In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 juli 2021 een verzoek ingediend om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van zorgen over de ontwikkeling van [naam kind], die geen contact heeft met zijn vader. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, vader, stiefmoeder, stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders, en dat [naam kind] bij de moeder en stiefvader woont. De Raad heeft aangegeven dat het ontbreken van contact met de vader een ontwikkelingsbedreiging vormt voor [naam kind]. Ondanks dat [naam kind] weinig signalen van problemen vertoont, zijn er zorgen over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord, waarbij de GI een ondertoezichtstelling voor zes maanden heeft ondersteund, terwijl de vader en moeder instemden met een dergelijke maatregel, mits de betrokkenheid van de GI gewaarborgd blijft.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een complexe echtscheiding tussen de ouders, die onvoldoende in staat zijn om in het belang van [naam kind] met elkaar te communiceren. De spanningen tussen de ouders vormen een belemmering voor de ontwikkeling van [naam kind]. De kinderrechter heeft daarom besloten de beslissing aan te houden en de behandeling van de zaak uit te stellen tot 1 februari 2022. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken.