In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2021 uitspraak gedaan op een klacht van verzoekster, ingediend op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoekster, die gedwongen was opgenomen in een zorginstelling, had klachten ingediend bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio Rijnmond. De klachtencommissie verklaarde enkele klachten gegrond en kende verzoekster een schadevergoeding van € 100,- toe. Verzoekster was het niet eens met de ongegrond verklaarde klachten en vroeg de rechtbank om deze alsnog gegrond te verklaren en om een hogere schadevergoeding vanwege de ervaren onmacht, vernedering en frustratie door de insluiting en medicatietoediening.
De rechtbank heeft het procesverloop en de feiten in detail bekeken, waaronder de zorgmachtiging die op 14 april 2021 was verleend en de daaropvolgende gedwongen opnames. De rechtbank oordeelde dat de klachten over de insluiting op 16 en 22 april 2021 ongegrond waren, omdat verzoekster op de hoogte was gesteld van de insluiting. Ook de klacht over de insluiting op 18 mei 2021 werd ongegrond verklaard, omdat de omstandigheden dit rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de klachtencommissie terecht een schadevergoeding van € 100,- had toegekend voor de informatieverplichtingen die niet waren nageleefd, maar dat de hoogte van de schadevergoeding passend was.
De rechtbank verklaarde de door verzoekster ingediende klachten ongegrond en bevestigde de schadevergoeding van € 100,- aan verzoekster. Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van J. Otter, griffier.