ECLI:NL:RBROT:2022:10055

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
630282 HA ZA 21-1073
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door erfgenamen na overlijden

In deze zaak heeft de zus van de overleden mevrouw [erflaatster01] een vordering ingesteld tegen haar broer, met het verzoek om rekening en verantwoording te geven over de financiën van hun moeder. De zus stelt dat de broer financieel beheer heeft gevoerd over het vermogen van hun moeder en dat zij recht heeft op inzage in de financiële stukken. De broer betwist deze claim en stelt dat hij slechts behulpzaam is geweest bij het regelen van de financiën van hun moeder en dat hij niet verplicht is om rekening en verantwoording af te leggen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de zus onvoldoende heeft aangetoond dat de broer het financieel beheer heeft gevoerd en dat er geen verplichting bestaat voor de broer om rekening en verantwoording af te leggen. De rechtbank wijst de vorderingen van de zus af en compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 28 september 2022 door rechter mr. C. van Steenderen-Koornneef.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/630282/ HA ZA 21-1073
Vonnis van 28 september 2022
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat: mr. J.P. Arts,
tegen:
[gedaagde01] ,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [plaats01] ,
gedaagde,
advocaat: mr. L.C. Baars.
Partijen zullen hierna de zus en de broer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 november 2021, tevens houdende incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 jo. 843a Rv.;
  • de incidentele conclusie van antwoord;
  • het vonnis in het incident van 23 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van de broer van 25 mei 2022;
  • de akte van de zijde van de zus van 22 juni 2022;
  • de akte van de zijde van de broer van 20 juli 2022;
  • de aantekening dat de mondelinge behandeling is gehouden op 12 augustus 2022;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is op verzoek van de broer akte verleend ten aanzien van de mededeling van de zus dat zij de nalatenschap van erflaatster niet heeft verworpen.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 26 oktober 2020 is overleden mevrouw [erflaatster01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1932, laatst wonende te [woonplaats03] (hierna: moeder).
2.2.
Moeder was ten tijde van haar overlijden ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Moeder heeft de zus en de broer als afstammelingen achtergelaten.
2.3.
Uit het uittreksel uit het Centraal Testamentenregister blijkt dat moeder geen testament heeft opgesteld. Dat betekent dat de zus en de broer gezamenlijk erfgenaam zijn.
2.4.
De zus heeft tot mei 2018 de financiën van moeder geregeld. Daarna heeft de broer moeder geholpen met haar financiën.
2.5.
Na het overlijden van moeder heeft de broer haar uitvaart geregeld en heeft hij zich ingespannen om de huurwoning zo snel mogelijk te kunnen opleveren.
2.6.
Bij brief van 3 maart 2021 heeft de zus aan de broer om informatie gevraagd met betrekking tot de financiën van moeder. In zijn reactie d.d. 7 maart 2021 heeft de broer haar inzage van de stukken bij hem thuis voorgesteld.
2.7.
Bij brief van 19 april 2021 heeft mr. Arts aan de broer onder meer het volgende bericht:
(…) Namens cliënte verzoek ik u dan ook inzage te geven in alle financiële stukken met betrekking tot de nalatenschap van wijlen mevrouw [erflaatster01] . Uw voorstel dat mijn cliënte dit individueel in uw woning kan inzien is uiteraard geen deugdelijke mogelijkheid, gelet op de gebrouilleerde verhoudingen tussen partijen. Ik verzoek u dan ook deze stukken aan ondergetekende toe te sturen. (…)”
2.8.
Bij e-mailbericht van 29 mei 2021 heeft de broer gereageerd:
(…)
1. uw cliënte heeft op 22 november 2020 contact gehad met de ING om te melden het overlijden van mijn moeder.
2. de rekeningen van mijn moeder zijn derhalve [rekeningnummer01] door de ING zelf omdat de rekening al geruime tijd niet gebruikt was/2021 is de andere rekening opgeheven.
3. wij hebben een betalingsregeling met de woningstichting waar mijn moeder haar huis huurde;
4. wij hebben een openstaande saldo bij de belastingdienst van ca 400 euro.
5. een brief van de belastingdienst met een teruggaaf van 193,= die gaat verrekend worden met het openstaand saldo.
6. wij hebben geen stukken meer want de dochter van uw cliënte was er bij toen wij alles versnipperd meegegeven hebben aan het oud papier en uw cliënte en haar dochter waren akkoord dus ik kan niets aanleveren uw cliënte heeft wat nodig is. Tevens heeft zij aangegeven dat ze de gehele papieren afwikkeling aan mij over zou laten (…)
Mocht uw cliënte mij in rechte betrekken dan behoud ik mij het recht voor om alsnog de helft van de kosten naar haar te verleggen (…)
2.9.
Hierop heeft mr. Arts aan de broer verzocht om toezending van bankafschriften van de ING bankrekening.

3.Het geschil

3.1.
De zus vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. De broer te veroordelen om binnen veertien dagen na het betekenen van het door de rechtbank te wijzen vonnis over te gaan tot het verstrekken van inzage in de bankafschriften van de moeder over de periode mei 2018 tot heden dan wel tot aan de dag dat de bankrekening heeft bestaan, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de broer hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 30.000,-;
II. De broer te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het door de rechtbank te wijzen vonnis over te gaan tot het meewerken aan het verstrekken van inzage in de onder randnummer 19 (rechtbank: bedoeld zal zijn randnummer 18) van de dagvaarding genoemde stukken, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de broer hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 30.000,-;
Subsidiair
III. Indien de broer niet voldoet aan punt I en II, te bepalen dat het vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de broer;
IV. de broer te veroordelen in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
De zus legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij als erfgenaam dan wel als deelgenoot in de nalatenschap, ex artikel 3:166 BW recht en belang heeft om inzage te verkrijgen in de afwikkeling van de nalatenschap door de broer in zijn hoedanigheid van erfgenaam.
Zij stelt dat onder meer sprake is van onverklaarbare (privé)opnames, uitgaven voor eigen ondernemingen van de broer, betalingen aan zijn stiefdochter, onduidelijkheid over de betaling van de grafsteen en verrekening van de SVB met openstaand vakantiegeld. De zus wil dan ook inzage verkrijgen in alle relevante stukken en bankrekeningen over de periode mei 2018 tot heden.
3.3.
De broer voert verweer en heeft aangevoerd niet gehouden te zijn rekening en verantwoording af te leggen aan de zus. Hij betwist dat moeder niet zelf in staat was tot het voeren van het (feitelijk) beheer van haar (financiële) administratie en dat sprake was van beheer door hem van het vermogen van moeder. Voor de in opdracht van moeder verrichte handelingen tot aan haar overlijden was hij alleen aan moeder rekening en verantwoording verschuldigd. Ten aanzien van nà het overlijden van moeder verrichte werkzaamheden, is hij van mening dat hij voldaan heeft aan de verplichting zijn handelingen te verantwoorden.

4.De beoordeling

Rekening en verantwoording vóór overlijden moeder

4.1.
De vraag die beantwoord moet worden is of de broer gehouden is rekening en verantwoording af te leggen over het al dan niet door hem gevoerde beheer over het vermogen van moeder.
De zus stelt dat de broer het feitelijke beheer heeft gevoerd over het vermogen van moeder, maar dit wordt door de broer betwist. Hij is moeder alleen behulpzaam geweest bij het regelen van haar financiële zaken. Omdat moeder hem nooit heeft gevraagd om rekening en verantwoording af te leggen, is de zus daar volgens hem ook niet toe gerechtigd.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de zus haar stelling dat de broer het financieel beheer heeft gevoerd over de bankrekeningen van moeder, gelet op het verweer van de broer, onvoldoende heeft onderbouwd. Van het voeren van beheer door de broer van de financiën van moeder is dan ook geen sprake. De in de periode voor het overlijden van moeder betaalde bedragen of gedane overboekingen vallen dan ook in het beheer van moeder. Hierover is de broer op basis van ongeschreven recht geen rekening en verantwoording verschuldigd aan de zus.
De rechtbank merkt daarbij ten overvloede nog op dat zelfs áls de broer het financieel beheer zou hebben gevoerd over de bankrekeningen van moeder, hij niet gehouden is om rekening en verantwoording af te leggen. Volgens vaste rechtspraak bestaat er alleen een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een jegens de ander (de rechthebbende) verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht. Aan het oordeel dat op grond van ongeschreven recht een verplichting bestaat om zich te verantwoorden over de behoorlijkheid van het over het vermogen van een ander gevoerd beheer, kan bijdragen dat sprake is van een rechtsverhouding die verwantschap vertoont met een of meer in de wet geregelde gevallen waarin een dergelijke verplichting is neergelegd. Daarnaast dient te worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. Daarbij speelt een rol de reden van het beheer, de verhouding tussen de beheerder en de rechthebbende, wat er tussen hen gebruikelijk was en de mate waarin degene die het beheer voerde zelfstandig kon en mocht handelen. Daarbij is bovendien van belang de mate waarin de rechthebbende in staat is geweest de handelingen van degene die het beheer voerde te overzien en voor zijn belangen op te komen [1] .
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank was de broer, als hij het financieel beheer had gevoerd over de bankrekeningen van moeder, gehouden rekening en verantwoording af te leggen aan moeder. De zus kan echter geen rekening en verantwoording vorderen van de broer. Dat de zus als erfgenaam van moeder rechtsopvolger onder algemene titel is, maakt dit niet anders. De familierechtelijke relatie tussen moeder en de broer bracht kennelijk mee dat in vertrouwen werd gehandeld. Aangenomen wordt daarom dat moeder zelf het beheer over haar vermogen voerde, waarbij de broer haar behulpzaam was. Onder deze omstandigheid bestaat er naar het oordeel van de rechtbank voor de broer geen verplichting tot het doen van rekening en verantwoording. Evenmin heeft de zus voldoende onderbouwd dat de broer zich gelden van moeder heeft toegeëigend. De rechtbank oordeelt dan ook dat een rechtsverhouding als hiervoor bedoeld ontbreekt en de zus geen rekening en verantwoording van de broer kan verlangen.
Rekening en verantwoording ná overlijden moeder
4.4.
Voor zover de zus rekening en verantwoording van de broer vordert als deelgenoot in de nalatenschap van moeder voor de periode ná overlijden van moeder heeft de broer hiertegenover gesteld dat hij, met het versturen van een overzicht met bijlagen, heeft voldaan aan zijn verplichting de behoorlijkheid van zijn handelingen te verantwoorden.
Daarnaast heeft de broer, in het kader van deze procedure, de uitgaven toegelicht. Verdere verantwoording is naar het oordeel van de rechtbank niet nodig. De vordering van de zus om de broer te veroordelen om rekening en verantwoording na het overlijden van moeder af te leggen zal ook worden afgewezen.
De rechtbank vindt het verklaarbaar dat er na het overlijden van moeder nog kosten zijn gemaakt. Immers staat vast dat direct na het overlijden uitkeringen en andere inkomsten zijn gestopt, terwijl er nog wel betalingsverplichtingen waren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de broer een voldoende verklaring gegeven voor de door hem ten behoeve van moeder/de nalatenschap betaalde kosten en rekeningen.
De rechtbank wil tot slot opmerken dat een erfrechtelijk geschil per definitie een pijnlijk geschil is. Met dit vonnis is nog geen definitieve streep onder deze kwestie gezet. De nalatenschap (bezittingen en schulden) moet immers nog verdeeld worden.
Kosten van de procedure
4.5.
Partijen zijn zus en broer van elkaar. Het uitgangspunt is dat kosten van procedures tussen bloedverwanten in beginsel voor eigen rekening blijven. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter, en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 28 september 2022.
3092

Voetnoten

1.HR 9 mei 2014 ECLI:NL:HR:2014:1089