In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de stiefvader, de GI en de minderjarige zelf zijn gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar sociaal-emotionele ontwikkeling wordt bedreigd door forse gedragsproblematiek en vermoedens van hechtingsproblematiek. De ouders zijn momenteel onvoldoende in staat om aan de specifieke opvoedbehoeften van [naam kind] te voldoen, wat leidt tot spanningen en escalaties in de thuissituatie. Ondanks eerdere hulpverleningstrajecten is er geen structurele gedragsverandering bij [naam kind] opgetreden. De kinderrechter oordeelt dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om de negatieve gedragspatronen te doorbreken en om de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming toegewezen en [naam kind] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 12 augustus 2021 tot 12 augustus 2022. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 12 augustus 2021 tot 12 februari 2022. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.