ECLI:NL:RBROT:2022:10340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9472485 CV EXPL 21-32517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling in een overeenkomst van opdracht met bewijslevering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022, is een vordering tot betaling aan de orde in het kader van een overeenkomst van opdracht. Eiseres, een Limited Liability Partnership (LLP) handelend onder de naam [handelsnaam01], heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, die zelf procedeert onder de naam [handelsnaam02]. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 19 augustus 2022, waarin is geoordeeld dat eiseres heeft voldaan aan haar bewijsopdracht. Gedaagde heeft echter verweer gevoerd, stellende dat hij contant € 500,- aan eiseres heeft betaald ter beëindiging van de discussie over de facturen. Eiseres heeft deze stelling gemotiveerd betwist, waarna gedaagde de gelegenheid heeft gekregen om bewijs te leveren.

Gedaagde heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid, waardoor zijn verweer niet slaagt. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 1.860,38 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding is voldaan. De wettelijke rente over de hoofdsom is toegewezen, maar de vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten en reeds vervallen rente is afgewezen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.081,51. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde moet betalen aan eiseres een totaalbedrag van € 2.441,01, inclusief wettelijke rente, en dat hij de proceskosten moet vergoeden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. drs. E. van Schouten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9472485 CV EXPL 21-32517
datum uitspraak: 28 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de buitenlandse rechtsvorm Limited Liability Partnership (LLP),
[eiseres01],tevens handelende onder de naam [handelsnaam01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: Bill Incasso B.V.,
tegen:
[gedaagde01] ,h.o.d.n. [handelsnaam02] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 19 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken.

2..De verdere beoordeling

tussenvonnis van 19 augustus 2022
2.1.
In het tussenvonnis van 19 augustus 2022 is allereerst geoordeeld dat [eiseres01] heeft voldaan aan haar bewijsopdracht en dat [gedaagde01] hierdoor – in beginsel – moet worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom. [gedaagde01] heeft echter verweer gevoerd door te stellen dat hij daadwerkelijk € 500,- contant aan [eiseres01] heeft betaald om een eind te maken aan de discussie tussen partijen rond de facturen, dus tegen finale kwijting. Omdat [eiseres01] deze stelling gemotiveerd heeft betwist, is [gedaagde01] vervolgens in de gelegenheid gesteld om het door hem gestelde te bewijzen.
vordering hoofdsom [eiseres01] toegewezen
2.2.
[gedaagde01] heeft geen gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bewijs te leveren. [gedaagde01] heeft hiermee niet voldaan aan zijn bewijsopdracht. Zijn verweer zal dan ook worden verworpen en de door [eiseres01] gevorderde hoofdsom (€ 1.860,38) zal worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.3.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. Gelet het door [eiseres01] gestelde gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiseres01] de wettelijke handelsrente vordert op grond van artikel 6:119a BW in plaats van het genoemde artikel 6:119 BW. Omdat [eiseres01] niet heeft gesteld op grond waarvan [gedaagde01] wettelijke rente verschuldigd is over de buitengerechtelijke incassokosten en over de reeds vervallen rente, zal dit deel van de vordering worden afgewezen. De wettelijke rente ten aanzien van de hoofdsom zal worden toegewezen.
proceskosten
2.4.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 107,01 aan dagvaardingskosten, € 507,- aan griffierecht en € 467,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 187,- tarief). Dit is totaal € 1.081,51. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 98,50 (1/2 punt x € 187,- tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 2.441,01, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.860,38 vanaf 20 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld op € 1.081,51;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
44236