ECLI:NL:RBROT:2021:9567

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/621852 / JE RK 21-1898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en omgangsregeling in het belang van het kind met PTSS-klachten bij de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 september 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind], dat onder toezicht is gesteld vanwege de problematiek rondom de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, met als doel een omgangsregeling met de vader tot stand te brengen. De moeder, die PTSS-klachten heeft, is echter niet in staat om emotionele toestemming te geven voor contact tussen [naam kind] en de vader. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder bijgestaan werd door haar advocaat, mr. I.J. van Meggelen, en de vader aanwezig was zonder advocaat.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de dagelijkse zorg voor [naam kind] draagt en dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie. De Raad heeft aangegeven dat de moeder niet in staat is om de omgang tussen [naam kind] en de vader te ondersteunen, wat leidt tot een risico voor de identiteitsontwikkeling van [naam kind]. De moeder heeft aangegeven dat zij werkt aan haar herstel en openstaat voor hulpverlening, maar dat zij op dit moment niet kan instaan voor een omgangsregeling. De vader heeft zijn teleurstelling geuit over het gebrek aan vooruitgang in de omgangsregeling.

Na beoordeling van de feiten en de standpunten van de betrokken partijen, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat de belangen van [naam kind] op dit moment zwaarder wegen dan het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de PTSS van de moeder een significante impact heeft op de situatie en dat het toewijzen van het verzoek niet in het belang van [naam kind] zou zijn. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de moeder eerst stabiliteit moet vinden voordat er aan contactherstel kan worden gewerkt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/621852 / JE RK 21-1898
datum uitspraak: 24 september 2021

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2016 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 9 juli 2021,
- het verweerschrift met bijlagen van mr. I.J. van Meggelen, advocaat van de moeder,
Op 3 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. I.J. van Meggelen, voornoemd,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 2] en [naam 3].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. De GI heeft de Raad verzocht de beëindiging van de ondertoezichtstelling te toetsen. De Raad kan nog niet instemmen met een beëindiging van de ondertoezichtstelling. [naam kind] is vier jaar en krijgt niet de gelegenheid om haar vader te leren kennen en een band met hem op te bouwen. De angsten van de moeder voor de vader maken dat het de moeder niet lukt achter de omgang tussen [naam kind] en de vader te staan. De moeder is zelfs niet in staat gebleken haar informatieplicht na te komen. [naam kind] krijgt hierdoor niet de kans om zich vrij te voelen en zich te identificeren aan beide ouders. Indien er niets verandert, zal [naam kind] steeds verder vervreemd raken van haar vader en mogelijk op latere leeftijd vragen krijgen of emoties voelen die zij niet durft of kan uiten. De psycholoog van de moeder meldt dat de diagnose PTSS van de moeder nog ongewijzigd is. Zowel de psycholoog als de pedagoog van moeder zijn beiden van mening dat er eerst rust moet zijn bij de moeder, voordat er vervolgstappen gezet kunnen worden. Hoewel de moeder wel meewerkt aan de hulpverlening, komt dit onvoldoende van de grond en levert het voor [naam kind] geen resultaat op. De moeder zal misschien een andere vorm van behandeling moeten kiezen, omdat dit niet lijkt te werken. [naam kind] heeft ouders nodig die bij haar behoeften aansluiten en haar leren dat zij op twee ouders kan terugvallen, terwijl zij nu slechts met één deel van haar leven vertrouwd raakt en een ander deel volledig ontkend wordt. Hierdoor staat haar identiteitsontwikkeling onder druk. De Raad heeft doelen opgesteld en op papier gezet waaraan de beide ouders zich aan moeten houden om de identiteitsontwikkeling van [naam kind] positief te laten verlopen. Er is onvoldoende vertrouwen dat de ouders in het vrijwillige kader, ook daadwerkelijk gaan werken aan de gestelde doelen om de omgangsregeling tot stand te kunnen laten komen. Naar de mening van de Raad redeneert de moeder te veel vanuit haar eigen hulpvraag. De Raad acht een ondertoezichtstelling voor de verzochte duur noodzakelijk om het belang van [naam kind] te behartigen en erop toe zien dat de gemaakte afspraken door alle betrokkenen worden nagekomen.

Het standpunt van de GI

[naam kind] is in februari 2019 onder toezicht gesteld. Sindsdien probeert de GI een omgangsregeling met de vader tot stand te brengen. Er is geen vooruitgang geboekt. De GI begrijpt de frustratie bij de vader heel goed. De GI heeft aan de behandelaar van de moeder informatie gevraagd. De behandelaar van de moeder geeft aan dat de PTSS-klachten van de moeder mogelijk een chronische vorm beginnen aan te nemen. Het (indirect) contact met de vader lijkt in verband te staan met de klachten van de moeder. Om deze reden kan de moeder geen vorm geven aan de omgang tussen de vader en [naam kind]. Wanneer de GI niet langer toewerkt naar omgang, zou dit rust opleveren in de opvoedsituatie bij de moeder. Het hebben van onbelast contact met beide ouders lijkt voor nu niet mogelijk. De GI ziet dan ook niet in hoe zij uitvoering kunnen gegeven aan een ondertoezichtstelling. Het is de GI immers al twee jaar niet gelukt om de omgang regeling tot stand te brengen. De moeder ondersteunt de omgang met de vader niet, ervaart hier stress van en projecteert dit op [naam kind].

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is, in aanvulling op het ingediende verweerschrift, opgemerkt dat de Raad een ‘omgangs-ondertoezichtstelling’ verzoekt. De Raad stelt immers als een van de doelen (op pagina 9 van het raadsrapport): [naam kind] leert haar vader kennen, heeft frequent contact met haar vader en bouwt met haar vader een onbelaste band op. De rechtbank heeft in februari 2021 al bepaald dat de omgang tussen de vader en [naam kind] op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [naam kind]. De rechtbank benadrukt daarbij dat dit niet betekent dat de omgang tussen [naam kind] en vader op zichzelf onveilig zou zijn. De zwaarwegende belangen zijn uitsluitend gelegen in het feit dat moeder de dagelijkse zorg voor [naam kind] draagt, hierover verder geen zorgen zijn, en het risico te groot is dat moeder door het vaststellen van een omgangsregeling in een zodanige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is [naam kind] het stabiele opvoedingsklimaat te blijven bieden dat zij nodig heeft. De rechtbank heeft voorts geconcludeerd dat het in het belang van [naam kind] is dat ouders blijven zoeken naar openingen om in de toekomst contact tussen [naam kind] en vader mogelijk te maken. De moeder werkt (in het vrijwillig kader) hard aan haar herstel. De moeder heeft rust nodig om aan haar herstel te werken. De moeder is voornemens te starten met EMDR-therapie, maar dit kan pas worden gestart wanneer er rust in haar leven is en zij niet meer wordt geconfronteerd met procedures. De moeder heeft daarnaast begeleiding van haar psycholoog en pedagoog. Zij staat open voor alle hulp die nodig is om aan de slag te gaan met de doelen om te komen tot een gezonde ontwikkeling van [naam kind], zoals statusvoorlichting, interactie onderzoek en EMDR-therapie. De moeder kan nu niet achter contactherstel staan en ze vindt dat dit voorlopig ook niet áan de orde is. [naam kind] ontwikkelt zich goed en er zijn geen zorgen over haar opvoedsituatie bij de moeder. De moeder is in staat hulpverlening in te schakelen als dat nodig is. Er is veel gewerkt aan omgangsmomenten. De moeder kan [naam kind] niet de stabiele situatie bieden om de omgang zorgeloos te laten plaatsvinden. [naam kind] en haar moeder zijn zo diep met elkaar verbonden dat [naam kind] de spanning die de moeder ervaart wanneer zij wordt geconfronteerd met de vader, voelt. De moeder kan dat niet verbergen, omdat het trauma zo diep zit en de PTSS opspeelt wanneer zij getriggerd wordt. De moeder heeft nog niet genoeg rust gehad om aan zichzelf te kunnen werken. De moeder verzoekt om voornoemde redenen afwijzing van het verzoek.

Het standpunt van de vader

De vader is teleurgesteld over het feit dat de omgang met [naam kind] na al die jaren nog niet is opgestart. De mening van de moeder is in de afgelopen jaren niet veranderd. Er is geen draagvlak bij moeder om een omgangsregeling tot stand te brengen. Vader heeft zich in het belang van [naam kind] zoveel mogelijk meewerkend en afwachtend opgesteld. De vader voelt zich tekort gedaan. Hij hoopt dat er een ondertoezichtstelling komt om het contact tot stand te laten komen.

De beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden onvoldoende aanwezig zijn.
Vast staat dat toen moeder een aantal maanden zwanger was er tussen de vader en de moeder op vakantie in Spanje een heftig incident heeft plaatsgevonden. De ouders zijn vervolgens uit elkaar gegaan. De vader was niet meer betrokken bij de verdere zwangerschap en de geboorte van [naam kind]. De vader heeft tot nu toe nog geen omgang met [naam kind]. Wel weet [naam kind] dat hij bestaat door statusvoorlichting en heeft de vader haar begin 2020 eenmaal kort ontmoet in het kader van de vastgesteld omgangsregeling. Verdere omgang heeft op advies van de GI en de pedagoog van het Centrum voor Jeugd en Gezin niet plaatsgevonden, vanwege de sterke weerstand van [naam kind] rondom de omgang.
De kinderrechter stelt voorop dat niet duidelijk is wat zich precies heeft voorgedaan tussen de vader en de moeder, maar wel is duidelijk dat dit heftige incident diepe impact heeft op de moeder. Zij is gediagnosticeerd met PTSS en heeft hiervoor EMDR-therapie gehad. Alhoewel dit succesvol is gebleken, zijn de klachten teruggekomen. Haar psycholoog heeft bij brief van 22 januari 2021 aangegeven dat de moeder weer in behandeling is vanwege de PTSS-klachten die verband houden met het incident in Spanje. De klachten zijn verergerd. Het risico bestaat dat de moeder chronische PTSS ontwikkelt als er niks verandert.
[naam kind] ontwikkelt zich op dit moment goed. Op school en in de thuissituatie zijn er geen zorgen over de ontwikkeling van [naam kind].
Het toewijzen van het verzoek van de Raad is op dit moment niet in het belang van [naam kind]. De moeder is nu niet in staat om [naam kind] hiervoor de emotionele toestemming te geven. De ondertoezichtstelling en de bijbehorende omgang zal leiden tot heftige spanning en stress, omdat de vader een trigger is binnen de PTSS van de moeder. [naam kind] zal dit merken en in conflict met zichzelf komen. Bovendien moet voorkomen worden dat de PTSS van moeder chronische vormen aanneemt. Hierdoor zal de stabiele situatie van [naam kind] immers ernstig in gevaar komen. Dit weegt op dit moment niet op tegen het risico van eventuele latere klachten bij [naam kind] (zoals gesteld door de Raad), omdat [naam kind] contact met haar biologische vader heeft gemist.
Belangrijk hierbij is dat de moeder aangeeft niet tegen het contact tussen [naam kind] en de vader te zijn, maar dat zij dat op dit moment simpelweg niet kan. De moeder staat onder behandeling van een psycholoog en voert gesprekken met een pedagoog om de situatie tussen de vader en [naam kind] voor [naam kind] zo goed mogelijk te laten verlopen. Zij staat met andere woorden open voor de hulpverlening die moet leiden tot omgang. Het is niet aan de Raad of de kinderrechter om een oordeel te vellen over het verloop van deze medische behandeling. Het is een feit van algemene bekendheid dat PTSS een ernstige aandoening is en dat behandeling hiervan niet altijd lineaire verloopt. De klachten van de moeder zijn verergert en de behandeling hiervan biedt op de korte termijn geen oplossing voor de omgang tussen [naam kind] en de vader. Dit is niet een fout van moeder. Ook is dit niet zomaar op te lossen met een andere vorm van therapie. Nodig is dat de situatie van moeder eerst stabiliseert, waardoor daadwerkelijke behandeling kan plaatsvinden. Na verbetering van de situatie bij de moeder kan vervolgens worden toegewerkt naar contactherstel. Het aanhouden van het verzoek van de Raad voor de duur van een jaar zorgt niet voor de nodige rust, waardoor ook dit niet in het belang van [naam kind] wordt geacht.
De kinderrechter begrijpt dat de vader graag omgang wil met [naam kind], zodat hij met haar een band kan opbouwen. De belangen van [naam kind] wegen op dit moment echter zwaarder. De kinderrechter zal het verzoek tot ondertoezichtstelling dan ook afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.