ECLI:NL:RBROT:2022:10343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9984909 CV EXPL 22-20627
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van zorgverzekeringsovereenkomst met niet-betwiste betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Onderlinge Waarborgmaatschappij (eiseres) en [gedaagde01] (gedaagde) over een zorgverzekeringsovereenkomst. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 1.189,45, bestaande uit een hoofdsom van € 1.203,50, rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde is, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn betalingsverplichtingen uit de zorgverzekeringsovereenkomst niet is nagekomen, wat heeft geleid tot een achterstand in de premiebetalingen.

De kantonrechter oordeelde dat eiseres niet verplicht was om een nieuwe betalingsregeling aan te gaan en dat de kantonrechter geen betalingsregeling kon opleggen. Gedaagde heeft de hoogte van de premieachterstand niet betwist, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de wettelijke rente, omdat gedaagde deze stellingen niet had betwist.

In de beslissing heeft de kantonrechter gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 699,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter heeft gedaagde aangemoedigd om contact op te nemen met eiseres voor een mogelijke betalingsregeling, ondanks zijn afwezigheid tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9984909 CV EXPL 22-20627
datum uitspraak: 23 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Onderlinge Waarborgmaatschappij
[eiseres01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 juni 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mail van [eiseres01] , met aanvullende bijlagen.
1.2.
Op 23 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de gemachtigde van [eiseres01] besproken. [gedaagde01] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] is met [eiseres01] een zorgverzekeringsovereenkomst aangegaan. Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde01] periodiek bij vooruitbetaling premie verschuldigd.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.189,45 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.203,50, rente van € 17,90 (berekend tot 21 juni 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 153,55. Door [gedaagde01] is een bedrag van € 85,50 voldaan aan [eiseres01] en een bedrag van € 100,- voldaan aan de gemachtigde van [eiseres01] . Hierdoor resteert een hoofdsom van € 1.189,45.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is haar betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de zorgverzekeringsovereenkomst – in de vorm van premiebedragen – niet nagekomen. Omdat [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting moet zij de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente betalen.
3.3.
Op het verweer van [gedaagde01] wordt hierna - voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure - verder ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is er sprake van een zorgverzekeringsovereenkomst. [gedaagde01] heeft niet betwist dat er een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie is ontstaan. De betalingsregeling die partijen waren overeengekomen is komen te vervallen, zodat het [eiseres01] vrij stond om directe betaling van het gehele bedrag te vorderen. [eiseres01] was niet verplicht om een (nieuwe) betalingsregeling aan te gaan en de kantonrechter mag aan partijen geen betalingsregeling opleggen.
4.2.
[gedaagde01] heeft de hoogte van de premieachterstand niet betwist. Voordat [gedaagde01] € 85,50 betaalde aan [eiseres01] en € 100,- aan haar gemachtigde, bedroeg de achterstand € 1.203,50. Omdat [gedaagde01] de vordering van [eiseres01] niet betwist zal [gedaagde01] worden veroordeeld dit bedrag aan [eiseres01] te betalen, verminderd met de gedane betalingen van in totaal € 185,50 zoals in overwegingen 4.4 nader toegelicht.
4.3.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiseres01] volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
4.4.
[gedaagde01] heeft betalingen verricht aan (de gemachtigde van) [eiseres01] . De betaling van € 185,50 strekt op grond van artikel 6:44 eerste lid BW eerst in mindering van de buitengerechtelijke incassokosten (€ 153,55), vervolgens van de reeds vervallen rente (€ 17,90) en pas daarna in mindering van de hoofdsom (€ 1.203,50). Hierdoor zal de vordering voor een bedrag van € 1.189,45 aan hoofdsom worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 322,- aan griffierecht en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 124,- tarief). Dit is totaal € 699,74. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 62,- (1/2 punt x € 124,- tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.6.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.7.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat [gedaagde01] ook na dit vonnis in contact kan treden met [eiseres01] , ten einde een betalingsregeling te treffen. Te meer nu [gedaagde01] niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 1.189,45 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 21 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld op € 699,74;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. van Gastel en in het openbaar uitgesproken.
44236