ECLI:NL:RBROT:2022:10361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9700962 CV EXPL 22-5458
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van overeenkomst wegens strijd met de goede zeden en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en ZEKER Financiële Zorgverlening B.V. De zaak betreft een geldlening van € 11.000,- die door [eiser01] aan [naam01] is verstrekt, met de afspraak dat [naam01] dit bedrag met rente zou terugbetalen. [naam01] heeft echter niet aan zijn betalingsverplichtingen voldaan, wat leidde tot een vaststellingsovereenkomst waarin verdere betalingsafspraken zijn gemaakt. ZEKER, als bewindvoerder van [naam01], heeft de vordering van [eiser01] betwist en aangevoerd dat de overeenkomsten vernietigbaar zijn op grond van artikel 3:40 lid 2 BW, omdat [eiser01] zijn informatieverplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de geldleningsovereenkomst in strijd is met de goede zeden, omdat de overeengekomen rente buitensporig is en er een gezagsverhouding bestond tussen [eiser01] en [naam01]. Hierdoor is de overeenkomst nietig verklaard. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser01] recht heeft op terugbetaling van het geleende bedrag, omdat dit zonder rechtsgrond is verstrekt. De vordering tot vergoeding van overige kosten is afgewezen, maar ZEKER is wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [eiser01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9700962 CV EXPL 22-5458
datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. N. Agayev,
tegen
ZEKER Financiële Zorgverlening B.V,in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam01] ,
vestigingsplaats: Almere,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T.E. van der Bent.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ZEKER’ genoemd. De heer [naam01] wordt hierna ‘ [naam01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 februari 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mail van [eiser01] , met aanvullende bijlage;
  • de spreekaantekeningen van [eiser01] .
1.2.
Op 17 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling via Skype voor bedrijven met [eiser01] , ZEKER, hun gemachtigden en [naam01] besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] heeft begin juli 2021 een geldbedrag van € 11.000,- uitgeleend aan [naam01] . Na zes weken zou [naam01] een bedrag van € 13.000,- terugbetalen aan [eiser01] . [naam01] heeft dit bedrag niet binnen de overeengekomen termijn aan [eiser01] betaald.
2.2.
Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat [naam01] uiterlijk 1 november 2021 een bedrag van € 15.500,- aan [eiser01] zou voldoen. Ook dit bedrag is niet binnen de overeengekomen termijn betaald.
2.3.
Omdat betaling uitbleef, hebben partijen op 12 november 2021 een vaststellingsovereenkomst getekend. Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende vastgelegd:
“ [naam01] verklaart (…) verklaart wegens een geldlening van een bedrag van € 15.500,-schuldig te zijn aan [eiser01] (…)
1. De hoofdsom wordt afgelost met een bedrag van € 200 per maand, ingaande op 24
november 2021 en vervolgens op de 24e van iedere maand. Deze bepaling vervalt op het
moment dat de schuldeiser het bedrag onmiddellijk geheel opeist, zoals omschreven in
bepaling 2. De schuldenaar geeft akkoord dat huidige werkgever [bedrijf01] B.V.
elke maand dit bedrag inhoudt van salaris van de schuldenaar. Mocht schuldenaar wisselen
van werkgever geeft schuldenaar nu reeds toestemming om het maandelijks af te lossen
bedrag te uit te laten betalen aan schuldeiser door toekomstige werkgever.
2. Additioneel spreken we af dat [naam01] op 15 jan 2022 eenmalig betaalt € 5.000, dat [naam01] eenmalig betaalt op 15 maart € 5.000 en dat [naam01] betaalt op 15 mei het
opstaande bedrag € 4.100,-.
3. De geldlening of het restant daarvan is met rente (6% per jaar) en kosten dadelijk opeisbaar zonder voorafgaande opzegging als:
  • de schuldenaar de aflossing niet uiterlijk op de maandelijkse vervaldatum betaalt;
  • de schuldenaar andere verplichtingen tegenover de schuldeiser niet nakomt,
  • de schuldenaar overlijdt of failliet verklaard wordt;
  • zaken van de schuldenaar geheel of gedeeltelijk in beslag worden genomen. O.a. stuk eigen grond (vastgoed).
4. De schuldenaar is in gebreke indiende termijn verloopt er is geen andere akte van in
verzuimstelling nodig.
5. De aflossing, moeten worden gestort naar een rekening die de schuldeiser aanwijst ( [eiser01] met rek nr [iban_nummer01] ).
6. Alle kosten die de schuldeiser maakt om zijn rechten uit te oefenen of te behouden en alle
verdere kosten die voortkomen uit deze geldlening, zijn voor rekening van de schuldenaar.(…)”.
2.4.
[naam01] heeft de vaststellingovereenkomst niet nageleefd, door op 15 januari, 15 maart en 15 mei 2022 niet de afgesproken bedragen te betalen aan [eiser01] . [naam01] heeft ook daarna geen betalingen aan [eiser01] verricht. Wel zijn tussen 12 november en 15 januari 2022 enkele inhoudingen van € 200,- verricht op het loon van [naam01] .
2.5.
Ten tijde van de geldlening en het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was [naam01] in dienst bij een hoveniersbedrijf ( [bedrijf01] B.V.), waarvan [eiser01] de aandelen bezit.
2.6.
ZEKER is vanaf 31 januari 2022 bewindvoerder over de goederen van [naam01] .

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • ZEKER te veroordelen aan hem te betalen € 19.500,- met rente;
  • ZEKER te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 15.500,- en een bedrag van € 4.000,- voor de buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten, proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [naam01] (later: ZEKER) is de betalingsverplichting uit de vaststellingsovereenkomst niet nagekomen, waardoor ZEKER jegens [eiser01] in verzuim is geraakt. Conform de tussen partijen gesloten overeenkomst is hierdoor het gehele bedrag van € 15.500,- opeisbaar. ZEKER moet hierdoor tevens de kosten van [eiser01] vergoeden, die hij maakt om zijn rechten uit te oefenen. Hij stelt deze in redelijkheid op € 4.000,-.
3.3.
ZEKER is het niet eens met de eis. Zij voert aan dat de gesloten overeenkomsten op grond van artikel 3:40 lid 2 BW vernietigbaar zijn, omdat [eiser01] zijn wettelijke informatieverplichtingen niet is nagekomen conform artikel 4:34 lid 1 Wft (artikel 8 van richtlijn 2008/48 consumentenkrediet). Tevens stelt ZEKER dat de overeenkomsten op grond van artikel 3:40 lid 1 BW nietig zijn, omdat de overeengekomen rentevergoeding in strijd met de goede zeden is.

4..De beoordeling

overeenkomst in strijd met de goede zeden
4.1.
ZEKER heeft allereerst aangevoerd dat de tussen partijen gesloten lening en de later gesloten vaststellingsovereenkomst vernietigd dienen te worden omdat [naam01] als consument dient te worden beschouwd en [eiser01] zich niet aan de in de wet opgenomen verplichtingen heeft gehouden. Hij had hem beter moeten informeren en hij zou hebben moeten onderzoeken of [naam01] wel voldoende kredietwaardig was. Dit verweer wordt verworpen omdat het in deze gaat om een persoonlijke lening en niet een lening waarbij de kredietverschaffer handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. [naam01] had geld nodig en [eiser01] kon hem dit lenen. ZEKER ontkent ook niet dat het geleende bedrag terug betaald moet worden. Waar ZEKER wel zich tegen verzet is de daarbij overeengekomen - gefixeerde - rente van in totaal € 4.500,-.
4.2.
In principe geldt in het contractenrecht het beginsel van de contractsvrijheid, wat inhoudt dat het iedere persoon vrij staat om te bepalen wat zij met wie overeenkomt. Deze vrijheid is echter niet onbegrensd. Om te komen tot de nietigheid van de geldleningsovereenkomst (en de daaruit voortvloeiende vaststellingsovereenkomst) moet er sprake zijn van een zodanige wanverhouding tussen de over en weer te verrichten prestaties van partijen, dat die in strijd is met de goede zeden. [1]
4.3.
In dit geval stelt ZEKER dat deze wanverhouding bestaat vanwege de buitensporige rentevergoedingen. Deze rente is op zichzelf niet genoeg om tot nietigheid te komen. [2] Er moet ook sprake zijn van bijkomende omstandigheden. De kantonrechter is van oordeel dat de overeengekomen rente van (uiteindelijk) € 4.500,- over een geleend bedrag van € 11.000,- inderdaad buitensporig is. Weliswaar is het een gefixeerde rente (die met de tijd niet oploopt) maar het was de bedoeling dat het geleende geld binnen enkele weken terugbetaald zou worden. Partijen twisten over de totstandkoming van de rentetarieven. Zij zijn het er niet over eens of [eiser01] op persoonlijke titel de overeenkomst heeft gesloten of namens het bedrijf, de werkgever van [naam01] . Ook zijn zij het er niet over eens wie de overeengekomen rente heeft voorgesteld. Wat wel vast staat is dat [eiser01] een lening heeft gesloten met [naam01] , terwijl er tussen hen een gezagsverhouding bestond. [eiser01] was namelijk de feitelijk leidinggevende van [naam01] . De kantonrechter wil wel aannemen dat [eiser01] de lening heeft gesloten met de bedoeling om [naam01] te helpen, die zich in een moeilijk parket bevond en snel geld nodig had, maar dat maakt nog niet dat de overeenkomst in deze vorm daarmee toegestaan is. Het is niet ondenkbaar dat [naam01] juist akkoord is gegaan met deze hoge rente althans de hoge rente heeft voorgesteld omdat hij op enige wijze druk voelde om zijn werkgever te vriend te houden. [naam01] heeft op 17 januari 2022 ontslag genomen bij zijn werkgever, daags nadat hij de eerste termijn uit de vaststellingsovereenkomst aan [eiser01] had moeten voldoen. Ook heeft [naam01] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij ontslag heeft genomen bij zijn werkgever, “terwijl hij in de ziektewet zat”, omdat hij dit “een nette manier” vond. Wat precies de beweegredenen van [naam01] ook zijn geweest, duidelijk is wel dat het feit dat [eiser01] zijn werkgever was de zaak heeft vertroebeld. De kantonrechter is van oordeel dat de buitensporige rente in combinatie met deze gezagsverhouding in dit geval in strijd is met de goede zeden is.
4.4.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de geldleningsovereenkomst nietig is. Aangezien de vaststellingsovereenkomst voortvloeit uit de geldleningsovereenkomst en daarin in feite een afwikkeling van de geldleningsovereenkomst wordt “vastgesteld”, is ook deze overeenkomst in strijd met de goede zeden. De vaststellingsovereenkomst is daarom ook nietig. De vordering van [eiser01] kan niet worden toegewezen op grond van deze overeenkomsten.
ongerechtvaardigde verrijking
4.5.
[eiser01] heeft echter wel een geldbedrag aan ZEKER beschikbaar gesteld. Nu er sprake is van een nietige geldleningsovereenkomst en een nietige vaststellingsovereenkomst, heeft hij dat geldbedrag zonder rechtsgrond verstrekt. ZEKER moet het ter beschikking gestelde geldbedrag daarom terug betalen. [3] Uit de dagvaarding blijkt dat in dit geval dan nog een door gedaagde terug te betalen bedrag van € 11.000,- aan hoofdsom resteert. Op dat geldbedrag strekken in mindering de (eventueel) reeds door [naam01] /ZEKER gedane betalingen en de door [eiser01] gedane inhoudingen op het loon.
vergoeding van overige kosten
4.6.
[eiser01] heeft daarnaast de vergoeding van een bedrag van € 4.000,- gevorderd, voor de dekking van de buitengerechtelijke kosten, beslagkosten, proceskosten en de nakosten. ZEKER heeft betwist deze kosten verschuldigd te zijn. Deze vordering van [eiser01] - ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten en de beslagkosten – zal worden afgewezen, omdat hij geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen op basis waarvan zijn vordering moet worden toegewezen. Ten aanzien van de proceskosten overweegt de kantonrechter hierna in r.o. 4.7.
proceskosten
4.7.
Aangezien ZEKER wel een bedrag aan [eiser01] verschuldigd is en zij tot op heden niet aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, krijgt ZEKER voor het grootste deel ongelijk. Zij moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 693,- aan griffierecht en € 746,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 373,- tarief). Dit is totaal € 1.566,43. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet ZEKER ook een bedrag betalen van € 124,- (1/2 punt x € 373,- tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt ZEKER om aan [eiser01] te betalen € 11.000,-;
5.2.
veroordeelt ZEKER in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 1.566,43, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
44236

Voetnoten

1.Artikel 3:40 BW.
2.Gerechtshof Amsterdam 29 juni 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6937.
3.Artikel 6:203 BW.