In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseres, die betrokken is bij de verkoop van tabaksproducten en aanverwante artikelen, kreeg op 3 juli 2020 een bestuurlijke boete van € 45.000,- opgelegd wegens het overtreden van het reclameverbod in de Tabaks- en rookwarenwet (Trw). De eiseres had een advertentie geplaatst in De Telegraaf die volgens de verweerder het reclameverbod overtrad, omdat deze de verkoop van e-sigaretten en aanverwante producten bevorderde. De eiseres stelde dat de advertentie niet als reclame kwalificeerde, omdat deze geen publieke bekendheid gaf aan een eigen product of merk.
De rechtbank oordeelde dat de advertentie wel degelijk als reclame moest worden aangemerkt, omdat deze lezers aanmoedigde om e-sigaretten te gebruiken en indirect de eigen producten van de eiseres aanprees. De rechtbank wees erop dat de definitie van reclame in de Trw breed is en niet vereist dat een merknaam expliciet wordt genoemd. De rechtbank concludeerde dat de eiseres het reclameverbod had overtreden en dat de opgelegde boete niet in strijd was met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat de vrijheid van meningsuiting waarborgt. De rechtbank oordeelde dat de beperking van dit recht gerechtvaardigd was ter bescherming van de volksgezondheid.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van het reclameverbod in de tabakswetgeving en de noodzaak om de volksgezondheid te beschermen tegen de risico's van tabaksreclame.