ECLI:NL:RBROT:2021:9512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/622998 / JE RK 21-2058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van complexe echtscheiding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 juli 2021 een verzoek ingediend om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van zorgen over de ontwikkeling van [naam kind], die geen contact heeft met zijn vader. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, vader, stiefmoeder, stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders, en dat [naam kind] bij de moeder en stiefvader woont. De Raad heeft aangegeven dat het ontbreken van contact met de vader een ontwikkelingsbedreiging vormt voor [naam kind]. Ondanks dat [naam kind] weinig signalen van problemen vertoont, zijn er zorgen over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord, waarbij de GI een ondertoezichtstelling voor zes maanden heeft ondersteund, terwijl de vader en moeder instemden met een dergelijke maatregel, mits de betrokkenheid van de GI gewaarborgd blijft.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een complexe echtscheiding tussen de ouders, die onvoldoende in staat zijn om in het belang van [naam kind] met elkaar te communiceren. De spanningen tussen de ouders vormen een belemmering voor de ontwikkeling van [naam kind]. De kinderrechter heeft daarom besloten de beslissing aan te houden en de behandeling van de zaak uit te stellen tot 1 februari 2022. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/622998 / JE RK 21-2058
datum uitspraak: 10 augustus 2021

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 juli 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.

Op 10 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Kara,
- de stiefmoeder,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 2] en [naam 3] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam kind] woont bij de moeder en de stiefvader.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad ziet in het ontbreken van het contact met de vader een ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] . Ondanks dat [naam kind] weinig kindsignalen laat zien, bestaan er zorgen over zijn ontwikkeling. Binnen het vrijwillig kader is het onvoldoende gelukt om tot contactherstel tussen de vader en [naam kind] te komen. [naam kind] wil dit niet. Een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden zou toereikend kunnen zijn. Binnen deze periode zal getracht moeten worden om het contact tussen de vader en [naam kind] te herstellen, waarna vervolgens hulpverlening uit het vrijwillige kader kan worden ingezet.

De standpunten

De GI heeft ter zitting aangegeven een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te ondersteunen. Het is zorgelijk dat [naam kind] geen contact heeft met de vader, maar hij laat geen kindsignalen zien. Na de uithuisplaatsing van broer [naam 4] is eerst ingezet op het creëren van rust in de thuissituatie. Wel zijn er gesprekken met [naam kind] gevoerd, maar hij blijft aangeven dat hij geen contact met de vader wil hebben. [naam 2] kan alleen betrokken blijven wanneer het verzoek wordt aangehouden, omdat zij betrokken is vanuit het drangkader. Bij een ondertoezichtstelling van [naam kind] zal een andere collega de zaak overnemen.
Door en namens de vader is ingestemd met de ondertoezichtstelling. Het is zorgelijk dat [naam kind] geen omgang meer met de vader wil hebben. De vader heeft op meerdere manieren geprobeerd om het contact met [naam kind] te herstellen, maar dit heeft geen resultaat opgeleverd. [naam kind] lijkt zich in een loyaliteitsconflict te bevinden en daarom het contact met de vader af te wijzen. Het is van belang dat [naam kind] zich vrij voelt om contact met beide ouders te hebben.
De moeder kan instemmen met de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden, mits [naam 2] bij het gezin betrokken blijft. Als [naam kind] contact met de vader wil, dan vindt de moeder dat geen probleem.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat sprake is van complexe echtscheiding tussen de ouders. De ouders zijn onvoldoende in staat om in het belang van [naam kind] met elkaar te communiceren en hebben geen vertrouwen in elkaar als opvoeder. Zij laten zich in het bijzijn van [naam kind] negatief uit over elkaar. [naam kind] wordt hierdoor belast met volwassen zaken en de spanningen tussen de ouders. De onderlinge strijd tussen de ouders vormt een belemmering voor de ontwikkeling en het welbevinden van [naam kind].
Sinds december 2020 heeft er geen omgang meer tussen [naam kind] en de vader plaatsgevonden. Door het wijkteam en binnen het drangkader is getracht om tot contactherstel te komen, maar [naam kind] laat hierbij veel weerstand zien. Hoewel de moeder aangeeft dat [naam kind] contact met de vader mag hebben, lijkt [naam kind] onvoldoende vrijheid te ervaren om toenadering tot de vader te zoeken. Hij lijkt hierbij uit loyaliteit naar de moeder het contact met de vader af te wijzen. Ondanks dat [naam kind] weinig kindsignalen laat zien en zich positief lijkt te ontwikkelen, is de kinderrechter van oordeel dat de strijd tussen de ouders en het contactverlies tussen de vader en [naam kind] erg zorgelijk zijn.
Sinds mei 2021 is [naam 2] vanuit het drangkader betrokken bij [naam kind]. Er hebben verschillende kindgesprekken plaatsgevonden, waarbij wordt geprobeerd om [naam kind] te motiveren en te stimuleren om tot contactherstel met de vader te komen. Er is inmiddels sprake van een vertrouwensband tussen [naam kind] en [naam 2]. Ook de moeder heeft een goede band met de jeugdbeschermer. De kinderrechter acht in het belang van [naam kind] dat hij met iemand die hij vertrouwt kan werken aan contactherstel met de vader. Mogelijk dat het contactherstel tussen zijn broer en de vader ook ervoor zorgt dat [naam kind] openstaat voor contact. Het is daarom in het belang van [naam kind] noodzakelijk dat het verzoek wordt aangehouden, zodat [naam 2] betrokken kan blijven bij het gezin.
De Raad wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum een briefrapportage te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissingDe kinderrechter:

houdt de beslissing aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 februari 2022 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. Kara op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. Kara.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
10 augustus 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.