Uitspraak
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, te Den Haag, appellant
(hierna: de minister),
met kenmerk AWB 10/4519 BC-T2, in het geding tussen
1.Het procesverloop in hoger beroep
25 augustus 2011, hoger beroep ingesteld tegen voormelde, op 15 juli 2011 verzonden uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank).
2.De grondslag van het geschil
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het College kan de minister niet volgen in zijn, niet nader toegelichte en onderbouwde, stellingen dat de poster onvermijdelijk de behoefte aan het roken van sigaretten van het merk “Lucky Strike” stimuleert, en dat het oordeel van de rechtbank de handhaving van het reclameverbod onmogelijk maakt en daarmee het verbod tot een dode letter. De rechtbank heeft eveneens op goede gronden ook aandacht besteed aan de omstandigheid dat het niet de bedoeling van Het Ketelhuis is geweest om enige vorm van tabaksreclame te maken. Alhoewel, zoals de minister terecht heeft opgemerkt, de intentie om het reclameverbod te omzeilen niet bewezen hoeft te worden, vormt het ontbreken van deze intentie, in het licht van hetgeen de wetgever met artikel 5a, tweede lid, van de Tabakswet heeft beoogd, een element dat voor de beoordeling van de onderhavige zaak mede van belang is.
6.De beslissingHet College:
in hoger beroep ten bedrage van € 472,-- (zegge: vierhonderdentweeënzeventig euro);