die op 1 februari 2023 is vastgesteld, schriftelijk te rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 23 september 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.