ECLI:NL:RBROT:2021:9975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/608216 / HA ZA 20-1109eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit nalatenschap met bewijslevering door gedaagde

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres, in haar hoedanigheid van beneficiair erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van de overleden erflaatster, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die eveneens beneficiair erfgenaam en vereffenaar is. De zaak betreft een geschil over een bedrag van € 69.645,48 dat eiseres vordert van gedaagde, als bijdrage aan de nalatenschap. De rechtbank heeft eerder, in een vonnis van 21 juli 2021, gedaagde de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van een contante betaling van € 7.500,- aan de erflaatster voor de aankoop van een auto. Gedaagde heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid om bewijs te leveren.

In het eindvonnis van 13 oktober 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat, gezien het feit dat gedaagde geen bewijs heeft geleverd, zij veroordeeld wordt tot betaling van het gevorderde bedrag van € 7.500,- aan de nalatenschap van de erflaatster. Daarnaast heeft de rechtbank de wettelijke rente toegewezen vanaf 4 augustus 2020, omdat aan de vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan. De rechtbank heeft ook de vordering van eiseres met betrekking tot rente op een geldlening en geldopnames voor het overlijden van de erflaatster afgewezen.

Omdat de partijen zussen zijn, heeft de rechtbank besloten de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door rechter G.A.F.M. Wouters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/608216 / HA ZA 20-1109
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
[naam eiseres], in haar hoedanigheid van beneficiair erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van [naam erflaatster] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
tegen
[naam gedaagde], in haar hoedanigheid van beneficiair erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van [naam erflaatster] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.H. Steensma te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ‘ [naam eiseres] ’ en ‘ [naam gedaagde] ’ genoemd worden.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 21 juli 2021;
  • de akte uitlating bewijs van [naam gedaagde] .
1.2.
De datum van dit vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1.
In deze procedure heeft [naam eiseres] gevorderd [naam gedaagde] te veroordelen een bedrag van € 69.645,48 te betalen aan de nalatenschap van [naam erflaatster], geboren op [geboortedatum erflaatster] en overleden op 12 oktober 2019 (hierna: erflaatster).
2.2.
In het vonnis van 21 juli 2021 is [naam gedaagde] in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat zij € 7.500,- contant heeft betaald aan erflaatster voor de auto (Opel Karl) die [naam gedaagde] van erflaatster heeft gekocht. De zaak is verwezen naar de rol waar [naam gedaagde] zich kon uitlaten over de vraag of en zo ja, hoe zij dit bewijs wenst te leveren.
2.3.
Bij akte van 18 augustus 2021 heeft [naam gedaagde] de rechtbank bericht dat zij geen gebruik maakt van de haar geboden gelegenheid om bewijs te leveren. Gelet op wat reeds in het vonnis van 21 juli 2021 (met name rechtsoverweging 4.10) is overwogen, zal [naam gedaagde] daarom worden veroordeeld om € 7.500,- te betalen aan de nalatenschap van erflaatster.
2.4.
[naam eiseres] heeft tevens gevorderd [naam gedaagde] te veroordelen dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. [naam gedaagde] heeft hiertegen geen apart verweer gevoerd. Nu aan de vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan, zal de rechtbank dit eveneens toewijzen.
2.5.
Conform het vonnis van 21 juli 2021 wordt de vordering van [naam eiseres] met betrekking tot de rente op de geldlening en de geldopnames voor het overlijden van erflaatster afgewezen.
2.6.
Omdat partijen zussen zijn, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De rechtbank
veroordeelt [naam gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 7.500,- aan de nalatenschap van erflaatster, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 4 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart het voorgaande uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.
3120