In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging voor betrokkene, die eerder op 6 januari 2021 was verleend. De Hoge Raad had de eerdere beschikking vernietigd omdat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat betrokkene niet bereid was zich te laten horen. De rechtbank moest nu opnieuw oordelen over de zorgmachtiging, waarbij de advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, omdat er volgens hem mogelijkheden voor vrijwillige behandeling waren. De rechtbank oordeelde echter dat er geen passende zorg op vrijwillige basis beschikbaar was en dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De beschikking werd mondeling gegeven op 1 oktober 2021 door rechter H.C.A. de Groot en schriftelijk uitgewerkt op 5 oktober 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.