In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een onderaannemer, [verzoeker01], en de hoofdaannemer, [verweerster01]. [verzoeker01] heeft letselschade opgelopen na een uitglijden op de trap tijdens het uitvoeren van werkzaamheden in opdracht van [verweerster01]. De onderaannemer stelt dat de hoofdaannemer aansprakelijk is voor de schade, omdat er onvoldoende veiligheidsmaatregelen zijn getroffen, waaronder slechte verlichting in het trappenhuis en het niet waarschuwen van bewoners voor de werkzaamheden. De hoofdaannemer betwist de aansprakelijkheid en stelt dat er geen gevaarlijke situatie was en dat de onderaannemer zelf verantwoordelijk is voor zijn veiligheid.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de onderaannemer niet eerder had aangegeven dat de verlichting in het trappenhuis slecht was of dat er een defecte lamp was. De kantonrechter oordeelt dat de aansprakelijkheid van de hoofdaannemer niet kan worden vastgesteld zonder nadere bewijslevering over de omstandigheden van het ongeval. De rechter concludeert dat het verzoek van [verzoeker01] moet worden afgewezen, omdat de procedure niet geschikt is voor een deelgeschil en de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De kantonrechter wijst het verzoek en de kostenbegroting af, waarbij hij benadrukt dat de onderaannemer had kunnen voorzien dat er onvoldoende bewijs was om aansprakelijkheid vast te stellen.