In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Onderlinge Waarborgmaatschappij (eiseres) en [gedaagde01] (gedaagde) over een zorgverzekeringsovereenkomst. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 1.189,45, bestaande uit een hoofdsom van € 1.203,50, rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde is, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn betalingsverplichtingen uit de zorgverzekeringsovereenkomst niet is nagekomen, wat heeft geleid tot een achterstand in de premiebetalingen.
De kantonrechter oordeelde dat eiseres niet verplicht was om een nieuwe betalingsregeling aan te gaan en dat de kantonrechter geen betalingsregeling kon opleggen. Gedaagde heeft de hoogte van de premieachterstand niet betwist, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de wettelijke rente, omdat gedaagde deze stellingen niet had betwist.
In de beslissing heeft de kantonrechter gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 699,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter heeft gedaagde aangemoedigd om contact op te nemen met eiseres voor een mogelijke betalingsregeling, ondanks zijn afwezigheid tijdens de zitting.