Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verdere verloop van de procedure
- het vonnis van 21 juli 2021;
- de akte uitlating bewijs van [naam gedaagde] .
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres, in haar hoedanigheid van beneficiair erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van de overleden erflaatster, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die eveneens beneficiair erfgenaam en vereffenaar is. De zaak betreft een geschil over een bedrag van € 69.645,48 dat eiseres vordert van gedaagde, als bijdrage aan de nalatenschap. De rechtbank heeft eerder, in een vonnis van 21 juli 2021, gedaagde de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van een contante betaling van € 7.500,- aan de erflaatster voor de aankoop van een auto. Gedaagde heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid om bewijs te leveren.
In het eindvonnis van 13 oktober 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat, gezien het feit dat gedaagde geen bewijs heeft geleverd, zij veroordeeld wordt tot betaling van het gevorderde bedrag van € 7.500,- aan de nalatenschap van de erflaatster. Daarnaast heeft de rechtbank de wettelijke rente toegewezen vanaf 4 augustus 2020, omdat aan de vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan. De rechtbank heeft ook de vordering van eiseres met betrekking tot rente op een geldlening en geldopnames voor het overlijden van de erflaatster afgewezen.
Omdat de partijen zussen zijn, heeft de rechtbank besloten de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door rechter G.A.F.M. Wouters.