In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, heeft de kantonrechter op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiseres01], en haar verhuurder, Stichting Maasdelta Groep (MDG). De huurder had een woning gehuurd van MDG en was betrokken in een eerder vonnis van 12 augustus 2022, waarin de huurovereenkomst werd ontbonden en de huurder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning. De ontruiming was aanvankelijk gepland voor 6 september 2022, maar werd uitgesteld naar 4 oktober 2022 vanwege een lopend executiegeschil.
De huurder vorderde in het kort geding dat de tenuitvoerlegging van het vonnis werd geschorst totdat er in hoger beroep was beslist. De huurder voerde aan dat er sprake was van een juridische misslag in het eerdere vonnis en dat de ontruiming ernstige gevolgen zou hebben voor haar en haar drie minderjarige kinderen, waaronder een zwangerschap. MDG betwistte de claims van de huurder en stelde dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen, vooral gezien de risico's van illegaal vuurwerk dat in de woning was aangetroffen.
De kantonrechter oordeelde dat de belangen van de huurder niet zwaar genoeg wogen om af te wijken van de hoofdregel dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis ten uitvoer kan worden gelegd. De rechter benadrukte dat de veiligheid van de omwonenden en het recht van MDG op ongestoord huurgenot voorop stonden. De vordering van de huurder werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.