In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de beëindiging van een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. [eiseres01] heeft de huurovereenkomst opgezegd met het argument dat zij het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik, met plannen voor renovatie en herontwikkeling. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan tussen de gemeente Rotterdam en [bedrijf01], waarbij [gedaagde01] in 2018 de verplichtingen van de huurovereenkomst heeft overgenomen. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres01] afgewezen, omdat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een dringende noodzaak tot renovatie. De rechter oordeelde dat de stelling van [eiseres01] over een aanzienlijke rendementsverbetering niet voldoende was onderbouwd. De kantonrechter heeft ook de belangenafweging tussen de partijen gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van [gedaagde01] bij voortzetting van de huurovereenkomst zwaarder wegen dan die van [eiseres01]. De proceskosten zijn toegewezen aan [gedaagde01].