ECLI:NL:RBROT:2021:9958
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen een snelheidsovertreding in het kader van radarmetingen
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, betreft het een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een snelheidsovertreding die zou zijn begaan net voor de Heinenoordtunnel. De procedure is gestart met een tussenbeslissing op 24 januari 2019, waarin de zaak werd aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een soortgelijke zaak. Op 29 september 2021 vond een nieuwe zitting plaats, waar zowel de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.
De kantonrechter heeft zich eerst gebogen over de ontvankelijkheid van het beroep. De officier van justitie stelde dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de betrokkene te laat in beroep was gekomen. De betrokkene voerde aan dat er nieuwe feiten waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. De kantonrechter oordeelde echter dat de eerdere uitspraak in een andere zaak geen bijzondere omstandigheden opleverde die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Desondanks werd de betrokkene ontvankelijk verklaard, omdat de tussenbeslissing van januari 2019 de verwachting had gewekt dat de zaak inhoudelijk behandeld zou worden.
In de inhoudelijke beoordeling werd vastgesteld dat de radarmeting niet volgens de handleiding van de fabrikant was uitgevoerd, maar dat de metingen niet substantieel afweken van de daadwerkelijk gereden snelheid. De kantonrechter concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de sanctie te matigen of te concluderen dat deze niet billijk was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter wees erop dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat indien de opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,00.