ECLI:NL:RBROT:2022:10065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
10/960271-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoontewitwassen met verbeurdverklaring van onroerend goed en geldboete

Op 30 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1968, die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden met een proeftijd van 1 jaar, en een geldboete van € 81.000. De verdachte heeft gedurende een lange periode in luxe geleefd van gelden waarvan zij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij constructies die het witwassen mogelijk maakten, en dat zij samen met anderen grote geldbedragen en onroerend goed heeft verworven en voorhanden heeft gehad, die afkomstig waren uit criminele activiteiten. De rechtbank heeft ook diverse voorwerpen, waaronder onroerende goederen, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na een proces waarin rekening is gehouden met gemaakte procesafspraken tussen de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen, en heeft geoordeeld dat de verdachte zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, wat een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960271-13
Uitspraakdatum: 30 september 2022
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
bijgestaan door mr. M.L. van Gessel en mr. V.H. Hammerstein, advocaten te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 en 16 september 2022. Centraal bij het onderzoek tijdens de zitting van 9 september 2022 stond de beantwoording van de vragen van artikel 348 en artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf. Nadien zijn in deze zaak tussen de verdachte en de officier van justitie procesafspraken gemaakt. In dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Hierbij zullen ook de procesafspraken aan de orde komen.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij zich in de periode van 14 december 2002 tot en met heden (oftewel de datum van de dagvaarding zijnde 8 december 2017), al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van grote geldbedragen en vermogensbestanddelen waaronder een villa in Benahavís en aandelen in verschillende vennootschappen. Zij heeft haar medewerking verleend aan en voordeel genoten uit het witwassen van die goederen die afkomstig waren uit de criminele activiteiten.

3..Standpunt officier van justitie en verdediging

De officier van justitie mr. C. Goedegebuure heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. De verdachte heeft gebruik gemaakt van de eerdergenoemde villa en heeft zich gedragen als de eigenaar van deze villa. Niet is gebleken dat de verdachte voldoende legale middelen tot haar beschikking heeft gehad om zich het verwerven, voorhanden hebben en gebruik van de villa te kunnen permitteren. De ten laste gelegde bedragen die ten gunste zijn gekomen aan de villa zijn afkomstig uit misdrijf. Ook is niet gebleken dat de overige geldbedragen of vermogensbestanddelen die zijn verworven of die zij voorhanden heeft gehad, zijn gefinancierd met legale middelen of zijn verworven op legale wijze. De vermogensbestanddelen van de verdachte zijn verborgen in verschillende vennootschappen die hangen onder een trust met de verdachte en haar dochters als begunstigden. Door deze constructie wordt verhuld en verborgen wie de daadwerkelijke eigenaar is.
De verdediging heeft geen (bewijs)verweren gevoerd en heeft zich gerefereerd aan het
oordeel van de rechtbank.

4..Waardering van het bewijs

Inleiding
Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek uit Andorra is onderzoek 26Sunbird gestart. Dit onderzoek richtte zich op meerdere verdachten en op geldstromen waarvan vermoed werd dat deze een criminele herkomst hebben, welke gelden al dan niet via anderen, via vennootschappen en via investeringen in onroerend goed, in het legale handelsverkeer terecht zijn gekomen.
Een belangrijke persoon in het onderzoek Sunbird is de inmiddels overleden [medeverdachte01] . Van hem is bekend dat hij herhaaldelijk is veroordeeld tot forse straffen voor de handel in verdovende middelen. [medeverdachte01] is in 2008 geliquideerd. De verdachte was sinds haar jeugd tot aan zijn overlijden de partner van [medeverdachte01] en is de moeder van zijn twee kinderen. De onderliggende gedachte van de politie in het onderzoek is dat alle onderzochte geldstromen afkomstig zijn van [medeverdachte01] , een criminele herkomst hebben en uiteindelijk via diverse constructies zijn witgewassen en terecht zijn gekomen bij [medeverdachte01] en de verdachte.
Vastgestelde feiten
Gebleken is dat de medeverdachte [medeverdachte02] in oktober 1999 de Andorrese rechtspersoon
[bedrijf01](hierna: [bedrijf01] ) heeft opgericht teneinde in Andorra het bouwproject [naam bouwproject01] te realiseren. Ter financiering van dit project is een bedrag bijeengebracht van ruim 2,7 miljoen euro. Het project is door [medeverdachte02] in zijn administratie geadministreerd onder “ [naam omschrijving01] ”. Uit de administratie en onderliggende stukken van diverse bankrekeningen is gebleken dat het bedrag is ingebracht in de periode van 12 september 1999 tot en met 27 december 2001.
De opbrengst van de verkoop van diverse appartementen in het bouwproject, ten bedrage van ruim 2,4 miljoen euro, is in juni 2003 overgeboekt van een bankrekening van [bedrijf01] naar een bankrekening op naam van de medeverdachte [medeverdachte03] . Via deze bankrekening van [medeverdachte03] zijn daarna verschillende overboekingen gedaan.
Zo is op 18 november 2003 een bedrag van ruim 586.000 euro teruggeboekt naar de rekening van [bedrijf01] en aangewend voor een door [bedrijf01] verstrekte lening van 585.000 euro aan een bedrijf in Nederland, genaamd [bedrijf02] . De lening is vier jaar later met rente terugbetaald, maar niet aan [bedrijf01] . De terugbetaling ten bedrage van 886.000 euro is overgemaakt naar de bankrekening van het trustkantoor [naam trust] in Gibraltar. Dit bedrag is ten laste gelegd onder het 4e opsommingsteken. Vast is komen te staan dat de verdachte cliënt is van dit trustkantoor en dat grote delen van dit bedrag zijn doorgeboekt naar bestemmingen die aan de verdachte zijn te koppelen.
Daarnaast is in de periode van 21 januari 2004 tot en met 22 augustus 2005 een (totaal)bedrag van 1.590.000 euro overgemaakt van de bankrekening van [medeverdachte03] naar een bankrekening van de vennootschap [naam vennootschap01] (hierna: [naam vennootschap01] ). Dit bedrag is ten laste gelegd onder het 3e opsommingsteken.
In maart en april 2003 hebben er eveneens overboekingen plaatsgevonden naar de bankrekening van [naam vennootschap01] van respectievelijk 350.000 euro en 250.000 euro. Deze overboekingen hebben plaatsgevonden vanaf de zogenaamde [naam01] -bankrekening van [medeverdachte03] in Zwitserland en zijn respectievelijk ten laste gelegd onder het 1e en 2e opsommingsteken.
[medeverdachte03] was ten tijde van de overboekingen via de vennootschap [naam vennootschap02] eigenaar van [naam vennootschap01] . Gebleken is dat [naam vennootschap01] op haar beurt eigenaar was van een stuk grond in Benahavís in Spanje. Daarop is in de periode van april 2003 tot medio 2005 ten behoeve van [medeverdachte01] en de verdachte, een villa gebouwd. Dit onroerend goed is ten laste gelegd onder het 5e opsommingsteken. Toen de verdachte en [medeverdachte01] daar in 2005 gingen wonen, is er op 28 september 2005 een leaseovereenkomst op schrift gesteld. De overeenkomst hield onder meer in dat [medeverdachte03] het gebruik van de villa en de vennootschap [naam vennootschap01] had verhuurd aan de verdachte voor een bedrag van 200.000 euro per jaar met de optie om binnen 5 jaar de combinatie van de vennootschappen en de villa te kopen voor een bedrag van 3,1 miljoen euro. Niet is gebleken dat deze bedragen daadwerkelijk zijn betaald.
Op 5 februari 2009 is medeverdachte [medeverdachte04] , de moeder van de verdachte, bestuurder en aandeelhouder geworden van de vennootschap [naam vennootschap03] (hierna: [naam vennootschap03] ). Op 18 februari 2009 heeft [naam vennootschap03] een algehele ‘power of attorney’ afgegeven aan de verdachte waardoor zij de vennootschap wettelijk kon vertegenwoordigen. Op 12 maart 2009 heeft [naam vennootschap03] de aandelen in [naam vennootschap01] overgenomen van [naam vennootschap02] en is [medeverdachte04] tot bestuurder van [naam vennootschap01] benoemd. Op 7 januari 2010 zijn de aandelen in [naam vennootschap03] overgedragen aan de vennootschap [naam vennootschap04] , die de aandelen hield voor [naam vennootschap03] . De verdachte is samen met haar twee kinderen de eerste begunstigde van deze Trust.
Tot slot is vast komen te staan dat de verdachte (al dan niet via de eerdergenoemde vennootschappen) gelden heeft geïnvesteerd in onroerend goed in Spanje en de Verenigde Arabische Emiraten.
Beoordelingskader
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vaststaat dat een voorwerp – middellijk of onmiddellijk – afkomstig is uit enig misdrijf. Dat hoeft niet een nauwkeurig aangeduid misdrijf te zijn. Als er geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een delict, kan toch bewezen worden geacht dat het ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het is aan de officier van justitie om dergelijke feiten en omstandigheden naar voren te brengen. Als de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het betreffende voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, dan ligt het vervolgens op de weg van de officier van justitie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Gerechtvaardigd vermoeden
Vast staat dat [medeverdachte01] in Italië meermalen is veroordeeld voor handel in verdovende middelen en in Nederland veelvuldig in verband is gebracht met cocaïnehandel. Vast staat ook dat de verdachte, tot aan diens dood in 2008, de partner is geweest van [medeverdachte01] .
De verdachte heeft verklaard dat zij jarenlang met [medeverdachte01] heeft geleefd en in woningen heeft verbleven die door hem werden gefinancierd. Zij had gedurende hun samenzijn diverse door [medeverdachte01] gefinancierde kostbare (luxe) goederen, waaronder de villa in Benahavís, onder zich en heeft daar gebruik van gemaakt.
Tevens heeft zij verklaard dat zij in opdracht van derden diverse documenten, waaronder de leaseovereenkomst van de villa in Benahavís en stukken die betrekking hebben op verschillende vennootschappen en een trustovereenkomst, heeft ondertekend, omdat ze te horen kreeg dat dat de bedoeling was.
Daarnaar gevraagd heeft de verdachte beaamd dat de villa in Benahavís in opdracht van [medeverdachte01] is gebouwd en dat het de bedoeling was dat zij daar samen met hem zou wonen. De verdachte heeft verklaard dat zij sinds 2005 ook daadwerkelijk diverse perioden in de villa heeft gewoond, aanvankelijk samen met [medeverdachte01] , maar ook na diens liquidatie in 2008, terwijl voorts uit het dossier kan worden opgemaakt dat zij zich als feitelijk eigenaar over de villa heeft gedragen.
De verdachte was verder bestuurder of feitelijk begunstigde van diverse vennootschappen. Ten aanzien van [naam vennootschap03] en [naam vennootschap01] geldt dat de aandelen in deze vennootschappen weliswaar op naam van [medeverdachte04] hebben gestaan, maar dat de verdachte via een trustconstructie de begunstigde was en bovendien algehele volmacht had om te handelen in [naam vennootschap01] . De verdachte heeft daarover verklaard dat de aandelenoverdracht na het overlijden van [medeverdachte01] moest plaatsvinden om de woning in Benahavis te behouden, maar dat zij deze aandelen niet op haar naam wilde. Haar moeder was daartoe bereid en daarom zijn deze op naam van haar moeder gezet.
De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, van uit dat de villa door [medeverdachte01] is gefinancierd en bestemd was voor [medeverdachte01] en de verdachte. Ook het ten laste gelegde bedrag van 886.000 euro en de ten laste gelegde vermogensbestanddelen/aandelen van de vennootschappen onder het 6e opsommingsteken zijn uiteindelijk ten gunste van de verdachte gekomen, zodat er van uit wordt gegaan dat ook deze goederen door [medeverdachte01] zijn gefinancierd.
De eerdergenoemde veroordelingen van [medeverdachte01] en het gegeven dat van hem nagenoeg geen legale inkomsten uit arbeid of anderszins bekend zijn geworden, maken dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de ten laste gelegde goederen afkomstig zijn geweest uit (de opbrengst van) de handel in verdovende middelen.
De verdachte heeft geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de legale herkomst van de ten laste gelegde goederen. De verdachte heeft weliswaar aangegeven dat zij ook geld verdiende met werkzaamheden in haar vennootschap [naam vennootschap06] , maar zij heeft niet de stelling ingenomen dat zij enige van de ten laste gelegde vermogensbestanddelen zelf heeft bekostigd of dat deze zijn gefinancierd uit legale middelen. Zij heeft daarover uitsluitend verklaard dat zij weinig op de hoogte was van de financiële handel en wandel van [medeverdachte01] en dat zij daarover niets te zeggen had en er ook eigenlijk niets over wilde weten. Dat betekent dat het niet anders kan dan dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Voorwaardelijk opzet
Niet in geschil is dat de verdachte wetenschap droeg van de veroordelingen van [medeverdachte01] en dat hij de ten laste gelegde vermogensbestanddelen bekostigde. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door hiervan gebruik te maken en mee te werken aan bovenbeschreven constructies, minst genomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het witwassen van de villa, van diverse geldbedragen die onder meer zijn aangewend voor de aanschaf van deze villa en van diverse andere vermogensbestanddelen zoals ten laste gelegd.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen gedurende lange tijd opzettelijk witwassen van geldbedragen, onroerend goed, aandelen en vermogensbestanddelen. De verdachte heeft deze goederen gedurende de ten laste gelegde periode verworven, voorhanden gehad, omgezet en/of er gebruik van gemaakt. Door de eerdergenoemde constructie heeft de verdachte samen met haar medeverdachten ook verhuld en/of verborgen wie de eigenaar en/of gebruiker was van de woning in Benahavís. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Gelet op de omvang van de geldbedragen en voorwerpen en gezien de pleegperiode, te weten 11 maart 2003 tot 7 december 2017, acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van gewoontewitwassen.

5..Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 11 maart 2003 tot 7 december 2017, in Nederland en/of Spanje en/of Andorra en/of Gibraltar en/of elders ter wereld, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) telkens één of meerdere (grote) geldbedragen en andere voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet, en daarvan gebruik gemaakt,
en/of
telkens de herkomst verborgen en/of verhuld van één of meerdere (grote) geldbedragen en/of andere voorwerpen, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op deze geldbedragen en andere voorwerpen was/waren en/of wie dit/deze voorhanden had/hadden,
te weten:
- een bedrag van circa 350.000,00 euro dat op of omstreeks 11 maart 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [rekeningnummer01] onder de naam [naam01] ), tot welke bankrekening medeverdachte [medeverdachte03] als enige gerechtigd was, naar de (Spaanse) bankrekening ( [rekeningnummer02] ) ten name van de Spaanse vennootschap [naam vennootschap01] ) en
- een bedrag van circa 250.000,00 euro dat op of omstreeks 7 april 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [rekeningnummer01] onder de naam [naam01] ), tot welke bankrekening medeverdachte [medeverdachte03] als enige gerechtigd was, naar de (Spaanse) bankrekening ( [rekeningnummer02] ) ten name van de Spaanse vennootschap [naam vennootschap01] )
en
- een bedrag van in totaal circa 1.590.000,00 euro dat op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2004 tot en met 22 augustus 2005 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [rekeningnummer03] ) ten name van medeverdachte [medeverdachte03] , (en tot welke bankrekening medeverdachte [medeverdachte05] (mede) gemachtigd was) naar de bankrekening ( [rekeningnummer02] ) ten name van de Spaanse vennootschap [naam vennootschap01] )
en
- een bedrag van circa 886.000,00 euro dat op of omstreeks 9 november 2007 is
overgemaakt van de ABN AMRO derdengeldenrekening ( [rekeningnummer04] ) ten name van
[naam notariskantoor] , naar de bankrekening ( [rekeningnummer05] ) ten
name van [naam trust] te Gibraltar onder vermelding van mortgage [naam vasgoedbedrijf01]
)
en
- onroerend goed bestaande uit een woonhuis en belendende grond gelegen op/aan de [adres02] (E) te Benahavís , Spanje
en
- vermogensbestanddelen en/of aandelen van/in de
vennootschappen [naam vastgoedbedrijf01] , en/of [naam vennootschap03] en [naam vennootschap01] en [naam vennootschap05] ,
terwijl zij en haar mededaders wisten, dat voornoemde voorwerpen -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank de door de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken in aanmerking genomen.
Totstandkoming van de procesafspraken
De rechtbank heeft op de zitting van 9 september 2022 na de bespreking van de feiten en de persoonlijke omstandigheden met de verdachte, de officier van justitie en de raadsman, op verzoek van laatstgenoemde, in de gelegenheid gesteld te overleggen over de (on)mogelijkheden van procesafspraken. Na kort overleg maakten de officier van justitie en de raadsman kenbaar voor procesafspraken open te staan. Daarop zijn de partijen in de gelegenheid gesteld om daarover met elkaar in gesprek te gaan. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming en inhoud van de procesafspraken. Op 15 september 2022 ontving de rechtbank bericht dat de verdediging en het Openbaar Ministerie tot een akkoord over de procesafspraken waren gekomen en is de daartoe vastgestelde raamovereenkomst verstrekt.
Inhoud van de procesafspraken
Op de zitting van 16 september 2022 zijn de procesafspraken door de procespartijen formeel aan de rechtbank kenbaar gemaakt en uitvoerig met de procespartijen besproken. De door de procespartijen getekende overeenkomst, is aan de rechtbank overgelegd. De verdachte is daarbij (vanwege ziekte en een mogelijke coronabesmetting telefonisch) gehoord.
Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd, houdt het volgende in:
De verdediging voert geen bewijsverweren en trekt alle ingediende onderzoekswensen in.
De verdachte hoeft geen (nadere) verklaring af te leggen.
De verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken.
De verdachte doet afstand van de in beslag genomen goederen.
De officier van justitie eist voor het ten laste gelegde feit een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte volledige medewerking verleent aan de effectieve en efficiënte uitwinning van de objecten die verbeurd zijn verklaard, alsmede de oplegging van een geldboete van € 81.000,00.
De officier van justitie zal verbeurdverklaring vorderen van de voorwerpen 1 t/m 13 zoals beschreven in de raamovereenkomst.
Er zal geen ontnemingsvordering worden ingediend.
De Belastingdienst wordt door het Openbaar Ministerie geïnformeerd over deze overeenkomst.
Indien de strafoplegging door de rechtbank conform deze overeenkomst plaatsvindt, zien beide partijen af van hoger beroep.
Beoordeling van de procesafsprakenDe rechtbank heeft jegens partijen tijdens de zittingen benadrukt dat de vragen van art. 348 en 350 Sv leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en de rechtbank de procesafspraken kan afwijzen indien er op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor een vaststelling van schuld, de kwalificatie van het feit niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de te eisen straf niet passend acht.
Ter zitting van 9 september 2022 heeft de verdachte tegen de rechtbank herhaaldelijk gezegd dat zij de vervolging begrijpt en de zaak wil oplossen, waarbij zij meermalen specifiek heeft aangegeven in dat kader afstand te willen doen van alles wat in deze zaak ten laste van haar en onder haar in beslag is genomen.
De rechtbank heeft op de zitting van 16 september 2022 de procesafspraken die de verdachte en haar raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt doorgenomen. De afspraken zijn uitgebreid en indringend met de verdachte besproken.
De rechtbank is mede op grond van de bespreking ter zitting van oordeel dat de verdachte
vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl zij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten (HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252). Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geëist voor de duur
van 9 maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 1 jaar, met daarbij de verbeurdverklaring van de in de raamovereenkomst genoemde goederen onder 1 tot en met 13 en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte medewerking zal verlenen aan het uitwinnen van de verbeurd verklaarde goederen, alsmede de oplegging van een geldboete van € 81.000,00.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de gemaakte procesafspraken en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Zij heeft in luxe geleefd van gelden waarvan zij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren en daarnaast heeft zij meegewerkt aan constructies die het witwassen mogelijk maakten. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer in ernstige mate aan en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie. Het voorhanden hebben en gebruiken van (luxe) goederen, aangeschaft met gelden afkomstig uit misdrijf, wekt naar de samenleving de indruk dat misdaad loont en is daardoor zeer laakbaar.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 augustus 2022 blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in andere zaken van dit type worden opgelegd. Kijkend naar de ernst van het feit en de hoogte van het witgewassen bedrag is een forse gevangenisstraf op haar plaats. In de LOVS-oriëntatiepunten geldt dat voor fraude met benadelingsbedragen van hoger dan één miljoen euro als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 24 maanden. Tot die straf komt de rechtbank niet. De rechtbank zal een andere afweging maken en oog hebben voor de omstandigheid dat de officier van justitie en de verdediging procesafspraken hebben gemaakt die hebben geleid tot de eis van de officier van justitie.
Zij betrekt in haar oordeel allereerst de tijd die inmiddels is verstreken tussen de bewezen verklaarde concrete gedragingen en de afdoening van de zaak heden. De bewezen verklaarde concrete handelingen dateren van 11 maart 2003 tot 7 december 2017. Bovendien is na de aanhouding van de verdachte en de doorzoeking van haar woning in november 2013, de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak pas op 9 september 2022 aangevangen. Terecht heeft de officier van justitie er op gewezen dat de inhoudelijke behandeling reeds eerder, namelijk in november 2019 had kunnen hebben plaatsgevonden, maar mede op verzoek van de verdediging is uitgesteld (in verband met transactie-onderhandelingen). Dit neemt evenwel niet weg dat ook bij een behandeling in 2019 een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn zou hebben plaatsgevonden. Bovendien heeft het vervolgens weer bijna 3 jaar geduurd eer de zaak op zitting is behandeld. De redelijke termijn als genoemd in artikel 6 EVRM is daarmee in aanzienlijke mate overschreden. De verdachte heeft gedurende ruim acht jaar in onzekerheid geleefd, wetende dat haar een strafzaak boven het hoofd hing. Al die tijd moest de verdachte zich ook aan schorsingsvoorwaarden houden.
De verdachte heeft tijdens de behandeling inzicht getoond dat zij anders had moeten handelen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij sinds 2018 niet meer verblijft in de villa in Benahavís en ook overigens afstand heeft gedaan van haar ‘oude leven’. Zij heeft een vriend bij wie zij in Nederland verblijft. Zij doet vrijwilligerswerk. Daarnaast heeft zij de zorg over haar twee dochters. De rechtbank houdt daar bij het opleggen van een straf in het voordeel van de verdachte rekening mee.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte afstand heeft gedaan van alle in de beslaglijst genoemde – zeer waardevolle – goederen en dat dit er in het kader van de procesafspraken toe heeft geleid dat het Openbaar Ministerie afziet van een ontnemingsprocedure.
Tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken en gezien het voorgaande acht de
rechtbank, alle belangen afwegend, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 1 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte medewerking zal verlenen aan het uitwinnen van de in de beslaglijst genoemde goederen, alsmede de oplegging van een geldboete van € 81.000,00 passend en geboden.

9..Beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen conform de procesafspraken verbeurd dienen te worden verklaard. Dat betekent dat de voorwerpen op de beslaglijst onder 2, 3, 9, 10, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 verbeurd worden verklaard omdat de feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan.
Ten aanzien van de overige op de beslaglijst voorkomende voorwerpen geldt dat deze zowel klassiek (94 Sv) als conservatoir (94a Sv) in beslag zijn genomen. De rechtbank beslist uitsluitend ten aanzien van het gelegde klassieke beslag dat dit dient te worden opgeheven. Ten aanzien van het conservatoir beslag dat ook op deze voorwerpen rust, wordt geen beslissing genomen.
De beslaglijst is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden, alsmede tot een
geldboete van € 81.000,00 (eenentachtigduizend euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
360 (driehonderdzestig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal volledige medewerking verlenen aan het effectief en efficiënt uitwinnen van de verbeurd verklaarde goederen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
Waarde
2. 1 STK Onroerende registergoedere
MALAGA NBU E
[adres02] te Benahavis, Malaga, [postcode02]
3. 1 STK Onroerende registergoedere
MARBELLA NBU E
[adres03] , San Pedro [postcode03]
9. 1.00 STK Vorderingen 7767.33
NBU E
Banco Sabadell nr. [rekeningnummer06]
10. 1.00 Vorderingen 12603.88
NBU E
Banco Catalunya-Caixa nr. [rekeningnummer07]
16. 1 STK Onroerende registergoedere
MALAGA NBU E
[adres04] , “ [naam02] ”
17. 1 STK Onroerende registergoedere
MARBELLA NBU E
[adres05] , “ [naam03] ” verdieping [nummer] [huisnummer01]
18. Onroerend Goed: Arabian Ranches, Saheel III, [adres06] [huisnummer02] , Dubai,
Verenigde Arabische Emiraten
19. Onroerend Goed: appartement [appartementnummer01] Oceana Atlantic/Palm Jumeirah
Verenigde Arabische Emiraten
20. Onroerend goed, appartement [appartementnummer02] Marina Residence/Palm Jumeirah Verenigde Arabische Emiraten
21. Onroerend goed, appartement [appartementnummer03] Marina Residence/Palm Jumeirah Verenigde Arabische Emiraten
22. Onroerend goed, appartementen [appartementnummer04] en [appartementnummer05] Palm View/Palm Jumeirah Verenigde Arabische Emiraten
23. Banktegoed bij de Banque Pictet & Cie. SA, rekeningnummer [rekeningnummer08] op naam van [bedrijf03] € 110.428,-
24. Banktegoed op naan van [naam04] AED 1.700.000 met een tegenwaarde van € 340.000,-.
- gelast de teruggave aan verdachte van:
6. 1.00 STK Vorderingen 8047.44
ABN AMRO BANK
Rekening [rekeningnummer09]
7. 1.00 STK Vorderingen 603.32
ABN AMRO BANK
Rekening [rekeningnummer10]
8. Geld Euro 7250.00
-
NBU E/contanten
11. 1 STK Personenauto NBU E
Volvo S90
Kenteken: [kentekennummer01]
13. 1.00 STK Sieraad 800.00
-
Ring, geelgoud met 1 briljant
14. 1.00 STK Sieraad 200.00
-
Ring, geelgoud met heartshape amethist
15. 1.00 STK Sieraad 625.00
-
Diverse geelgouden sieraden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van vandaag;
beveelt dat de borgsom die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, wordt teruggegeven aan degene die deze zekerheid heeft gesteld.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
mr. F.A. Hut en mr. R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij, in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met heden, in
Nederland en/of Spanje en/of Andorra en/of Gibraltar en/of elders ter wereld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
(telkens) één of meerdere (grote) geldbedrag(en) en/of (andere) voorwerp(en)
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of
daarvan gebruik gemaakt,
en/of
(telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing, verborgen en/of verhuld van één of
meerdere (grote) geldbedrag(en) en/of (andere) voorwerpen, althans verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) en/of (andere)
voorwerp(en) was/waren en/of wie dit/deze voorhanden had/hadden,
te weten,
- een bedrag van circa 350.000,00 euro dat op of omstreeks 11 maart 2003 is
overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [rekeningnummer01] onder de naam
[naam01] ), tot welke bankrekening medeverdachte [medeverdachte03] als enige
gerechtigd was, naar de (Spaanse) bankrekening ( [rekeningnummer02] ) ten name van de
Spaanse vennootschap [naam vennootschap01] ) [ordner 11, bijlage 45, p.
1649, 1650 en 1579];
en/of
- een bedrag van circa 250.000,00 euro dat op of omstreeks 7 april 2003 is
overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [rekeningnummer01] onder de naam
[naam01] ), tot welke bankrekening medeverdachte [medeverdachte03] als enige
gerechtigd was, naar de (Spaanse) bankrekening ( [rekeningnummer02] ) ten name van de
Spaanse vennootschap [naam vennootschap01] ) [ordner 11, bijlage 45, p.
1573 en 1663];
en/of
- een bedrag van in totaal circa 1.590.000,00 euro dat op één of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2004 tot en met 22
augustus 2005 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [rekeningnummer03] ) ten
name van medeverdachte [medeverdachte03] , (en tot welke bankrekening medeverdachte H.
[medeverdachte02] (mede) gemachtigd was) naar de bankrekening ( [rekeningnummer02] ) ten name van de
Spaanse vennootschap [naam vennootschap01] ) [ordner 9, bijlage 24, p. 531
en 533 en 536/537/541/542/543/545/546/548];
en/of
- een bedrag van circa 886.000,00 euro dat op of omstreeks 9 november 2007 is
overgemaakt van de ABN AMRO derdengeldenrekening ( [rekeningnummer04] ) ten name van
[naam notariskantoor] , naar de bankrekening ( [rekeningnummer05] ) ten
name van [naam trust] te Gibraltar onder vermelding van mortgage [naam vasgoedbedrijf01]
);
en/of
- onroerend goed bestaande uit een woonhuis en/of belendende grond gelegen
op/aan de [adres02] (E) te Benahavís, Spanje;
en/of
- één of meerdere vermogensbestandde(e)l(en) en/of aande(e)l(en) van/in de
vennootschap(pen) [naam vennootschap03] , en/of [naam vennootschap03]
en/of [naam vennootschap01] en/of [naam vennootschap05] ,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), dat voornoemd(e) voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.