ECLI:NL:RBROT:2021:9906

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
10/960023-20, 10/960124-20, 10/960148-20, 10/960144-19, 10/960116-20, 10/960113-20, 10/960101-20, 10/960096-20, 10/960032-21 en 10/960146-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing onderzoekswensen in de zaak Sartell met betrekking tot PGPSafe en EncroChat

Op 11 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaken van meerdere verdachten in het onderzoek Sartell. Deze beslissing betreft de onderzoekswensen van de verdediging met betrekking tot de gegevens van PGPSafe en EncroChat. De rechtbank heeft verschillende verzoeken van de verdediging beoordeeld, waaronder het verzoek om ongeschoonde processtukken en het horen van getuigen. De rechtbank heeft het verzoek tot het overleggen van de ongeschoonde beschikking van de rechter-commissaris afgewezen, evenals het verzoek om het horen van opsporingsambtenaren zonder voldoende motivatie. De rechtbank benadrukt dat de verdediging gemotiveerd moet onderbouwen waarom het horen van getuigen noodzakelijk is, ook als de inhoud belastend kan zijn voor de verdachte. De rechtbank heeft ook de onderzoekswensen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verkregen data besproken, waarbij de verdediging heeft gewezen op jurisprudentie en literatuur. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging deels toegewezen, maar ook veel verzoeken afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de behandeling van de zaken aangehouden tot een volgende zitting op 15 november 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/960023-20 ( [naam verdachte 1] ), 10/960124-20 ( [naam verdachte 2] ), 10/960148-20 ( [naam verdachte 3] ), 10/960144-19 ( [naam verdachte 4] ), 10/960116-20 ( [naam verdachte 5] ), 10/960113-20 ( [naam verdachte 6] ), 10/960101-20 ( [naam verdachte 7] ), 10/960096-20 ( [naam verdachte 8] ), 10/960032-21 ( [naam verdachte 9] ) en 10/960146-20 ( [naam verdachte 10] ).
Tussenbeslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam van 11 oktober 2021 met betrekking tot de
onderzoekswensendie ter zitting van 20 september 2021 in het onderzoek 26Sartell zijn ingediend ten aanzien van de verdachten:
[naam verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats verdachte 1] op [geboortedatum verdachte 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 1] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad,
raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam;
[naam verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats verdachte 2] op [geboortedatum verdachte 2] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 2] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught,
raadsman mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam;
[naam verdachte 3] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 3] op [geboortedatum verdachte 3] ,
wonende aan de [adres verdachte 3] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden,
raadsman mr. S Schuurman, advocaat te Breukelen;
[naam verdachte 4],
geboren te [geboorteplaats verdachte 4] op [geboortedatum verdachte 4] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 4] ,
raadsman mr. J.J. Bussink / mr. O.E. de Jong, advocaat te Den Haag;
[naam verdachte 5],
geboren te [geboorteplaats verdachte 5] op [geboortedatum verdachte 5] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 5] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp;
[naam verdachte 6],
geboren te [geboorteplaats verdachte 6] op [geboortedatum verdachte 6] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 6] ,
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen;
[naam verdachte 7],
geboren te [geboorteplaats verdachte 7] op [geboortedatum verdachte 7] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 7] ,
feitelijk verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte 7] ,
raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht;
[naam verdachte 8],
geboren te [geboorteplaats verdachte 8] op [geboortedatum verdachte 8] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 8] ,
raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht;
[naam verdachte 9] ,
geboren te [geboortedatum verdachte 9] te [geboorteplaats verdachte 9] ,
wonende aan de [adres verdachte 9] ,
raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem;
[naam verdachte 10],
geboren te [geboorteplaats verdachte 10] op [geboortedatum verdachte 10] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 10] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Procedure

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzittingen van 16 augustus 2021 en 20 september 2021. Op deze pro-forma en/of regiezittingen zijn in de zaak 26Sartell (hierna: Sartell) door de verdediging vooraf ingediende en op de zitting kenbaar gemaakte onderzoekswensen en (tussentijdse) reacties van de officieren van justitie in de zaak Sartell (hierna: de officier van justitie) besproken.
Het onderzoek ter zitting is op 16 augustus 2021 opnieuw aangevangen, omdat de rechtbank door de verschoning van de samenstelling, die de zaak op de zitting van 25 mei 2021 had behandeld, in een andere samenstelling zitting heeft gehouden. De onderzoekswensen, die op de zitting van 25 mei 2021 zijn ingebracht en nadien nog zijn aangevuld, maar waarop de rechtbank nog niet had beslist, zijn met instemming van de verdediging alsnog meegenomen in de onderhavige onderzoekswensen. De verdediging heeft de onderzoekswensen vervolgens kunnen herhalen, aanvullen en toelichten op de zitting van 20 september 2021.
Op deze zitting zijn door de verdediging aldus vooraf ingediende en de op de zitting kenbaar gemaakte onderzoekswensen en de tussentijdse reacties van het openbaar ministerie besproken. De rechtbank gaat ervan uit dat hiermee de tot op die dag ingediende onderzoekswensen besproken zijn.
De rechtbank zal na de beslissing van heden in het verdere verloop van de procedure uitsluitend rekening houden met ingenomen standpunten die na 11 oktober 2021 worden ingebracht, waarbij de rechtbank betrokkenen uitdrukkelijk verzoekt daarbij niet te volstaan met een verwijzing naar eerdere of anderszins voor die datum overgelegde correspondentie.

2..Leeswijzer

De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging deels gegroepeerd en beantwoordt deze in de onderstaande volgorde:
3. Algemene overwegingen
4. Ennetcom gerelateerde verzoeken (stukken en getuigen)
5. PGPSafe gerelateerde verzoeken (stukken en getuigen)
6. EncroChat gerelateerde verzoeken (stukken en getuigen)
7. Verzoeken met betrekking tot het horen van zaaksgetuigen
8. Overige verzoeken in de zaken van de verdachten [naam verdachte 1] , [naam verdachte 8] , [naam verdachte 5] en [naam verdachte 9]
9. Overige verzoeken (stukken en getuigen) in de zaak van de verdachte [naam verdachte 3]
10. Verdere voortgang van het onderzoek
11. Beslissingen

3..Algemene overwegingen

3.1
De rechtbank zal hieronder beslissen op de onderzoekswensen.
De rechtbank merkt op voorhand op dat alle overwegingen en daaraan gekoppelde beslissingen die hierna volgen naar hun aard en inhoud – gelet op de fase waarin de behandeling van de strafzaken zich bevindt – een voorlopig karakter hebben.
3.2
Daar waar de rechtbank in deze beschikking spreekt over ‘
de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte’ wordt gedoeld op de door de rechtbank uit hoofde van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van de verdachte te nemen beslissingen.
3.3
De verdediging heeft in haar stukken en ter zitting uitvoerig de (on)rechtmatigheid van het verkrijgen, verwerken en het voor het bewijs gebruiken van PGPSafe en EncroChatdata besproken. In deze fase van het proces is echter alleen nog maar de vraag aan de orde of het door de verdediging gewenste onderzoek (onder meer in de vorm van het horen van getuigen en/of het overleggen van stukken) dient te worden uitgevoerd. Vragen met betrekking tot de rechtmatigheid of bruikbaarheid van (die data voor) het bewijs worden nu nog niet beantwoord.
3.4
Verder hebben de verdediging en de officier van justitie in het kader van de motivering van de onderzoekswensen ten aanzien van diverse (juridische) onderwerpen standpunten ingenomen waarbij uitvoerig is verwezen naar jurisprudentie uit binnen- en buitenland en literatuur. Op deze onderwerpen zal de rechtbank in het kader van deze beslissing uitsluitend ingaan voor zover dit voor het beoordelen van onderzoekswensen noodzakelijk is. Voor zover die standpunten verder strekken zal de rechtbank daarover pas na de inhoudelijke behandeling van de zaken oordelen.
3.5
De verdediging heeft tot nu toe veelvuldig (en niet altijd even concreet toegespitst op de strafzaak van de verdachte die door hen wordt bijgestaan) verwezen naar elkaars standpunten en ingebrachte stukken. Die stukken zijn soms overgelegd in de strafzaak van een medeverdachte, maar soms ook (zelfs niet geanonimiseerd) afkomstig (van andere advocaten) uit andere strafzaken dan het onderzoek Sartell. In combinatie met de diverse momenten waarop onderzoekswensen door het verloop van de procedure naar voren zijn gebracht, maakt dit het streven van de rechtbank naar volledigheid in de beantwoording niet eenvoudig. De rechtbank gaat er vanuit dat abusievelijk onbeantwoord gebleven onderzoekswensen alsnog kenbaar gemaakt kunnen worden.
3.6
De rechtbank gaat er tot slot vanuit dat alle betrokkenen in het vervolg van het onderzoek bij het overleggen van stukken meer rekening zullen houden met de privacy van derden.

4..Ennetcom gerelateerde verzoeken (stukken en getuigen)

4.1
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 1] heeft in maart 2021 de rechter-commissaris verzocht om, in verband met (de) communicatie die mogelijk door of met de verdachte [naam verdachte 1] via Ennetcom zou zijn gevoerd, volledig kennis te kunnen nemen van alle berichten uit de dataset waarover het onderzoeksteam heeft beschikt.
Ook is toen verzocht om alle stukken te voegen die (mede) de basis hebben gevormd voor de vordering om toegang te kunnen krijgen tot de Ennetcom-data.
4.2
Naar de mededeling van de officier van justitie is geen gebruik gemaakt van Ennetcom-data in het onderzoek Sartell. Van de verdediging had dan ook mogen worden verwacht dat zij haar verzoek op dit punt nader had onderbouwd. Van een redelijkerwijs te respecteren verdedigingsbelang is toen niet gebleken.
4.3
De verdediging heeft deze verzoeken nadien op de zittingen van 25 mei 2021 en later niet herhaald, zodat ervan uitgegaan wordt dat de verdediging deze heeft laten varen. Zo dit onjuist zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek op gelijke gronden moet worden afgewezen, omdat een nadere onderbouwing ook nu nog achterwege is gebleven.

5..PGPSafe gerelateerde verzoeken (stukken en getuigen)

5.1
Inleiding
Het onderzoek 26Sassenheim ( [code] ) richt zich op de faciliterende rol van de aanbieders van PGPSafe. In dat onderzoek is op 24 april 2017 een rechtshulpverzoek gedaan aan Costa Rica om onderzoekshandelingen te verrichten aan de infrastructuur van de leverancier van PGPSafediensten en -producten.
In de periode van 9 mei 2017 tot (en met) 11 mei 2017 is dat rechtshulpverzoek door de autoriteiten van Costa Rica uitgevoerd, daarbij geassisteerd door de Nederlandse politie. De uit die zoeking voortvloeiende versleutelde data (onder andere mailserverdata) zijn veiliggesteld, op 12 juni 2017 aan Nederland verstrekt en daar vervolgens ontsleuteld.
In het onderzoek Sartell zijn PGP-emailadressen aangetroffen. Blijkens de processen-verbaal [code] -1819 en [code] -1870 is nagegaan of met betrekking tot de in die processen-verbaal genoemde PGP-adressen in het onderzoek 26Sassenheim data beschikbaar waren. De aangetroffen data (waaronder ook gespreksinhoud en tegencontacten) zijn vervolgens met het onderzoek Sartell gedeeld. De officier van justitie in 26Sassenheim heeft toestemming gegeven voor het delen van de betreffende informatie.
5.2
Ter beschikking gestelde informatie betreffende het onderzoek 26Sassenheim en de PGPSafe data
De officier van justitie heeft op diverse momenten informatie verschaft uit en over het onderzoek 26Sassenheim. Deze informatie omvat onder meer:
  • processen-verbaal in het Algemeen dossier en het zaaksdossier Scan voorzien van de oorspronkelijke zaakscode [code] ;
  • de "binder" Algemene achtergrondinformatie inzake Ennetcom data, PGPSafedata en de Hansken zoekmachine (hierna: de binder Ennetcom & PGPsafe) waarin opgenomen:
  • het rechtshulpverzoek aan Costa Rica;
  • het bevel binnentreden, doorzoeking en beslaglegging van het Gerecht in Strafzaken van het Eerste District San Jose (Costa Rica);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2018 inzake een beschrijving van de werkzaamheden in Costa Rica;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2018 inzake een beschrijving van de werkzaamheden in Costa Rica;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2018 inzake ontvangst Costa Rica data;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2018 inzake ontsluiting Costa Rica data.
5.3
Onderzoekswensen van de verdediging
5.3.1
De verdediging heeft haar onderzoekswensen ter zitting uitvoerig toegelicht. Voor zover van belang zal die toelichting in de beoordeling van de wensen door de rechtbank worden meegenomen.
5.3.2.
Kort weergegeven wenst de verdediging een volledig beeld te krijgen van het procedurele en feitelijk verloop rondom het veiligstellen, dan wel de verkrijging van het (versleutelde) berichtenverkeer dat is verstuurd door middel van de dienst(en) van PGPSafe. Zij verzoekt dit om te kunnen onderzoeken of sprake is (geweest) van een fair trial, in de zin van onder meer artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), meer in het bijzonder de “equality of arms” tussen partijen. Verder wil zij de rechtmatigheid van de verkrijging en de betrouwbaarheid van de verkregen data kunnen onderzoeken. De verdediging heeft gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1889) en stelt zich op het standpunt dat de verkrijging en de rechtmatigheid van de data in 26Sassenheim van bepalende invloed is geweest voor het onderzoek Sartell. Om die reden dient de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van de data ook in dit onderzoek getoetst te kunnen worden.
De verdediging heeft – op voorhand – betoogd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet aan toetsing in de weg behoort te staan, gelet op de betrokkenheid van Nederlandse opsporingsambtenaren bij het veiligstellen van en de verkrijging van de versleutelde data in Costa Rica.
5.3.3
De onderzoekswensen van de verdediging – die uitvoerig zijn gemotiveerd en onderbouwd met jurisprudentie uit binnen en buitenland en literatuur – zijn hieronder (sterk samengevat) weergegeven: in de zaken van de verdachten [naam verdachte 7] en [naam verdachte 6] onder a t/m g, in de zaak van de verdachte [naam verdachte 1] onder a en e en in de zaak van de verdachte [naam verdachte 5] onder e.
5.3.4
Namens de verdachte [naam verdachte 4] is verzocht om, in het geval dat de onderzoekwensen met betrekking tot PGPSafe worden toegewezen, deze ook in diens zaak toe te wijzen.
De verdediging komt tot de volgende onderzoekswensen:
verstrekking van het onderzoeksdossier 26Sassenheim, met alle daarin genomen beslissingen, in het bijzonder die betrekking hebben op de rechtshulpverzoeken aan Costa Rica;
verstrekking van de (informele) informatie-uitwisseling tussen Nederland en Costa Rica in 26Sassenheim en ten aanzien van de Sartell-verdachten en de (informele) verslaglegging daarvan;
het horen van de (zaaks)officier(en) van justitie uit het onderzoek 26Sassenheim, alle (direct) betrokkenen uit Nederland (in Costa Rica) en alle (direct) betrokken verbalisanten uit Costa Rica;
het horen van alle (direct) betrokkenen bij deze digitale zoektocht in het onderzoek Sartell;
verstrekking van de volledige “PGPSafedataset”, alsmede de “Hansken-software” ter doorzoeking daarvan;
verstrekking van alle documenten die zien op de totstandkoming van de selectie in het onderzoek Sartell – in het bijzonder: hoe is de zoektocht in de “PGPSafedataset” exact verlopen die heeft geresulteerd in de uitkomsten zoals die in het dossier Sartell terecht is gekomen, te beginnen met de vraag welke zoektermen zijn gebruikt en welke berichten dat heeft opgeleverd
het stellen van prejudiciële vragen over de toepassing van het Unierecht in dit onderzoek.
5.3.5
De verdediging heeft voorts uiteen gezet dat de officier van justitie geen beroep op de Schutznorm toekomt, omdat het onderzoek 26Sassenheim heeft te gelden als voorbereidend onderzoek in het onderzoek Sartell.
5.4
Standpunt van de officier van justitie
5.4.1
De officier van justitie heeft zich – door de rechtbank eveneens sterk samengevat – op het standpunt gesteld dat het onderzoek in Costa Rica rechtmatig is verricht. Bovendien staat het vertrouwensbeginsel in de weg aan een oordeel van de rechtbank over de gang van zaken in Costa Rica. En voorts heeft te gelden dat zelfs wanneer sprake zou zijn van eventuele onrechtmatigheden in het onderzoek 26Sassenheim, deze het onderzoek Sartell niet aangaan, omdat het onderzoek 26Sassenheim niet heeft te gelden als voorbereidend onderzoek van het onderzoek Sartell.
5.4.2
De officier van justitie heeft hierbij gesteld dat met de reeds verstrekte stukken, waaronder de binder Ennetcom & PGPSafe, genoegzaam is voldaan aan de verzoeken van de verdediging ten aanzien van de PGPSafedata.
5.4.3
Verder heeft de officier van justitie de “eigen PGP-lijnen” (de berichten op de lijnen die door het onderzoeksteam worden toegeschreven aan een bepaalde verdachte) op een laptop aan de raadsman van de desbetreffende verdachte verstrekt en de volledige Sartell dataset ter inzage aangeboden. Ook is de mogelijkheid gegeven om een specifiek bericht nader te laten onderzoeken dan wel om zelf op afspraak bij het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) in de dataset te zoeken met behulp van Hansken
.De verdediging heeft daarmee voldoende mogelijkheden gekregen om de betrouwbaarheid van de in dit onderzoek gebruikte PGPSafedata te kunnen toetsen.
5.4.4
Alle verzoeken waaraan met deze verstrekkingen niet is tegemoet gekomen, moeten dus worden afgewezen, ook al omdat niet (gemotiveerd) is aangegeven welke stukken nog worden gemist om de betrouwbaarheid van de in onderzoek Sartell gebruikte PGPSafedata te kunnen beoordelen.
5.4.5
Toewijzing van het verzoek om ook nog toegang te verschaffen tot alle brondata van PGPSafe zou bovendien meebrengen dat de verdediging in feite een verdergaande toegang tot de PGPSafe data verkrijgt dan het onderzoeksteam Sartell, waarmee geen sprake is van “equality of arms”. Ook daarom moet dit verzoek worden afgewezen. Hierbij is nog uitgelegd dat met de aanduiding “overige onderzoeken” in het rechtshulpverzoek aan Costa Rica niet is gedoeld op het onderzoek Sartell of het in zaakdossier Scan opgenomen onderzoek Romp of op verdachten in deze onderzoeken. Het feit dat de server, waaraan/-in onderzoek is gedaan in 26Sassenheim, zich in Costa Rica bevond staat volledig los van de omstandigheid dat de verdenkingen jegens de verdachten betrokkenheid bij drugsimport vanuit dat land betreffen.
5.4.6
De officier van justitie heeft gewezen op hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) ten aanzien van het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU heeft geoordeeld, te weten dat een zaak eerst bij de nationale rechter feitelijk en juridisch voldoende moet zijn uitgekristalliseerd alvorens prejudiciële vragen kunnen worden gesteld. Het stellen van prejudiciële vragen in deze zaak is op dit moment dan ook niet aan de orde. Daarnaast heeft de officier van justitie uitgebreid gemotiveerd waarom zij het standpunt van de verdediging ook inhoudelijk niet deelt.
5.5
Beoordeling PGPSafe gerelateerde onderzoekswensen
5.5.1
Vooropgesteld wordt dat met het inbrengen van de binder Ennetcom & PGPSafe en het verstrekken van toegang tot de eigen PGPSafedata en specifiek te onderzoeken gesprekken de officier van justitie al grotendeels tegemoet is gekomen aan de onderzoekswensen van de verdediging. De verdediging heeft dan ook niet langer belang bij die onderzoekswensen waarin al is voorzien. Deze (onderdelen van) onderzoekswensen worden op die grond afgewezen.
5.5.2
Voor zover de verdediging van de verdachte [naam verdachte 1] nog heeft gevraagd om verstrekking van de locatiegegevens van de in Sartell gebruikte PGPSafedata heeft de officier van justitie gemotiveerd aangegeven niet aan dit verzoek te kunnen voldoen, omdat die gegevens niet bekend en ook niet (meer) beschikbaar zijn. In het onderzoek Sartell zijn de PGPSafedata namelijk pas begin 2019 verstrekt vanuit 26Sassenheim en de termijn waarbinnen de relevante historische gegevens, waaronder ook de gevraagde locatiegegevens, gevorderd konden worden, was toen al verstreken. Nu de officier van justitie niet aan dat verzoek zal kunnen voldoen wordt het verzoek afgewezen.
Ad a, e en f:
5.5.3
De officier van justitie heeft de voor Sartell relevante processen-verbaal uit het onderzoek 26Sassenheim in het algemeen dossier en zaaksdossier Scan gevoegd.
Zonder een nadere concrete onderbouwing van de verdediging, die tot op heden ontbreekt, ziet de rechtbank onvoldoende belang van de verdediging bij het toevoegen van het dossier 26Sassenheim in het onderhavige onderzoek. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
5.5.4
Met het verstrekken van toegang tot de “eigen PGP-lijnen” en de aan de verdediging geboden mogelijkheden de dataset in het onderzoek Sartell te onderzoeken is de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank voldoende tegemoet gekomen aan de onderzoekswensen van de verdediging op dit punt. Het verstrekken van toegang tot de volledige (het onderzoek Sartell overstijgende) dataset van 26Sassenheim en de Hansken-software (behoudens de hiervoor al door de officier van justitie geboden gebruiksmogelijkheden) wijst de rechtbank af. Een redelijk belang van de verdediging daarbij is door de verdediging onvoldoende concreet onderbouwd.
5.5.5
Hoewel de rechtbank het met de verdediging eens is dat gecontroleerd moet kunnen worden of de door Hansken geproduceerde resultaten betrouwbaar zijn, geldt het enkel in algemene zin stellen dat de mogelijkheden daartoe onvoldoende zijn niet als voldoende concrete onderbouwing van het belang om nader onderzoek naar dat systeem te verrichten. Van de verdediging mag worden verwacht dat concrete punten worden genoemd op grond waarvan het vermoeden bestaat dat de resultaten in het dossier onjuist of onvolledig zijn. Dat heeft de verdediging niet genoegzaam gedaan. De rechtbank ziet dan ook vooralsnog geen begin van aannemelijkheid dat dit systeem of de daardoor gegenereerde data onbetrouwbaar zijn. Het gevraagde onderzoek wordt dan ook afgewezen.
Ad b, c en d:
5.5.6
De verdediging heeft deze onderzoekswensen met name geformuleerd om de toegepaste methoden van opsporing, de resultaten van het onderzoek van de server(s) in Costa Rica en de selectie van de data ten behoeve van Sartell te kunnen betwisten. De rechtbank onderschrijft dat de verdediging het recht toekomt om het door de officier van justitie aangedragen bewijs te betwisten. Met het inbrengen van de binder Ennetcom & PGPSafe heeft de officier van justitie echter naar het oordeel van de rechtbank de verdediging voldoende voorzien van de informatie die redelijkerwijs relevant kan worden geacht voor de hiervoor bedoelde betwisting.
5.5.7
De verdediging wil de onder c en d genoemde getuigen met name horen over de gemaakte afspraken over de verantwoordelijkheid van het uitvoeren van het rechtshulpverzoek aan Costa Rica, de feitelijke uitvoering daarvan en de (juridische) waarborgen die daarbij in acht zijn genomen (proportionaliteit en subsidiariteit en de chain of custody).
Rekening houdend met de informatie die de officier van justitie hierover al in de binder Ennetcom & PGPSafe heeft opgenomen, heeft de verdediging naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet onderbouwd waarin het belang bij en de noodzaak tot het horen van de onder c en d genoemde getuigen ten aanzien van die onderwerpen is gelegen. Deze verzoeken worden dan ook nu afgewezen.
Ad g:
5.5.8
In de zaak van de verdachte [naam verdachte 7] is aangevoerd dat in andere strafzaken in het kader van de zogeheten EncroChatdata door de verdediging gewezen wordt op het Unierecht.
Op grond van jurisprudentie van het HvJ EU stelt de verdediging vast dat het bewaren van
– kort gezegd – telefoondata onder de werkingssfeer van Richtlijn 2002/158 valt. De bewaring en verwerking in Nederland van de in Costa Rica verkregen PGPSafedataset valt daar volgens de verdediging dus ook onder. De verdediging heeft daarbij verwezen naar het arrest van 6 oktober 2020 la Quadrature du Net en anderen (ECLI:EU:C:2020:791) en gesteld dat, zo het bewaren en verwerken van de PGPSafedataset niet onder deze richtlijn valt, dit in ieder geval valt onder Richtlijn 2016/680 en daarmee opnieuw binnen het bereik van het Unierecht.
Indachtig dit laatste en het arrest van 2 maart 2021 Prokuraat (de rechtbank: H.K. tegen Prokuratuur) (ECLI:EU:C:2020:18) acht de verdediging het noodzakelijk om prejudiciële vragen te stellen.
Aanvullend heeft de verdediging betoogd dat op grond van de nationale regelgeving ogenschijnlijk al een vormverzuim vast te stellen is, nu de officier van justitie niet zelfstandig bevoegd is tot het doen van het onderzoek dat in Costa Rica is gedaan naar de PGPSafedata door middel van het veiligstellen van de server met vertrouwelijke communicatie van duizenden gebruikers. Hier had tenminste een rechter-commissaris toestemming moeten geven omdat artikel 125la Sv anders dan de officier van justitie betoogt wel van toepassing is.
5.5.9
De rechtbank zal in het kader van deze beslissing nog geen inhoudelijk oordeel vellen over de aan-of afwezigheid van een vormverzuim, maar volstaan met de conclusie dat het verzoek om over te gaan tot het stellen van prejudiciële vragen prematuur is. Om die reden wordt ook deze onderzoekswens afgewezen. De rechtbank hecht er aan op te merken dat met het vorenstaande evenmin een oordeel is gegeven over de reikweidte van de aan te leggen toets in het licht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en artikel 359a Sv.

6..EncroChat gerelateerde verzoeken (stukken en getuigen)

6.1
Algemeen
6.1.1
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat nu al duidelijk is dat resultaten uit de EncroChathack onrechtmatig zijn verkregen en heeft subsidiair diverse onderzoekswensen geformuleerd die (kort gezegd) betrekking hebben op de wijze waarop de EncroChatdata die zich in het dossier bevinden verkregen en verwerkt zijn. De rechtmatigheid van de verkrijging en de verwerking alsmede de betrouwbaarheid daarvan is ter discussie gesteld. Deze wensen zijn ook hier uitvoerig gemotiveerd aan de hand van jurisprudentie uit binnen- en buitenland en literatuur.
6.1.2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderzoekswensen dienen te worden afgewezen. In de loop van de procedure heeft de officier van justitie in diverse stukken haar standpunt uiteengezet en eveneens verwezen naar stukken en jurisprudentie.
6.1.3
De rechtbank zal de onderzoekswensen hieronder bespreken. Zij kiest ervoor dit in de zaken van de verdachten [naam verdachte 1] , [naam verdachte 2] , [naam verdachte 3] , [naam verdachte 8] en [naam verdachte 9] op gelijke wijze te doen, nu de verdediging zich met enige regelmaat over en weer bij elkaars wensen en standpunten op dit vlak heeft aangesloten. Ten aanzien van de verdachten [naam verdachte 5] en [naam verdachte 7] , waarvan de verdediging zich ook heeft aangesloten bij de onderzoekswensen EncroChat, geldt hetgeen hieronder onder 6.5.13 en 6.5.14 is overwogen.
6.1.4
De rechtbank wijst nogmaals erop dat in deze beschikking uitsluitend aan de orde is de vraag of het gevraagde nadere onderzoek (in de vorm van het horen van getuigen en/of het overleggen van stukken) dient te worden uitgevoerd.
6.2
Ter beschikking gestelde informatie betreffende de EncroChathack
6.2.1
De officier van justitie heeft op diverse momenten – al dan niet naar aanleiding van vragen van de verdediging in deze of andere zaken – informatie verschaft betreffende de EncroChathack. Deze informatie betreft in ieder geval:
  • Het proces-verbaal gebruik data Lemont (p. 179 en 180 Lamp );
  • Het proces-verbaal ontvangst “kaders gebruik dataset 26Lemont” (p. 1179 Lamp )
  • De brief van 28 september 2020 Landelijk Parket houdende aanvulling op het proces-verbaal “Kaders gebruik dataset Lemont” (p. 1198 Lamp ), met als bijlagen:
o Proces-verbaal kaders gebruik dataset 26Lemont (p. 1210 Lamp )
o Frans proces-verbaal “Vordering voor de inzet van de Nationale Technische Dienst Gerechtelijke Opnames” van 3 februari 2020 (p. 1215 Lamp )
o Frans proces-verbaal van onderzoek van 31 maart 2020 (p. 1217 Lamp )
o Frans proces-verbaal van onderzoek van 1 april 2020 (p. 1219 Lamp )
o Frans stuk, Hof van Beroep van Douai, verslag mbt de maatregel voor de vastleggen van informaticagegevens van 1 april 2020 (p. 1221 Lamp )
o Frans proces-verbaal van onderzoek, inzet opnamemaatregel (p. 1223 Lamp )
o Frans proces-verbaal van onderzoek, machtiging verlenging onderschepping van 29 april 2020 (p. 1225 Lamp )
o Frans proces-verbaal van onderzoek, goedkeuring voor onderschepping van gegevens van 28 mei 2020 (p. 1226 Lamp )
o Proces-verbaal omtrent de algemene functionaliteiten van EncroChat telefoons van 10 september 2020 (p. 1229 Lamp )
o Proces-verbaal van bevindingen EncroChat portal van 6 augustus 2020 (p. 1232 Lamp )
o Proces-verbaal overzicht beschikbare data EncroChat van 25 augustus 2020 (p. 1235 Lamp )
o Proces-verbaal van veiligstellen (p. 1239 Lamp )
o Proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 20 september 2020 (p. 1241 Lamp )
o Frans proces-verbaal van onderzoek “Inbeslagname harde schijven met daarop onderschepte gegevens” van 30 juni 2020 (p. 1244 Lamp )
  • De brief Landelijk Parket van 24 maart 2021, betreffende uitspraak GB
  • De brief Landelijk Parket van 7 juli 2021, begeleidende brief bij overlegging geschoonde beschikking 27 maart 2020 rechter-commissaris (hierna: de geschoonde beschikking).
  • De geschoonde beschikking rechter-commissaris van 27 maart 2020 (126uba Sv)
  • De brief Landelijk Parket van 15 september 2021 “proces-verbaal verantwoording aanmelding en toewijzing tot verstrekking informatie aan onderzoek Sartell”.
6.2.2
De verdediging van de verdachten [naam verdachte 1] , [naam verdachte 2] , [naam verdachte 3] en [naam verdachte 9] heeft voorts de beschikking gekregen over een downloadlink waarmee zij toegang krijgen tot de datasets met betrekking tot de aan hen toegeschreven EncroChat-accounts. Voor zover beschikbaar, zijn ook locatiegegevens verstrekt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank en de verdediging hiermee voldoende is geïnformeerd over de verkrijging en verwerking van de EncroChatdata en dat de betrouwbaarheid van de data voldoende toetsbaar is.
6.3
Verzoeken van de verdediging
6.3.1
De verdediging heeft betoogd dat uit de overgelegde stukken van de Britse National Crime Agency (hierna: NCA) blijkt dat de beschrijving van de werkwijze van de EncroChathack zoals gegeven in het proces “Kaders gebruik dataset 26Lemont” niet correct dan wel compleet is. De verdediging heeft onder meer gewezen op informatie van de NCA die naar voren is gekomen in Britse procedures. Hieruit blijkt volgens de verdediging dat sprake geweest is van een hack op telefoons die zich in Nederland bevonden, zonder dat daarvoor de juiste procedure is gevolgd. De verdediging wenst de getuigen te bevragen over de werkelijke gang van zaken rondom de hack, de betrokkenheid van Nederland daarbij, de vraag of op voorhand duidelijk was dat een hack op Nederlands grondgebied zou plaatsvinden en de wijze waarop de rechter-commissaris is geïnformeerd.
6.3.2
Voorts heeft de verdediging verzocht om overlegging van de samenwerkings-overeenkomst van het Joint Investigation Team (hierna: JIT) met daarbij horende stukken en de ongeschoonde 126uba Sv machtiging (en verlengingen) met de daarbij horende vordering(en). Ook wenst de verdediging met betrekking tot die ongeschoonde machtiging nog aanvullend getuigen te horen.
6.4
Standpunt van de officier van justitie
6.4.1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de EncroChatdata zijn verkregen in onderzoek 26Lemont en dat dit onderzoek geen voorbereidend onderzoek tegen de verdachten is geweest. Evenmin is sprake van een zodanige verwevenheid van beide onderzoeken dat een eventuele onrechtmatigheid in 26Lemont bij de verkrijging van de EncroChatdata moet doorwerken in Sartell. Reeds hierom dienen alle onderzoekswensen die zien op de verkrijging van de EncroChatdata te worden afgewezen.
6.4.2
De officier van justitie heeft verder betoogd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in de weg staat aan de toetsing van de EncroChathack door de Nederlandse rechter. De Franse autoriteiten hebben in Frankrijk, met toestemming van de Franse rechter een in Frankrijk toegestane opsporingsbevoegdheid ingezet. Nederland heeft bij de inzet van deze opsporingsbevoegdheid geen rol gespeeld.
Nederland heeft wel de resultaten hiervan (de EncroChatdata) verkregen, geanalyseerd en verwerkt. Dit volgt niet alleen uit de processen-verbaal van de officieren van het Landelijk Parket (hierna: de LAP officier van justitie), maar ook uit de overgelegde Franse stukken. De door de verdediging ingebrachte Britse stukken leiden niet tot andere conclusies.
De officier van justitie heeft gesteld dat de LAP officier van justitie voldoende uitleg heeft gegeven in de verschillende overgelegde processen-verbaal en brieven en heeft betoogd dat er onvoldoende aanleiding bestaat hen hier als getuige over te horen. Om dezelfde reden heeft de officier van justitie zich tegen het horen van betrokken rechercheurs verzet.
Evenmin bestaat aanleiding om rechters te horen die kennis hebben genomen van de ongeschoonde beschikking, nu deze zich na kennisneming van die beschikking hebben verschoond en de ongeschoonde beschikking nooit een processtuk is geworden.
6.5
Beoordeling EncroChat gerelateerde onderzoekswensen
Toetsingskader artikel 359a Sv
6.5.1
De vraag die moet worden beantwoord is of ingevolge artikel 359a Sv gevolgen zouden kunnen worden verbonden aan een mogelijk onherstelbaar vormverzuim bij de verkrijging van de EncroChatdata. Procespartijen hebben terecht gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1889). De Hoge Raad overweegt hierin onder meer dat, onder omstandigheden, ook buiten de gevallen van artikel 359a Sv (dus buiten het voorbereidend onderzoek en/of buiten het onderzoek tegen deze verdachten) een rechtsgevolg kan worden verbonden aan een vormverzuim in een ander onderzoek als
- dit een onrechtmatige handeling jegens de verdachte oplevert en
- dat vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de verdere vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit.
6.5.2
De rechtbank is voorshands van oordeel dat niet gezegd kan worden dat een mogelijk vormverzuim bij toegepaste EncroChathack niet van bepalende invloed zou kunnen zijn geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek en de vervolging van de verdachten in zaaksdossiers Lamp en Barca .
De verdenkingen in deze zaaksdossiers zijn immers in belangrijke mate gestoeld op verkregen EncroChatdata. Om deze reden moet het standpunt van de officier van justitie dat nader onderzoek ten behoeve van een mogelijke toetsing in feite overbodig is omdat het niet tot enige consequentie in het onderhavige onderzoek zou kunnen leiden, worden verworpen. Daarmee is overigens niet gezegd dat 26Lemont een voorbereidend onderzoek naar de verdachten of een onderzoek gericht op de verdachten was.
Vertrouwensbeginsel
6.5.3
De vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel in de weg staat aan toetsing van de EncroChathack door de Nederlandse rechter is inmiddels door diverse rechtbanken in bevestigende zin beantwoord. De officier van justitie heeft er in dit kader steeds op gewezen dat het toepassen van de interceptietool een Franse aangelegenheid is geweest.
De interceptietool is geplaatst door de Franse autoriteiten in een server die zich in Frankrijk bevond. De Franse autoriteiten hebben hiervoor toestemming verkregen van de Franse rechter. De EncroChatdata zijn door de bevoegde autoriteiten verzameld en opgeslagen op beveiligde computersystemen in Frankrijk. Deze aldus verzamelde data zijn daarna steeds in het JIT met de Nederlandse autoriteiten gedeeld via een beveiligde verbinding met de computersystemen in Frankrijk. De Nederlandse autoriteiten hebben de data gekopieerd naar het onderzoeksnetwerk van de Nederlandse politie.
Om dit standpunt te onderbouwen heeft de officier van justitie brieven en processen-verbaal van de LAP officier van justitie en van Nederlandse opsporingsambtenaren overgelegd, evenals diverse Franse processen-verbaal. De inhoud van de Franse stukken bevestigt de gang van zaken zoals door de LAP officier van justitie in genoemde processen-verbaal is beschreven: de Franse opsporingsambtenaren hebben op basis van een Franse rechterlijke machtiging een interceptietool geplaatst op een server in Frankrijk. Uit de Franse stukken blijkt tot nu op geen enkele wijze betrokkenheid van Nederlandse autoriteiten bij de plaatsing van de interceptietool.
6.5.4
De Franse rechter heeft, zo blijkt, toestemming gegeven voor de inzet van de door de Franse autoriteiten ingezette interceptietool, waarvan de werking deze Franse rechter en autoriteiten bekend moet zijn geweest. Deze Franse rechter heeft getoetst aan het Frans strafvorderlijk kader en is evenals de Nederlandse rechter gehouden zich ervan te verzekeren dat de rechten zoals opgenomen in het EVRM gewaarborgd zijn. De Franse rechter heeft de inzet van de interceptietool toelaatbaar geacht.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel brengt mee dat de Nederlandse rechter de rechtmatigheid van een onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten uitgevoerde opsporingsactiviteit waarvoor de Franse rechter uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, niet toetst. De Nederlandse rechter dient er op te vertrouwen dat de Franse rechter het nationale en internationale recht heeft toegepast. De Nederlandse strafrechter dient wel te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit buitenlandse onderzoek in de strafzaak gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 lid 1, van het EVRM.
6.5.5
Het is niet ondenkbaar dat de werking en/of het bereik van de interceptietool niet beperkt is gebleven tot Frans grondgebied, hetgeen vrijwel inherent is aan onderzoek in grensoverschrijdende communicatiesystemen. Dit maakt evenwel niet dat daarom van bovengenoemd vertrouwensbeginsel moet worden afgeweken.
Slechts in uitzonderlijke omstandigheden zou dit aan de orde kunnen komen, bijvoorbeeld indien zou blijken dat de inzet van deze interceptietool niet slechts onder verantwoordelijkheid van de Franse maar ook onder die van de Nederlandse autoriteiten zou hebben plaatsgevonden. Vooralsnog is dat echter niet gebleken.
Duidelijk is geworden dat in beide landen een eigen zelfstandig onderzoek liep tegen het bedrijf EncroChat en de daaraan gelieerde natuurlijke personen en dat vervolgens ook sprake is geweest van samenwerking tussen de Franse en Nederlandse autoriteiten in het onderzoek naar het bedrijf EncroChat en de daaraan gelieerde personen.
Er is een JIT-overeenkomst gesloten. Zo’n overeenkomst brengt echter niet mee dat de Nederlandse autoriteiten daarmee verantwoordelijk zijn of worden voor de in Frankrijk door Franse autoriteiten in te zetten en ingezette opsporingsmiddelen. Integendeel, JIT-partners zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor de opsporingsmiddelen die zij conform hun eigen nationaal strafvorderlijk stelsel inzetten.
6.5.6
De verdediging heeft evenwel betoogd dat de samenwerking tussen de Franse en de Nederlandse autoriteiten hechter is dan door de officier van justitie wordt voorgesteld.
De verdediging verwijst in dit kader onder meer naar de Britse stukken, waaronder de “Application for a targeted equipment interference warrant” van de NCA van 24 maart 2020. Hierin zou staan dat het JIT verantwoordelijk is voor de hack.
De officier van justitie heeft gewezen op de brief van de LAP officier van justitie van 24 maart 2021 waarin uiteen is gezet dat Nederland geen feiten en omstandigheden betreffende lopende Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken heeft aangedragen om de aanvraag tot inzet van de Franse bevoegdheid te onderbouwen. Evenmin hebben de Nederlandse opsporingsambtenaren de interceptietool (mede) ontwikkeld.
6.5.7
Uit de Franse stukken blijkt ook verder geen betrokkenheid of inbreng van het JIT of Nederland bij het vragen, verkrijgen of uitvoeren van de machtiging. Uitsluitend wordt vermeld dat de verkregen informatie wordt gedeeld met Europol zodat men hen daar ondersteuning kan bieden bij de analyse en dat de verkregen Franse onderzoeksresultaten in het JIT worden gedeeld. Dit is in lijn met hetgeen de LAP officier van justitie heeft geschreven in de brieven van 28 september 2020 en 24 maart 2021 en het proces-verbaal “Kaders gebruik dataset 26Lemont”. Gelet hierop en mede gelet op het feit dat Groot Brittanië geen partner was bij de JIT overeenkomst, ziet de rechtbank in de Britse stukken vooralsnog geen begin van aannemelijkheid dat hetgeen door de (LAP) officier van justitie is gesteld en gerelateerd over de betrokkenheid van Nederland bij de door de Franse ingezette hack, onjuist is. De rechtbank ziet in het voorgaande evenmin aanleiding voor het doen overleggen van de JIT overeenkomst of daaraan gerelateerde stukken.
6.5.8
Gezien het voorgaande wijst de rechtbank af de verzoeken van de verdediging tot het overleggen van:
  • De Franse machtigingen, vorderingen en onderliggende pv’s met betrekking tot de hack;
  • De hack server-data (+ machtigingen, vorderingen en onderliggende pv’s);
  • Het overzicht van de toegevoegde serverdata;
  • Het proces-verbaal met betrekking tot de wijze van uitkijken en opslag van de data;
  • Het proces-verbaal met betrekking tot de technische specificaties van de hack;
  • De lijst strafrechtelijke onderzoeken;
  • De overige stukken in het kader van de hack bij EncroChat die nog niet verstrekt zijn;
  • De notulen van de JIT-overleggen en Europol-overleggen;
  • De JIT overeenkomst.
  • Alle processen-verbaal aangaande informatie die voor de vorming van het JIT door de Franse autoriteiten is verzamelde en later zijn ingevoegd in het JIT.
  • Het proces-verbaal ten aanzien van KPN.
en de verzoeken tot het horen van de getuigen:
  • LAP officieren van justitie [OvJ-nummer 1] , [OvJ-nummer 2] en [OvJ-nummer 3] ;
  • Rechercheur [rechercheurnummer 1] , [rechercheurnummer 2] , [rechercheurnummer 3] , [rechercheurnummer 4] en [rechercheurnummer 5] ;
  • [naam getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [naam getuige 1] ), politiechef (de rechtbank begrijpt: Hoofd Dienst Landelijke Recherche);
  • De rechter-commissaris [naam getuige 2] (over de gang van zaken voorafgaand aan de inzet van de interceptietool);
  • De rechter-commissaris [naam getuige 3] (over de eventuele bekendheid met de omstandigheden rondom voornoemde inzet).
Nu deze onderzoekswensen naar de rechtbank begrijpt alle zien op de totstandkoming van de Franse machtiging tot de hack, de rechtmatigheid van de hack, de uitvoering daarvan, de gebruikte werkwijze en de samenwerking met Nederland, ziet de rechtbank daarbij op dit moment, gelet op hetgeen zij hierover hiervoor reeds heeft overwogen, onvoldoende verdedigingsbelang. De onderzoekswensen worden afgewezen.
Vragen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de data
6.5.9
De verdediging heeft verzocht om het horen van NFI deskundige [nummer ] .
De verdediging heeft daartoe naar voren gebracht dat mogelijk niet alle berichten zijn onderschept en dat daardoor geen compleet beeld van de gesprekken lijkt te worden gegeven. Ook heeft de verdediging vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van verzamelde gegevens, verwijzend naar het zogenoemde Lawine-effect (een kleine verandering bij het ontsleutelen kan grote gevolgen hebben). De verdediging heeft gewezen op een beslissing in onderzoek Rockdale2 en het in die zaak gevoegde rapport van NFI deskundige [nummer ] .
6.5.10
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging het belang bij het horen van de NFI deskundige onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het dossier blijkt dat bij het kopiëren van de EncroChatdata steeds gebruik is gemaakt van verificatie van de integriteit van de kopie door het vergelijken van de hashwaardes van het origineel (de Franse data) en de data die naar het onderzoeksnetwerk van de Nederlandse politie zijn gekopieerd ( Lamp p. 1239 en 1240). De verdediging heeft de mogelijkheid gekregen om de data die horen bij accounts die worden toegeschreven aan de verdachten in te zien. De verdediging heeft echter geen concrete punten genoemd op grond waarvan het vermoeden zou bestaan dat de data in het dossier onjuist of onvolledig zijn. De rechtbank merkt bovendien op dat de zich in het dossier bevindende gesprekken in zijn algemeenheid, lopende en goed te volgen gesprekken betreffen. Dat een onzorgvuldigheid heeft plaatsgevonden die vervolgens tot een veelheid aan vervolgfouten heeft geleid (het door de verdediging genoemde lawine-effect) lijkt hiermee op voorhand niet verenigbaar en is tot nu toe ook niet gesignaleerd.
6.5.11
Gezien het voorgaande ziet de rechtbank thans geen redelijk verdedigingsbelang bij het horen van NFI deskundige [nummer ] . De stelling dat de zaak voor een belangrijk deel is gebaseerd op de EncroChatdata leidt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van NFI deskundige [nummer ] .
Vragen van de verdachte [naam verdachte 9] ten aanzien van EncroChat-account en gebruikte toestellen
6.5.12
De verdediging van de verdachte [naam verdachte 9] heeft nog specifiek gevraagd om van de officier van justitie te vernemen of een gebruiker van een EncroChat-account dit account vanaf meerdere toestellen kan benaderen. De officier van justitie heeft er op gewezen dat in het geval van de verdachte [naam verdachte 9] dit niet relevant is nu het aan hem toegeschreven account in de onderzochte periode slechts gekoppeld is geweest aan één specifiek IMEI-nummer (derhalve niet aan meerdere toestellen). De rechtbank acht deze vraag hiermee voldoende beantwoord en wijst de onderzoekswens omdat het belang daarbij ontbreekt.
Ten aanzien van de verdachte [naam verdachte 5]
6.5.13
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 5] heeft zich aangesloten bij de onderzoekswensen inzake EncroChat. De verdachte [naam verdachte 5] is verdachte in het zaaksdossier Scan (invoer van verdovende middelen in 2016). In dat onderzoek zijn geen data opgenomen afkomstig van de EncroChathack (in 2000) waarop de onderzoekswensen van de andere raadslieden zien. Evenmin is in dat onderzoek een account van EncroChat aan de verdachte toegeschreven of anderszins relevante informatie afkomstig van EncroChat-accounts opgenomen. De wensen van de verdediging die zien op EncroChat worden derhalve afgewezen in verband met het ontbreken van een redelijk verdedigingsbelang.
Ten aanzien van de verdachte [naam verdachte 7]
6.5.14
De verdediging heeft een standpunt ingenomen over de toepasselijkheid van het Unierecht inzake de verkrijging en verwerking van de EncroChatdata en zich aangesloten bij de onderzoekswensen inzake EncroChat. De verdachte [naam verdachte 7] is verdachte in het zaaksdossier Scan (invoer van verdovende middelen in 2016) en Andijvie (vuurwapenbezit 8 september 2020). In die onderzoeken is geen account van EncroChat aan de verdachte toegeschreven of anderszins relevante informatie afkomstig van EncroChat-accounts opgenomen. De wensen van de verdediging die zien op EncroChat worden daarom afgewezen in verband met het ontbreken van een redelijk verdedigingsbelang.
De 126uba Sv machtiging (en onderliggende stukken)
6.5.15
Om de mogelijke privacy-schending van EncroChatgebruikers op Nederlandse bodem te laten toetsen is voorafgaand aan de inzet van de interceptietool door Frankrijk ook een machtiging van de Nederlandse rechter-commissaris gevraagd op grond van artikel 126uba Sv. In deze machtiging is getoetst en (onder meer) bepaald aan welke voorwaarden diende te worden voldaan voordat informatie over gebruikers mocht worden gedeeld met andere strafrechtelijke onderzoeken. Deze machtiging is gevraagd en bij beschikking van 27 maart 2020 verleend in het onderzoek 26Lemont. De beschikking is door de officier van justitie eveneens, maar dan in geschoonde vorm, in Sartell overgelegd omdat in tussenbeslissingen in andere zaken door de rechtbank om meer inzicht in de concrete afwegingen van de rechter-commissaris in die beschikking is verzocht. Ten aanzien van de verzochte onderliggende vordering bij de 126uba Sv machtiging heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering ziet op een ander onderzoek namelijk 26Lemont en dat onderzoeksbelangen zich ertegen verzetten dat die vordering wordt overgelegd.
6.5.16
De 126uba Sv-beschikking is geschoond aan het dossier toegevoegd, dat wil zeggen. bepaalde delen van de beschikking zijn zwartgelakt. Uit de begeleidende brief van de LAP officieren van justitie van 7 juli 2021 blijkt dat door de zaaksofficieren van 26Lemont is besloten om, omwille van het respecteren van het staatsgeheim van Frankrijk, bepaalde passages in de beschikking die betrekking hebben op de wijze van binnendringen door Frankrijk en de doorwerking daarvan, zwart te maken.
6.5.17
Uit de beschikking van de rechter-commissaris van 27 maart 2020 en de redactie van de door hem gestelde voorwaarden kan voldoende worden afgeleid dat deze op de hoogte is geweest van de wijze waarop de van cryptografie voorziene informatie toegankelijk zou worden gemaakt, van de wijze van binnendringen en de plaatsing en werking van de interceptietool en dat hij die informatie in zijn beoordeling heeft meegewogen.
Ook uit de overgelegde Franse processen-verbaal, zoals hiervoor weergegeven, blijkt verder dat het voor de in Frankrijk bij de hack betrokken personen en autoriteiten al van aanvang af duidelijk is geweest dat de werking van de gebruikte interceptietool onder Frans staatsgeheim viel. Het is niet aan de Nederlandse rechter te bepalen of de duiding van die informatie al dan niet juist is.
Voor zover de verdediging dan ook heeft bedoeld te stellen dat de werking van de interceptietool sowieso al niet als Frans staatsgeheim gezien kan worden verhindert het hiervoor al toegelichte vertrouwensbeginsel dat de Nederlandse rechter zich daarover uitlaat.
De wens van de verdediging om nader onderzoek te doen naar de reikwijdte van het Frans staatsgeheim zal dan ook niet worden toegewezen. Uiteraard staat het de verdediging vrij om bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak dit onderwerp in al zijn facetten in het pleidooi te betrekken.
6.5.18
De omstandigheid dat aan de Nederlandse rechter-commissaris in 26Lemont wel informatie is verstrekt over de werking van die tool, zodat hij vooraf naar Nederlands recht de aard en omvang van de inbreuk op de privacy van de gebruikers van EncroChattoestellen zou kunnen inschatten en de wijze van verkrijging, de filtering en het gebruik van die resultaten in Nederland op proportionaliteit en subsidiariteit zou kunnen beoordelen, doet aan de staatsgeheime aard van die informatie verder niet af. Hierin ligt dan ook geen grond om de officier van justitie te gelasten de ongeschoonde beschikking in het dossier te voegen.
6.5.19
De verdediging heeft zich voorts beroepen op het feit dat een van de rechters, die eerder de zaak Sartell ter zitting heeft behandeld, over de ongeschoonde beschikking bleek te beschikken en de inhoud daarvan met haar bijzitters heeft gedeeld.
De verdediging heeft hieraan drie conclusies verbonden:
de ongeschoonde beschikking moet kunnen worden overgelegd omdat nu ook andere personen, waaronder een aantal rechters, van de tekst van de zwartgelakte passages op de hoogte zijn geraakt en dit dus geen staatsgeheim kan zijn geweest of (meer) kan zijn;
de ongeschoonde beschikking moet worden verstrekt, omdat de inhoud van hetgeen in de beschikking is weggelakt kennelijk van zodanige aard is geweest dat de rechters zich genoodzaakt voelden zich te verschonen;
de beschikking is een processtuk geworden omdat de rechters over die ongeschoonde beschikking hebben kunnen beschikken.
6.5.20
De rechtbank deelt deze conclusies van de verdediging niet.
De verdediging miskent in haar stellingen de kern van de verschoning door de vorige zittingssamenstelling. Niet wat in die beschikking is weggelakt is bepalend geweest voor de verschoning, maar het feit dat de zittingssamenstelling met het bezit van de ongeschoonde beschikking over meer kennis beschikte dan de officier van justitie en de verdediging in Sartell. Naar het oordeel van de zittingssamenstelling betroffen de weggelakte gedeeltes het genoemde staatgeheim van Frankrijk (ECLI:NL:RBROT:2021:7101, r.o. 2.1.6).
De rechtbank is van oordeel geweest dat daarmee de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden en dit standpunt van de zittingssamenstelling is in de uitspraak van de verschoningskamer ook zonder enig voorbehoud bevestigd. Een discussie over het al dan niet verstrekken van de ongeschoonde beschikking heeft derhalve niet meer plaatsgevonden.
Voor de stelling van de verdediging dat de zwartgelakte passages in de beschikking informatie zouden hebben bevat die het Franse staatsgeheim niet zou regarderen of dat daarmee enig onrechtmatig handelen van de officier van justitie verbloemd moest worden, biedt noch de verschoningsbeschikking, noch het dossier enig houvast.
6.5.21
De ongeschoonde beschikking is naar het oordeel van de rechtbank evenmin een processtuk geworden in het onderzoek Sartell door toedoen van de vorige zittingssamenstelling in Sartell. Op het moment dat deze rechters zich realiseerden over een ongeschoonde beschikking van de rechter-commissaris in het dossier 26Lemont te beschikken, hebben zij dit stuk juist niet gevoegd in het dossier, maar zich onmiddellijk om bovenstaande redenen verschoond. Naar het oordeel van de rechtbank is de ongeschoonde beschikking dan ook geen processtuk geworden van het dossier Sartell.
6.5.22
In het licht daarvan en in aanmerking nemende dat de huidige samenstelling van de rechtbank en de griffiers, geen kennis hebben genomen van de ongeschoonde beschikking, ziet de rechtbank in de onderhavige zaak dan ook overigens geen redelijk verdedigingsbelang om na te gaan wie buiten de genoemde rechters nog meer over de ongeschoonde beschikking heeft kunnen beschikken of langs welke weg die beschikking bij de rechters in kwestie terecht is gekomen. De daartoe strekkende onderzoekswensen worden afgewezen.
6.5.23
Bij de beoordeling van de vraag of die ongeschoonde beschikking alsnog moet worden overgelegd door de officier van justitie dient de rechtbank zich – net als de officier van justitie en de verdediging – te baseren op de thans in het dossier voorhanden informatie.
De rechtbank is van oordeel dat deze beslissing in dit stadium toekomt aan de rechtbank. Deze draagt namelijk na aanvang van het onderzoek ter zitting hiervoor de verantwoordelijkheid. Artikel 315 lid 1 Sv laat ook niet toe dat de zittingsrechter niet zelf beslist op het verzoek van de verdediging.
Artikel 149a lid 2 Sv bepaalt: ‘Tot de processtukken behoren alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn.
Het gaat daarbij om de relevantie van (de inhoud van) die stukken voor de ter terechtzitting door de rechtbank te nemen beslissingen, waaronder met name de beslissingen die de rechtbank neemt op grond van de artikelen 348 en 350 Sv. Artikel 149a lid 2 reikt daarmee de rechtbank – zo wordt ook in de wetgeschiedenis gesteld – een inhoudelijk of materieel criterium aan: beslissend is de relevantie van de stukken.
De rechtbank acht zich, nu de geschoonde beschikking aan het dossier is toegevoegd en de rechtbank (en de verdediging) daarmee van de overwegingen van de rechter-commissaris in 26Lemont heeft kunnen kennisnemen, op dit moment voldoende voorgelicht en acht het toevoegen van de ongeschoonde beschikking voorshands niet relevant voor de in deze zaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissingen.
6.5.24
De rechtbank wijst op grond van al hetgeen hierboven is overwogen het verzoek van de verdediging tot het toevoegen aan het dossier van de ongeschoonde beschikking en de onderliggende stukken, af, evenals de daaraan verbonden getuigenverzoeken, te weten het horen van de LAP officieren van justitie, de rechter-commissaris in de zaak 26Lemont en de rechters uit de vorige zittingssamenstelling (mrs. [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] ).

7..Verzoeken met betrekking tot het horen van zaaksgetuigen

7.1
De verdediging in de zaken van de verdachten [naam verdachte 1] , [naam verdachte 2] , [naam verdachte 3] , [naam verdachte 6] , [naam verdachte 8] en [naam verdachte 10] heeft verzocht om de hierna te noemen getuigen te horen. De rechtbank zal de verzoeken achtereenvolgens bespreken in de zaken van de desbetreffende verdachten en overweegt daartoe het volgende.
7.2
Getuige [naam getuige 4] (in de zaken van de verdachten [naam verdachte 1] , [naam verdachte 2] en [naam verdachte 3] )
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 2] heeft verzocht om voornoemde getuige, politiemedewerker te Rotterdam, te horen over het contactmoment wat de verdachte [naam verdachte 2] met hem heeft gehad op 8 september 2020. Dit is relevant voor de beantwoording van de vragen van 348 en 350 Sv aangezien de door de verbalisant gestelde vragen betrekking hadden op EncroChat en de identificatie van één van de gebruikers, te weten ‘ [naam 4] ’.
Bij voornoemde onderzoekswens heeft de verdediging in de zaken van de verdachten [naam verdachte 1] en [naam verdachte 3] zich aangesloten.
De officier van justitie heeft aangegeven dat door [naam getuige 4] een proces-verbaal kan worden opgemaakt over voornoemde ontmoeting indien de rechtbank behoefte heeft om hierover nader te worden voorgelicht.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met het opmaken van een proces-verbaal zoals door de officier van justitie is voorgesteld en wijst het horen van [naam getuige 4] als getuige vooralsnog af.
7.3
Getuigen [naam getuige 5] en [naam getuige 6] (in de zaken van de verdachten [naam verdachte 1] en [naam verdachte 2] )
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 2] heeft verzocht om deze getuigen te horen in verband met hun vermeende betrokkenheid in Sartell. De verdediging wenst vragen te stellen over essentiële onderdelen van het dossier, onder andere op het gebied van EncroChat.
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 1] heeft zich bij dit verzoek aangesloten.
Nu de officier van justitie zich niet verzet tegen het horen van voornoemde getuigen en gelet op het aangevoerde verdedigingsbelang, wijst de rechtbank het verzoek van de verdediging tot het horen van getuigen [naam getuige 5] en [naam getuige 6] toe.
7.4
Getuigen [naam getuige 7] en [naam getuige 8] (in de zaak van de verdachte [naam verdachte 1] )
De verdediging heeft verzocht voornoemde personen te horen als getuigen om hen te ondervragen over degene van wie zij de opdracht zouden hebben gekregen om op 21 december 2015 activiteiten te ontplooien ten behoeve van het transport dat is onderschept.
Voorshands valt niet in te zien welk het redelijk verdedigingsbelang het horen van deze verzochte getuigen dient, omdat zij geen belastende verklaring over de verdachte [naam verdachte 1] hebben afgelegd en ook overigens uit het dossier niet blijkt dat zij met de verdachte [naam verdachte 1] contact hebben gehad. De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
7.5
Getuige [naam getuige 9] (in de zaak van de verdachte [naam verdachte 6] )
De verdediging heeft verzocht om voornoemde getuige te horen omdat gesteld wordt dat zij contact heeft gehad via (onder andere) PGPSafe met de gebruikersnamen die door de officier van justitie aan de verdachte [naam verdachte 6] worden toegeschreven. De verdediging wenst haar hierover te bevragen.
De verdediging heeft nu opnieuw verzocht de eerder afgewezen getuige te horen. De rechter-commissaris heeft overwogen dat deze getuige al sinds 20 oktober 2019 wordt vermist en dat de kans dat zij binnen redelijke termijn kan worden gehoord miniem is. De officier van justitie heeft in reactie op de onderzoekswensen gesteld dat er ondanks nog lopend onderzoek nog steeds geen enkel zicht op een verblijfplaats van de getuige is. De verdediging heeft op dit punt ook geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat zij thans wel vindbaar is. De rechter-commissaris heeft dan ook op goede gronden het verzoek afgewezen en de rechtbank wijst daarom onder verwijzing naar de beslissing van de rechter-commissaris het verzoek ook nu op gelijke gronden af.
7.6
Getuigen [naam getuige 10] en [naam getuige 11] (in de zaak van de verdachte [naam verdachte 6] )
De verdediging heeft verzocht voornoemde getuigen te horen. Deze getuigen zijn beiden werkzaam bij van [naam bedrijf] Zij kunnen verklaren over de gang van zaken binnen [naam bedrijf]
De rechter-commissaris heeft dit verzoek eerder afgewezen. De rechter-commissaris heeft overwogen dat de verklaring dat [naam getuige 11] bij [naam bedrijf] werkte is nagetrokken en onjuist bevonden. Ook overigens heeft de rechter-commissaris de relevantie van de door de verdediging voorgestelde bevraging niet ingezien. De verdediging heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden daaromtrent aangevoerd. De rechtbank is evenals de rechter-commissaris van oordeel dat de verdediging het belang om deze getuigen te horen onvoldoende heeft gemotiveerd. De enkele stelling dat zij werkzaam bij c.q. financierder van [naam bedrijf] waren en daarom kunnen verklaren over de gang van zaken binnen [naam bedrijf] , de conflicten die er waren tussen de directeuren waardoor de betalingen langzamer verliepen, de rol van de verdachte [naam verdachte 6] binnen het bedrijf en de contacten op de fruitbeurs is daartoe onvoldoende. Hiermee is niet concreet gemotiveerd waarom het horen van de getuigen relevant is voor de door de rechtbank in de zaak van de verdachte [naam verdachte 6] te beantwoorden vragen.
7.7
Getuige [naam getuige 12] (in de zaak van de verdachte [naam verdachte 8] )
De verdediging heeft verzocht voornoemde getuige te horen om hem te ondervragen over de wijze waarop het bedrag dat is vermeld in de overgelegde brief bij de zitting van 16 augustus 2021 is uitbetaald.
Nu de officier van justitie te kennen heeft gegeven dat de verzochte getuige op donderdag 23 september 2021 door de politie zal worden gehoord en de verdediging daarbij aanwezig kan zijn, behoeft dit verzoek naar het oordeel van de rechtbank geen beslissing meer.
7.8
Getuige [naam getuige 13] (in de zaak van de verdachte [naam verdachte 10] )
De verdediging heeft verzocht voornoemde getuige te horen. Deze persoon komt in het dossier naar voren als iemand met wie de verdachte ontmoetingen zou hebben gehad.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 30 april 2021 dit verzoek afgewezen, evenals de rechtbank op de pro-forma zitting van 25 mei 2021. De verdediging heeft nu opnieuw verzocht de afgewezen getuigen te horen. De verdediging heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. De rechtbank wijst net als de rechter-commissaris het verzoek af omdat onvoldoende concreet is gemotiveerd waarom het horen van de getuige relevant is voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte [naam verdachte 10] .
7.9
Getuigen [naam getuige 14] , [naam getuige 15] , [naam getuige 16] en [naam getuige 17] (in de zaak van de verdachte [naam verdachte 10] )
De verdediging heeft verzocht deze getuigen te horen. Zij komen in het dossier naar voren als personen met wie de verdachte naar Thailand zou zijn gereisd en die ten aanzien van het ten laste gelegde eventueel ontlastend voor de verdachte zouden kunnen verklaren.
De rechter-commissaris heeft voornoemde getuigenverzoeken bij beslissing van 30 april 2021 afgewezen, evenals de rechtbank bij de pro-forma zitting van 25 mei 2021, met uitzondering van de getuige [naam getuige 18] . De verdediging heeft nu opnieuw verzocht de afgewezen getuigen te horen. De verdediging heeft daartoe echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. De rechtbank wijst evenals de rechter-commissaris het verzoek af omdat onvoldoende concreet is gemotiveerd waarom het horen van de getuige relevant is voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte [naam verdachte 10] .
8.
Overige verzoeken in de zaken van de verdachten [naam verdachte 1] , [naam verdachte 8] , [naam verdachte 5] en [naam verdachte 9]
De verdediging heeft nog overige onderzoekswensen ingediend. De rechtbank zal deze onderzoekswensen hieronder per zaak van de betreffende verdachte bespreken.
8.1
In de zaak van de verdachten [naam verdachte 1] en [naam verdachte 8]
8.1.1
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 1] heeft verzocht om een proces-verbaal dan wel een mutatie/notitie van de Spaanse politie over te doen leggen – mits aanwezig – waaruit blijkt dat de Spaanse politie het huis waar de verdachte [naam verdachte 1] verbleef, heeft bezocht (zoals gesteld in zaaksdossier Barca ) en wat daar met de verdachte [naam verdachte 1] is besproken. De verdediging betwist namelijk hetgeen daarover in het dossier is opgeschreven. De verdachte [naam verdachte 1] zou volgens de verdediging enkel aan de Spaanse politie hebben gezegd dat het huis van een vriend van hem was en dat hij daar mocht verblijven. Het verzochte stuk zou van belang kunnen voor de verdenkingen gebaseerd op artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
8.1.2
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 8] heeft zich bij deze onderzoekswens aangesloten, ook nu een eerder verzoek om de betreffende Spaanse verbalisanten te horen door de rechter-commissaris op 30 april 2021 is afgewezen.
8.1.3
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar de reactie van 16 april 2021 (pagina 19) – op het standpunt gesteld dat de verdediging het verdedigingsbelang onvoldoende heeft onderbouwd en heeft zich daarom verzet tegen het horen van de getuigen.
8.1.4
De rechtbank overweegt dat de Spaanse autoriteiten diverse onderzoekshandelingen hebben verricht op grond van een Europees Opsporingsbevel. Hoewel ten aanzien van het merendeel van deze onderzoekshandelingen de onderliggende stukken vrij uitgebreid zijn opgenomen, is van het bedoelde gesprek van 19 september 2019 geen onderliggende documentatie voorhanden. In het licht van de betwisting van de informatie die de lokale autoriteiten blijkens het relaas kennelijk in dit gesprek zouden hebben verkregen over de verdachte [naam verdachte 1] en de verdachte [naam verdachte 8] is er dan naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd belang bij het verzoek van de verdediging om aanvullende of onderliggende documentatie van/over dit gesprek.
De rechtbank wijst daarom het verzoek van de verdediging toe en geeft de officier van justitie de opdracht navraag te doen bij de Spaanse politie of van dit gesprek een proces-verbaal, mutatie of een ander document voorhanden is en dit - zo dit er is - te verstrekken. De rechtbank gaat ervan uit dat daarmee voldoende tegemoet is gekomen aan de onderzoekswens van de verdediging.
8.2
In de zaak van de verdachte [naam verdachte 5]
De verdediging heeft verzocht om een kopie van het dossier van het onderzoek 26Rockaway en van andere onderzoeken waarin [naam getuige 9] als verdachte of betrokkene voorkomt. Voorts heeft de verdediging verzocht om een fotoset van alle door het OT en andere politieambtenaren van [naam getuige 9] genomen foto’s, die nog niet in Sartell zijn gevoegd. De verdediging heeft voorts verzocht om een expliciete bevestiging van een zogenoemde Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI)-officier van justitie en TCI-chef, dat [naam getuige 9] en [naam 5] nooit in dit onderzoek (de rechtbank begrijpt: het onderzoek Sartell) en de andere in het dossier genoemde onderzoeken als criminele burgerinformant heeft/hebben opgetreden en nimmer gerund zijn door de TCI of andere dienst.
Omdat de officier van justitie te kennen heeft gegeven dat in onderzoek 26Rockaway geen verdachten zijn vervolgd, dat dit onderzoek geen zaaksdossier in Sartell is en dat de bevindingen uit dit onderzoek voor zover relevant al aan Sartell zijn toegevoegd, wijst de rechtbank het eerste en tweede verzoek van de verdediging af. De rechtbank voegt daaraan toe dat het belang van de verdediging bij een kopie van andere onderzoeken waarin [naam getuige 9] als verdachte of betrokkene voorkomt of bij een ‘fotoset’ van haar, onvoldoende is gebleken. Dat verzoek wordt om dezelfde reden afgewezen.
8.3
In de zaak van de verdachte [naam verdachte 9]
De verdediging heeft verzocht om de zendmastgegevens van het mobiele nummer dat blijkens het dossier aan de verdachte [naam verdachte 9] wordt toegeschreven en welk nummer een aantal keren een zendmast in de nabijheid van De Overmaat te Arnhem zou hebben aangestraald. De verdediging wenst inzichtelijk te krijgen wanneer het aan de verdachte toegeschreven mobiele nummer deze mast(en) zou hebben aangestraald.
Omdat de officier van justitie te kennen heeft gegeven dat de door de verdediging aangegeven zendmastgegevens van het telefoonnummer, dat volgens de officier van justitie in gebruik zou zijn geweest bij de verdachte [naam verdachte 9] , beschikbaar zijn en zullen worden verstrekt, behoeft dit verzoek naar het oordeel van de rechtbank geen beslissing meer.
9.
Overige verzoeken (stukken en getuigen) in de zaak van de verdachte [naam verdachte 3]
9.1.
Verzoeken van de verdediging met betrekking tot observaties
Het standpunt van de verdediging
9.1.1
De verdediging in de zaak van de verdachte [naam verdachte 3] heeft verzocht een groot aantal getuigen te horen met betrekking tot observaties (in de brief “Onderzoekswensen” van 10 september 2021, getuigen 15 tot en met [getuigenummer 3] ). Deze observaties hebben volgens de verdediging een bijdrage geleverd aan de identificatie door de politie van het EncroChat-account [naam 4] als dat van de verdachte. Daarmee zijn de gevraagde getuigen in de visie van de verdediging belastende getuigen en dient het belang bij het horen van deze getuigen te worden voorondersteld, conform het arrest van het EHRM Keskin tegen Nederland (ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD000220516) (hierna: het arrest Keskin). Ook heeft de verdediging verzocht om de observatierapporten, al het observatiemateriaal (foto’s, video’s, verslagen) en een aanvullend proces-verbaal over te leggen. Dit is volgens de verdediging van belang voor zowel de vermeende koppeling tussen [naam 4] en de verdachte [naam verdachte 3] , maar ook voor de vermeende criminele achtergrond die wordt beschreven bij de ontmoetingen. Met het aanvullend proces-verbaal wordt bedoeld een beschrijving van de betreffende verbalisanten of zij ook andere personen in de omgeving hebben waargenomen en, zo ja, wie.
Het standpunt van de officier van justitie
9.1.2
Ten aanzien van deze gevraagde getuigen heeft de officier van justitie in zijn algemeenheid betoogd dat geen sprake is van belastende getuigen in de zin van Keskin, zodat wel degelijk gemotiveerd moeten worden waarom dat verhoor in het belang van de verdediging is. Aan dat vereiste is niet voldaan. De verdediging heeft niet aangegeven dat de observanten iets essentieels hebben gemist. Er is in dat kader niets concreets gesteld. De vraag of de observanten bij hun werkzaamheden ook andere mogelijk relevante personen hebben gezien, is zonder nadere toelichting dan ook niet van belang voor enige door de rechtbank te nemen beslissing.
9.1.3
Specifiek ten aanzien van getuige [getuigennummers 1] heeft de officier van justitie voorts opgemerkt dat, anders dan de verdediging lijkt te stellen, er geen daadwerkelijke afspraak is gemaakt voor 25 mei 2020. Dus als de medeverdachte [naam verdachte 1] op 25 mei 2020 niet is gezien zegt dit niets over de identificatie van verdachte als [naam 4] .
Ten aanzien van getuige [getuigenummer 1] heeft de officier van justitie opgemerkt dat uit de processen-verbaal blijkt dat observanten hebben beschreven wat zij zagen. Er is geen reden te veronderstellen dat er vanuit een tunnelvisie is gefocust op de verdachte.
Ten aanzien van getuigen [getuigenummer 2] en [getuigenummer 3] heeft de officier van justitie er op gewezen dat van het door de verdediging genoemde proces-verbaal, geen vindplaats is opgeven. Daarmee is niet vast te stellen of het proces-verbaal in Sartell is opgenomen. Een redelijk verdedigingsbelang is niet vast te stellen.
9.1.4
Ten aanzien van de gevraagde observatierapporten, het observatiemateriaal en een aanvullend proces-verbaal heeft de officier van justitie verwezen naar hetgeen de officier van justitie in 26Douglasville op dezelfde vraag heeft geantwoord, namelijk dat voor zover observatieverslagen zijn opgemaakt, deze zijn opgenomen in het dossier. De officier van justitie heeft er voorts op gewezen dat het de verdediging vrij staat om eventuele verslagen uit 26Douglasville die de verdediging relevant vindt, aan te dragen.
Beoordeling van de verzoeken
9.1.5
Vooropgesteld moet worden dat de observaties niet hebben plaatsgevonden in Sartell, maar in 26Douglasville. Hetzelfde geldt voor de identificatie van het EncroChat-account [naam 4] als dat van de verdachte. Nu de identificatie van dit account als dat van de verdachte wel een belangrijke rol speelt in Sartell, is de vraag naar de validiteit en de betrouwbaarheid van de identificatie ook in dit onderzoek aan de orde. Voor zover daarbij specifieke observaties een rol spelen, kunnen die bij de beoordeling worden betrokken.
9.1.6
De rechtbank volgt de verdediging niet zonder meer in de stelling dat de observanten op één lijn moeten worden gesteld met getuigen die een verklaring met een belastende strekking hebben afgelegd, zodat het belang bij het horen van deze getuige wordt voorondersteld, zoals volgt uit het arrest Keskin.
Er is geen sprake van een opgenomen verklaring van getuigen, maar van bevindingen van opsporingsambtenaren die op ambtseed of ambtsbelofte in een proces-verbaal zijn neergelegd. Bij een verzoek tot het horen van opsporingsambtenaren als getuigen mag naar het oordeel van de rechtbank van de verdediging worden verlangd dat, ook als hetgeen zij ambtsedig hebben gerelateerd belastend voor de verdachte is, wordt toegelicht waarom niet zonder meer van (de juistheid van) hetgeen onder die ambtseed/-belofte is weergegeven kan worden uitgegaan.
9.1.7
In het onderhavige geval komt daar nog bij dat de verdediging, naar de rechtbank begrijpt, de observaties van de verdachte niet zo zeer betwist maar de leden van de observatieteams met name wil bevragen naar andere personen die zij al dan niet hebben gezien. De verdediging wenst derhalve niet zozeer belastend materiaal (in casu de observaties) te kunnen weerleggen met het horen van de getuigen, maar mogelijk ontlastend materiaal te vinden.
Een dergelijk belang kan in beginsel ook leiden tot het honoreren van een verzoek maar dan dient de motivering wel voldoende concreet te zijn en moet vastgesteld kunnen worden dat de te bevragen punten relevant zijn voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen. Een motivering met een algemene strekking zoals het willen weten wie er nog meer is gezien, is daarvoor veel te vaag. Met andere woorden, van de verdediging mag in beginsel worden verlangd dat concreet wordt aangegeven welke personen, zaken en/of situaties de observanten volgens de verdachte ten onrechte niet hebben geobserveerd of beschreven en waarom dat relevant is voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen.
De verdediging heeft een dergelijke concrete motivering niet gegeven. De verdediging heeft in zijn algemeenheid gesuggereerd dat vanuit een tunnelvisie mogelijk alleen of teveel op de verdachte is gefocust. De rechtbank ziet daarvoor echter geen enkele aanwijzing.
Van observanten mag vanuit hun professie worden verwacht objectief verslag te doen van hetgeen zijn waarnemen. Dat zij daarbij niet uitsluitend oog voor de verdachte hebben gehad, blijkt ook uit de observatieverslagen. Daarin zijn ook anderen benoemd, ook indien deze nog niet bekend waren bij de observanten.
9.1.8
De rechtbank zal hieronder kort de gevraagde getuigen bespreken waarbij hetgeen hiervoor is overwogen bij de beoordeling is betrokken.
Getuigen [getuigennummers 2] (Rechercheurs [rechercheurnummer 6] , [rechercheurnummer 7] , [rechercheurnummer 8] , [rechercheurnummer 9] , [rechercheurnummer 10] , [rechercheurnummer 11] , [rechercheurnummer 12] , [rechercheurnummer 13] , [rechercheurnummer 14] , [rechercheurnummer 15] , [rechercheurnummer 16] , [rechercheurnummer 17] , [rechercheurnummer 18] en [rechercheurnummer 19] , werkzaam bíj het team Observatie & Techniek van de Landelijke Eenheid)
De motivering bij deze getuigen komt neer op de vraag of er mogelijk ook andere personen in de omgeving of auto van de verdachte zijn geweest dan opgenomen in het observatieverslag. Zoals hiervoor al is overwogen is hiermee onvoldoende toegelicht wat het belang van het horen van deze getuigen is in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte is. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuigen [getuigennummers 3] (Rechercheurs [rechercheurnummer 20] , [rechercheurnummer 21] , [rechercheurnummer 22] , [rechercheurnummer 23] en [rechercheurnummer 24] , werkzaam bíj het team Observatie & Techniek van de Landelijke Eenheid)
De verdediging wenst, naast de vraag of er ook anderen zijn gezien, van getuige 30 en 33 specifiek te vernemen of de in het observatieverslag genoemde NN1 vaker is gezien en/of hij aan de observatiemap is toegevoegd. Nagelaten is echter te motiveren waarom dat relevant is voor de beoordeling van de zaak tegen de verdachte. Bovendien kan uit het feit dat ook NN1 nu kennelijk genoemd wordt in een observatieverslag, worden afgeleid dat de observatie niet beperkt is gebleven tot de verdachte. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuigen [getuigenummer 4] (Rechercheur [rechercheurnummer 25] )
De verdediging wenst te vernemen of deze getuige ook op andere personen heeft gelet en of hij ook de beelden van onder het Malieveld heeft bekeken. Ook hier heeft de verdediging nagelaten voldoende concreet te motiveren waarom dit voor de beoordeling van de zaak tegen de verdachte relevant is. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuigen [getuigennummers 4] (Rechercheurs [rechercheurnummer 26] , [rechercheurnummer 27] , [rechercheurnummer 28] , [rechercheurnummer 29] , [rechercheurnummer 30] , [rechercheurnummer 31] en [rechercheurnummer 32] , werkzaam bíj het team Observatie & Techniek van de Landelijke Eenheid)
De motivering bij deze getuigen komt neer op de vraag of er mogelijk ook andere personen in de omgeving of auto van de verdachte zijn geweest dan opgenomen in het observatieverslag. Zoals hiervoor is overwogen, is hiermee onvoldoende toegelicht wat het belang van het horen van deze getuigen is in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuigen [getuigennummers 1] (Rechercheur [rechercheurnummer 33] , [rechercheurnummer 34] , [rechercheurnummer 35] en [rechercheurnummer 36] , werkzaam bij het team Observatie & Techniek van de Landelijke Eenheid)
De verdediging wenst te vernemen of medeverdachte [naam verdachte 1] op 25 mei 2020 is gezien in verband met een afspraak die Otherherder met [naam 4] zou hebben gemaakt. Zoals de officier van justitie heeft aangegeven, kan uit het dossier voorshands niet worden afgeleid dat de afspraak daadwerkelijk is gemaakt. Van de zijde van de verdediging is daarover ook geen nadere informatie verstrekt. Gelet daarop acht de rechtbank onvoldoende toegelicht waarom de door de verdediging beoogde vraagstelling relevantie heeft voor de beoordeling van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuigen [getuigenummer 5] en [getuigenummer 6] (Rechercheurs [rechercheurnummer 37] en [rechercheurnummer 38] , werkzaam bij het team Observatie & Techniek van de Landelijke Eenheid)
De verdediging wenst van deze getuigen te vernemen hoe zij hebben geobserveerd dat de verdachte alleen in een auto zat (23 april 2020) respectievelijk er niemand in de auto zat (24 april 2020). En voorts wil de verdediging weten of er niemand in de buurt was en, zo ja, waarom dat niet is gerelateerd. Ook hier is de toelichting van de verdediging onvoldoende concreet en veel te algemeen gesteld. De relevantie van het stellen van deze vragen de betreffende getuigen ziet de rechtbank voorshands niet. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuige [getuigenummer 1] ( [naam getuige 19] , inspecteur van politie, teamleider van team
Observatie & Techniek van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche)
De verdediging wenst de teamleider van Team Observatie & Techniek te bevragen over de opdrachten bij de observaties en het dekkingsgebied. De rechtbank merkt op dat het evident is dat observatieteams vanuit hun opdracht een bepaalde focus hebben op een persoon, een object of een omgeving. Uit de observatieverslagen blijkt dat zo’n focus niet zover gaat dat relevante zaken of personen daaromheen niet worden geobserveerd of waargenomen. Dit kan en mag ook van professionele observanten worden verwacht. De rechtbank begrijpt dat de verdediging bevestigd wil zien “dat niet kan worden uitgesloten dat bepaalde personen op meerdere momenten ook aanwezig zijn geweest doch dat deze door het observatieteam niet opgemerkt zijn”. Een dergelijke algemene vraagstelling is onvoldoende om een concreet getuigenverzoek te onderbouwen. Van een tunnelvisie is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank ziet zonder concrete onderbouwing geen aanleiding de teamleider hierover nader te bevragen. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuigen [getuigenummer 2] en [getuigenummer 3] ( [naam getuige 20] en [naam getuige 21] )
De verdediging wenst deze getuigen te bevragen over een proces-verbaal van bevindingen op p. 4980 26Douglasville. Het is de rechtbank niet duidelijk wel proces-verbaal dit zou moeten betreffen en/of dit proces-verbaal ook is opgenomen in Sartell. Reeds om die reden wordt het verzoek afgewezen.
Observatiemateriaal
9.1.9
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om observatierapporten, al het observatiemateriaal (foto’s, video’s, verslagen) en een aanvullend proces-verbaal te doen overleggen. Ook ten aanzien van deze verzoeken heeft de verdediging onvoldoende concreet toegelicht welk belang gediend is met het doen opvragen deze stukken. Hierbij gaat de rechtbank nog voorbij aan de vraag of er überhaupt meer of andere stukken met betrekking tot de observaties zijn dan de stukken die al aan het dossier zijn toegevoegd. Het verzoek wordt afgewezen.
9.2
Overige (getuigen)verzoeken
Getuigen [getuigennummers 5] ( [naam getuige 22] , [naam getuige 23] , [naam getuige 24] en [naam getuige 25] )
9.2.1
De verdediging wenst deze getuigen te bevragen over de verschillende momenten waarop zij samen met de verdachte zijn geweest. De verdediging wil daarmee de momenten die zij daarbij benoemen naast de locatiegegevens van [naam 4] kunnen leggen en zo de vermeende koppeling tussen [naam 4] en de verdachte kunnen weerleggen. Deze motivering merkt de rechtbank vooralsnog niet aan als voldoende toereikend.
Feitelijk is nu volstaan met de stelling dat deze getuigen op verschillende momenten in de buurt zijn geweest van de verdachte. Bij geen van de getuigen is echter heel concreet aangegeven waarover zij in het licht van de in het dossier beschikbare gegevens (met betrekking tot de locatie van de verdachte en/of degene die het [naam 4] account gebruikte) in concreto zouden kunnen verklaren. De verdediging heeft dit kunnen aangeven, omdat ook zij over die gegevens beschikken. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is dan ook onvoldoende toegelicht wat het specifieke belang van het horen van deze getuigen is in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte. Dat de officier van justitie niet is ingegaan op de tweede aangedragen reden om getuige 55 te willen horen, zoals terecht is opgemerkt, maakt niet dat de rechtbank anders oordeelt. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuige [getuigenummer 7] ( [naam getuige 26] )
9.2.2
De verdediging wenst deze getuige te bevragen over de verschillende momenten waarop zij samen met de verdachte is geweest, waardoor de momenten die zij daarbij kan benoemen naast de locatiegegevens van [naam 4] kunnen worden gelegd, waarmee de vermeende koppeling tussen [naam 4] en de verdachte kan worden weerlegd. De getuige kan voorts verklaren over gevoerde gesprekken en ontmoetingen (waaronder contact met [naam 6] ) die hebben plaatsgevonden, waar de getuige ook bij is waargenomen. Ofschoon de rechtbank de verwijzing van de verdediging naar de eerder gemotiveerde reisbewegingen van de BMW niet (direct) kon terugvinden, zal zij het verzoek om deze getuige te horen toewijzen.
Getuige [getuigenummer 8] ( [naam getuige 27] )
9.2.3
De verdediging wenst deze getuige te bevragen over het staan op een dodenlijst als gevolg van geruchtenverspreiding door derden aan bepaalde personen, waarmee het standpunt van de verdachte dat zich bij hem een soortgelijke situatie voordoet kan worden onderbouwd.
Deze motivering merkt de rechtbank vooralsnog niet aan als voldoende toereikend. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is hiermee onvoldoende toegelicht wat het belang van het horen van deze getuigen is in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuige [getuigenummer 9] ( [naam getuige 28] )
9.2.4
Ter zitting heeft de verdediging meegedeeld dat dit verzoek wordt ingetrokken, omdat het reeds is toegewezen.
Getuige [getuigenummer 10] ( [naam getuige 29] )
9.2.5
De verdediging wenst deze getuige te bevragen over de contacten die zijn inmiddels overleden broer [naam 6] , zijnde in leven een kennis/vriend van de verdachte, met de verdachte had en over diens ondersteuning aan de verdachte toen bleek dat hij op een dodenlijst stond. Deze motivering merkt de rechtbank vooralsnog niet aan als voldoende toereikend. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is hiermee onvoldoende toegelicht wat het belang van het horen van deze getuigen is in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuigen [getuigenummer 11] , [getuigenummer 12] en [getuigenummer 13] ( [naam getuige 30] , [naam getuige 31] , [naam getuige 32] ),
9.2.6
De verdediging wenst deze getuigen, allen medeverdachten in 26Douglasville, te bevragen over respectievelijk het bieden van hulp aan de verdachte, toen bleek dat hij op een dodenlijst stond, het gebruik maken van voertuigen en verblijfplaatsen door de verdachte en de contacten tussen de verdachte en [naam 6] , de zoektocht naar loodsen (dan wel andere ruimten), over wat er bedoeld wordt met dat wat ze doen stinkt en over de informatie die volgens de politie op de telefoon van getuige [getuigenummer 13] is aangetroffen.
Deze motivering merkt de rechtbank vooralsnog niet aan als voldoende toereikend.
Op geen enkele manier is concreet aangegeven waarom deze getuigen relevant kunnen verklaren over de verdenkingen in de zaak Sartell. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is hiermee onvoldoende toegelicht wat het belang van het horen van deze getuigen is in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte. Het verzoek wordt afgewezen.
Getuige [getuigenummer 14] ( [naam getuige 33] )
9.2.7
Ter zitting heeft de verdediging meegedeeld dat dit verzoek wordt ingetrokken, omdat het reeds is toegewezen.
EncroChattelefoon [adres]
9.2.8
In het onderzoek 26Douglasville heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [adres] . In die woning is één Encrochattelefoon aangetroffen, een BQ Aquaris X3 (“
keuken begane grond, kookeiland lade linksboven”). Het toestel is door het NFI uitgelezen en blijkt geen gebruikersnaam of locatiegegevens te bevatten. De verdediging wil toch over de locatiegegevens van dat toestel beschikken en verzoekt daartoe het IMEI-nummer van dat toestel te achterhalen. Met dat nummer zouden dan databases, zoals die van 26Lemont kunnen worden geraadpleegd om te bezien of misschien via die databases locatiegegevens achterhaald zouden kunnen worden.
De rechtbank merkt op dat de verdachte deze onderzoekswensen steeds heeft gezet in de sleutel van het kunnen betwisten van een koppeling tussen de verdachte en het EncroChat-account ‘ [naam 4] ’. Nu met betrekking tot dit toestel verder geen koppeling gemaakt kan worden met een account van enige gebruiker noch locatiegegevens op het toestel zijn aangetroffen, heeft de verdediging onvoldoende gemotiveerd waaruit het redelijk verdedigingsbelang van de verdachte bestaat om alsnog het IMEI-nummer te verkrijgen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
4G Wireless Router
9.2.9
De verdediging heeft verzocht aan de hand van de loggegevens c.q. de aangemelde IMEI-nummers van de inbeslaggenomen 4G Wireless Router LG
([serienummer] ) de vermeende koppeling tussen de verdachte en het account ‘ [naam 4] ’ te willen kunnen controleren.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat aan dat verzoek (technisch) niet kan worden voldaan, omdat de router geen IMEI-gegevens van ‘bezoekende’ telefoons vastlegt en dat de MAC-adresgegevens van de telefoons slechts tijdelijk worden vastgelegd, als er verbinding wordt gemaakt met het modem. Zodra de verbinding verbreekt, verdwijnen deze gegevens doorgaans.
De verdediging heeft verder ook medegedeeld dat in de zaak 26Douglasville aanvullend proces-verbaal wordt opgemaakt door een technisch expert van de politie betreffende de router. De rechtbank gaat er van uit dat, wanneer in die zaak dit proces-verbaal verschijnt, de officier van justitie het er toe zal leiden dat dit proces-verbaal ook wordt toegevoegd aan het dossier Sartell. Op deze wens wordt dus nu niet beslist.
Proces-verbaal dekkingsgebied zendmasten
9.2.10
De verdediging heeft verzocht de relevante locatiegegevens met betrekking tot de verdachte [naam verdachte 3] te kunnen bekijken en te vergelijken met de gehanteerde observatiegegevens. Voor die controle heeft de verdediging de beschikking over de X- en Y-coördinaten van de zendmast, maar kan daaruit niet het dekkingsgebied van die zendmast afleiden. Zij verzoekt een weergave van het dekkingsgebied van die zendmasten te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging een redelijk verdedigingsbelang daarbij heeft en verzoekt de officier van justitie dit overzicht te leveren.
Dekkingsgebied Bezuidenhoutseweg/Malieveld
9.2.11
De verdediging heeft verzocht kennis te nemen van de bewonersaantallen, dagelijkse aanwezigheid van personen en het aantal parkeerplaatsen binnen het dekkingsgebied van de zendmasten op de Bezuidenhoutseweg, bij Den Haag Centraal Station en op het Malieveld in Den Haag.
Nog daargelaten de vraag of de officier van justitie überhaupt aan dit verzoek zou kunnen voldoen, is deze onderzoekswens veel te algemeen. De rechtbank ziet zonder nadere concretisering in tijd, plaats en gebeurtenis het belang van het doen van een dergelijk onderzoek in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte niet in. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Camerabeelden parkeergarages
9.2.12
Eenzelfde lot treft het verzoek om kennis te kunnen nemen van de camerabeelden van drie parkeergarages in Den Haag en Delft op specifieke data.
De verdediging heeft daartoe gesteld dat op het tijdstip waarop [naam 4] verondersteld werd op die locaties te zijn, de verdachte daar niet aanwezig was. De verdediging stelt dat er op die tijdstippen wel andere personen van die parkeergarages gebruik gemaakt zullen hebben. De rechtbank sluit dat geenszins uit, maar zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien hoe de aanwezigheid van willekeurige andere personen de in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte aangaat. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
GPS-locatiegegevens van de BMW met kenteken [kentekennummer]
9.2.13
De verdediging heeft verzocht alle GPS-locatiegegevens van de BMW met het kenteken [kentekennummer] te ontvangen om daarmee aan te tonen dan de verdachte niet de enige passagier in die auto is geweest. Nog daargelaten het feit dat de officier van justitie ter zitting heeft aangegeven daar ook niet van uit te gaan, ziet de rechtbank niet in in hoeverre de gevraagde gegevens op dit punt van belang kunnen zijn voor de in het kader van de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak van de verdachte. Op eventuele verschillen van mening tussen de verdediging en de officier van justitie over de duiding van die gegevens zal – voor zover dan nog relevant – na de inhoudelijke behandeling van de zaak worden beslist. Het verzoek wordt daarom afgewezen
.
ANPR-foto’s
9.2.14
Ten aanzien van het verzoek om alle ANPR-foto’s waarnaar in het dossier wordt verwezen te ontvangen, heeft de officier van justitie gesteld dat nagegaan zal worden of die gegevens beschikbaar zijn. Voor zover deze bewaard zijn, zullen deze aan de verdediging ter inzage worden aangeboden. De rechtbank acht dat daarmee vooralsnog voldoende aan de wens van de verdediging is tegemoetgekomen en neemt daarom geen beslissing op dit verzoek.
ANPR-gegevens
9.2.15
De verdediging heeft ook de ANPR-gegevens verzocht met betrekking tot andere auto’s die mogelijk in een formatie om de BMW heen hebben reden. De verdediging acht het van belang, omdat op basis van de BMW-reisgegevens de vermeende koppeling tussen [naam 4] en de verdachte [naam verdachte 3] wordt gemaakt. Daarin worden de IMEI-locatiegegevens van [naam 4] meegenomen, terwijl de verdediging stelt dat er mogelijk ook andere auto’s in een formatie om de BMW heen hebben gereden. Die auto’s zouden dan dus onder hetzelfde dekkingsgebied als de BMW vallen en dezelfde reisbewegingen laten zien. Vooropgesteld wordt dat de verdediging ter zitting heeft aangegeven niet te weten óf er überhaupt in formatie is gereden. De officier van justitie heeft toegezegd nog te kijken of er ANPR-gegevens zijn bewaard van andere auto’s die toen en daar rond diezelfde tijd en locatie hebben gereden. Zo die er zijn, worden ze in het dossier gevoegd. De rechtbank acht dat daarmee vooralsnog voldoende aan de wens van de verdediging is tegemoetgekomen en neemt daarom geen beslissing op dit verzoek.
Dodenlijst
9.2.16
De verdediging heeft gesteld dat de verdachte op een dodenlijst staat/heeft gestaan en dat veel van zijn gedragingen daaruit te verklaren zijn, zoals het rijden in verschillende (geblindeerde) auto's, ontmoetingen, et cetera. De plaatsing op de dodenlijst zou volgens de verdediging te maken hebben met onjuiste informatie die door corrupte politiemedewerkers gedeeld is met bepaalde personen. In dat kader heeft de verdediging verzocht om:
  • een uitdraai te ontvangen met de namen van alle medewerkers van de politie die op verdachte hebben gezocht en
  • om een overzicht te krijgen van alle onderzoeken waarin verdachte voorkomt, welke scenario’s daaraan gekoppeld zijn en welke medewerkers van de politie daar toegang toe hadden,
  • en alle TCI-informatie over verdachte te ontvangen te verstrekken,
  • om alle RDW-gegevens met betrekking tot de verdachte te ontvangen.
De verdediging heeft haar stelling niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. Van een begin van aannemelijkheid van die stelling is voorshands dan ook niet gebleken. Evenmin heeft de verdediging concreet aangegeven waarom vorenbedoeld onderzoek relevant is voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen in de zaak Sartell. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Zeepdispenser
9.2.17
De verdediging heeft verzocht om alle beelden te ontvangen van het heimelijke camerasysteem in de zeepdispenser in het appartement van de verdachte.
De officier van justitie in de zaak 26Douglasville heeft verklaard dat de verdediging inzage wordt verschaft in die beelden. De rechtbank meent dat op deze wijze voldoende is tegemoetgekomen aan de wens van de verdediging en neemt daarom geen beslissing op dit verzoek.
Zaakdossiers 26Douglasville
9.2.18
De verdediging heeft verzocht de zaaksdossiers van het onderzoek 26Douglasville in het dossier Sartell te voegen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de processtukken uit 26Douglasville die het openbaar ministerie Voor 26Sartell relevant heeft geacht al in het dossier zijn gevoegd.
De verdediging beschikt daarnaast ook zelf over het volledige dossier 26Douglasville. Daarmee is de verdediging bij uitstek in de gelegenheid om aan te geven welke specifieke processen-verbaal uit dit dossier relevant zijn voor enige in Sartell te nemen beslissing. Nu dit een ander onderzoek betreft en de verdediging geen specifieke processen-verbaal uit 26Douglasville heeft genoemd die zij van belang acht voor de beoordeling van de feiten uit Sartell wordt het verzoek afgewezen.
RDW gegevens [naam verdachte 3]
9.2.19
De verdediging heeft verzocht een overzicht van de RDW-gegevens van de verdachte te ontvangen. De officier van justitie heeft er onder meer op gewezen dat de verdachte zo’n overzicht zelf kan overleggen. De rechtbank is het daarmee eens en wijst het verzoek van de verdachte af.

10.. Verdere voortgang van het onderzoek

De behandeling van het onderzoek in de zaken van alle verdachten is op 20 september 2021 aangehouden tot de zitting van
15 november 2021 om 9.00 uur te Rotterdam.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie om zo spoedig mogelijk aan te geven of, en zo ja op welke termijn, de onder 8.1.4 verzochte navraag beantwoord zal kunnen zijn.
De rechtbank zal voorts, na overleg met de rechter-commissaris, de procespartijen schriftelijk berichten welk karakter (regie of inhoudelijk) die zitting van 15 november 2021 zal hebben, evenals inzicht geven in de inrichting van de indeling bij de verdere behandeling van de zaken van de verdachten.

11..Beslissingen

De rechtbank:
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 1]
wijst toe:
1. het verzoek tot het horen van de getuigen
[naam getuige 5] en [naam getuige 6];
2. het verzoek tot het verkrijgen van een proces-verbaal of ander document met betrekking tot het gesprek tussen de verdachte [naam verdachte 1] en de Spaanse verbalisanten, voor zover dit aanwezig is en verzoekt de officier van justitie navraag te doen bij de Spaanse politie of van dit gesprek een proces-verbaal, mutatie of een ander document voorhanden is en dit zo mogelijk te verstrekken (zie r.o. 8.1.4);
wijst af:
1. de verzoeken – voor zover nodig – met betrekking tot Ennetcom, zoals hierboven onder punt 4 is overwogen;
2. de verzoeken met betrekking tot PGPSafe, zoals hierboven onder punt 5.5 is overwogen;
3. de verzoeken met betrekking tot EncroChat, zoals hierboven onder punt 6.5. e.v. is overwogen;
4. het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige 4] ;
5. het verzoek tot het horen van de getuigen [naam getuige 7] en [naam getuige 8] ;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 2]
wijst toehet verzoek tot het horen van de getuigen
[naam getuige 5] en [naam getuige 6];
wijst af:
1. de verzoeken met betrekking tot EncroChat, zoals hierboven onder punt 6.5 e.v. is overwogen;
2. het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige 4] ;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 3]
wijst toehet verzoek tot
1. het verzoek om een weergave van het dekkingsgebied van de zendmasten (zoals hierboven onder 9.2.10 is overwogen). De rechtbank geeft de officier van justitie opdracht een overzicht daarvan aan de verdediging te verstrekken;
2. het verzoek tot het horen van getuige [naam getuige 26] .
wijst af:
1. de verzoeken met betrekking tot EncroChat, zoals hierboven onder punt 6.5 e.v. is overwogen;
2. het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige 4] ;
3. de overige verzoeken, zoals hierboven in paragraaf 9 (met uitzondering van getuige [naam getuige 26] ) is overwogen;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 4]
wijst afde verzoeken met betrekking tot PGPSafe, zoals hierboven onder punt 5.5 is overwogen;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 5]
wijst af:
1. de verzoeken met betrekking tot PGPSafe, zoals hierboven onder punt 5.5 is overwogen
2. de verzoeken met betrekking tot EncroChat, zoals hierboven onder punt 6.5 e.v., meer in het bijzonder onder 6.5.9, is overwogen;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 6]
wijst af:
1. de verzoeken met betrekking tot PGPSafe, zoals hierboven onder punt 5.5 is overwogen;
2. de verzoeken tot het horen van de getuigen [naam getuige 9] , [naam getuige 10] en [naam getuige 11] ;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 7]
wijst af:
1. de verzoeken met betrekking tot PGPSafe, zoals hierboven onder punt 5.5 is overwogen
2. de verzoeken met betrekking tot EncroChat, zoals hierboven onder punt 6.5 e.v., meer in het bijzonder onder 6.5.14 is overwogen;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 8]
wijst toehet verzoek tot het verkrijgen van een proces-verbaal of ander schriftelijk stuk met betrekking tot het gesprek tussen de verdachte [naam verdachte 1] en de Spaanse verbalisanten, voor zover aanwezig. De rechtbank geeft de officier van justitie opdracht navraag te doen bij de Spaanse politie of van dit gesprek een mutatie of ander schriftelijk stuk voorhanden is;
wijst afde verzoeken met betrekking tot EncroChat, zoals hierboven onder punt 6.5 e.v. is overwogen;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 9]
wijst afde verzoeken met betrekking tot EncroChat, zoals hierboven onder punt 6.5 e.v. is overwogen;
in de zaak van de verdachte [naam verdachte 10]
wijst afde verzoeken met betrekking tot het horen van de getuigen [naam getuige 13] , [naam getuige 14] , [naam getuige 15] , [naam getuige 16] en [naam getuige 17] ;
in de zaken van alle verdachten
wijst afhet meer of anders verzochte, behoudens voor zover de rechtbank op onderzoekswensen expliciet heeft bepaald daarop nog geen beslissing te zullen nemen.
Deze beslissing is genomen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
mrs. C. Laukens en D. van der Sluis, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.A. Koreneef en V.E. Scholtens, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2021.