ECLI:NL:RBROT:2021:9509

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/620860 / JE RK 21-1709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de stiefvader, de GI en de minderjarige zelf zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar sociaal-emotionele ontwikkeling wordt bedreigd door forse gedragsproblematiek en vermoedens van hechtingsproblematiek. De ouders zijn momenteel onvoldoende in staat om aan de specifieke opvoedbehoeften van [naam kind] te voldoen, wat leidt tot spanningen en escalaties in de thuissituatie. Ondanks eerdere hulpverleningstrajecten is er geen structurele gedragsverandering bij [naam kind] opgetreden. De kinderrechter oordeelt dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om de negatieve gedragspatronen te doorbreken en om de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming toegewezen en [naam kind] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 12 augustus 2021 tot 12 augustus 2022. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 12 augustus 2021 tot 12 februari 2022. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/620860 / JE RK 21-1709 & C/10/622637 / JE RK 21-2008
datum uitspraak: 12 augustus 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam stiefvader],

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader].

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 23 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 24 juni 2021;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 19 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 21 juli 2021.
Op 10 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.S. Krol,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 2] en [naam 3].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam kind] woont bij de moeder en de stiefvader.

De verzoeken

De Raad heeft verzocht om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Bij [naam kind] is sprake van complexe gedragsproblematiek, waardoor zij in haar opvoeding meer vraagt dan van een gemiddelde opvoeder kan worden verwacht. De ouders zijn momenteel onvoldoende in staat om bij de specifieke opvoedbehoeften van [naam kind] aan te sluiten en hebben onvoldoende inzicht in haar complexe gedragsproblematiek. Binnen een driemilieuvoorziening kunnen aan [naam kind] rust, structuur en bescherming worden geboden, hetgeen noodzakelijk wordt geacht om tot diagnostiek en behandeling te komen. Het is van belang dat er zicht komt op de oorzaak van het gedrag van [naam kind], zodat passende behandeling en hulpverlening kan worden ingezet. Hoewel het positief is dat er in de thuissituatie minder escalaties plaatsvinden, wordt de onderliggende problematiek door de ‘dreiging’ van de uithuisplaatsing onvoldoende weggenomen. Het is van belang dat de cirkel wordt doorbroken, zodat [naam kind] zich weer positief kan ontwikkelen.

De standpunten

De GI heeft de verzoeken ter zitting ondersteund en daaraan het volgende toegevoegd.
In het vrijwillig kader zijn meerdere hulpverleningstrajecten ingezet, maar deze hebben onvoldoende resultaat gehad. [naam kind] blijft terugvallen in haar zorgelijke gedrag en wil niet meewerken aan de hulpverlening. Het is van belang dat middels een intensief hulpverleningstraject wordt onderzocht waardoor het gedrag van [naam kind] wordt veroorzaakt en welke hulpverlening voor [naam kind] en de ouders passend is. Bij Harreveld (locatie Prisma) kunnen de observatie, diagnostiek en behandeling van [naam kind] plaatsvinden. De GI is van mening dat oma (vz) ook onvoldoende in staat is om bij de specifieke opvoedbehoeften van [naam kind] aan te sluiten. [naam kind] laat ook bij oma (vz) zorgelijk gedrag zien. Bovendien zullen de loyaliteitsproblemen bij [naam kind] bij een plaatsing bij oma (vz) worden vergroot, mede doordat de moeder hier niet achter staat. Momenteel wordt met Harreveld gekeken naar de mogelijkheden voor het vervoer van de ouders naar de omgangsmomenten.
Door en namens de vader is ingestemd met de ondertoezichtstelling van [naam kind]. Hij erkent dat het niet goed gaat met [naam kind] en dat het van belang is dat er hulpverlening wordt ingezet, maar een uithuisplaatsing is een te vergaande maatregel. De vader verzoekt primair om de machtiging tot uithuisplaatsing aan te houden, subsidiair om [naam kind] bij de oma (vz) te plaatsen. Wanneer het verzoek tot uithuisplaatsing wordt aangehouden, geldt dit als stok achter de deur voor [naam kind] om mee te werken aan de hulpverlening. Er bestaan minder ingrijpende alternatieven dan een plaatsing in een driemilieuvoorziening. De vader acht het van belang dat er diagnostiek plaatsvindt, maar dit kan ook in de thuissituatie bij de moeder of oma (vz) plaatsvinden. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat [naam kind] zich aan de diagnostiek zal onttrekken. Daarnaast ligt er geen duidelijk plan voor de uithuisplaatsing en is het onduidelijk op welke wijze de omgang tussen [naam kind] en vader zal worden gewaarborgd. Een netwerkplaatsing bij oma (vz) dient de voorkeur boven een plaatsing binnen een driemilieuvoorziening te hebben. [naam kind] heeft van 2012 tot 2016 bij oma (vz) verbleven, hetgeen positief is verlopen.
De moeder heeft ingestemd met de verzoeken van de Raad. Het is van belang dat bij [naam kind] een diagnose wordt gesteld, zodat vervolgens passende behandeling en hulpverlening kan worden ingezet. Er is momenteel nog te weinig rust in de thuissituatie, waardoor de diagnostiek niet kan worden ingezet.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in haar sociaal-emotionele ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [naam kind] is sprake van forse gedragsproblematiek en er zijn vermoedens van hechtingsproblematiek. Zij vertoont zelfbepalend gedrag en ondermijnt het gezag van de ouders, waardoor er regelmatig spanningen en escalaties in de thuissituaties plaatsvinden. Er is sprake van schoolverzuim en het lukt de ouders niet om [naam kind] te stimuleren om naar school te gaan. Daarnaast heeft [naam kind] onvoldoende geleerd om op een juiste wijze met haar emoties om te gaan en niet adequate copingstrategieën aangeleerd, zoals weglopen en dagdromen. [naam kind] is voortdurend moe, slaapt slecht en heeft concentratieproblemen. Ook bestaan er zorgen over haar psychische welzijn, nu [naam kind] eerder heeft aangegeven geluiden en stemmen te horen.
De gedragsproblematiek van [naam kind] is zeer complex, waardoor zij een specifieke opvoedvraag heeft. De ouders doen hun best en werken mee aan de hulpverlening, maar beschikken over onvoldoende opvoedvaardigheden om bij de specifieke opvoedbehoeften van [naam kind] aan te sluiten. Als gevolg van de langdurige spanningsvolle thuissituatie wordt de draagkracht van de moeder overstegen, waardoor zij onvoldoende in staat is om van de hulpverlening te profiteren. De vader handelt vanuit zijn beste bedoelingen, maar belast [naam kind] onbewust ook met volwassen zaken en emoties. Hij creëert daardoor meer onduidelijkheid voor [naam kind] en doet daarmee een beroep op haar loyaliteit.
Binnen het vrijwillige kader zijn meerdere hulpverleningstrajecten ingezet, maar deze hebben niet tot een structurele gedragsverandering bij [naam kind] geleid. [naam kind] geeft aan hulpverleningsmoe te zijn en wil niet meewerken aan de hulpverlening. Het is van belang dat [naam kind] geobserveerd en gediagnosticeerd wordt, zodat er meer duidelijkheid komt over de oorzaak van haar gedrag en welke behandeling moet worden ingezet om haar ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De observatie en diagnostiek dienen plaats te vinden binnen een rustige, stabiele en veilige opvoedingsomgeving. Ondanks de inzet van de ouders lukt het hen onvoldoende om een rustige, stabiele en veilige opvoedingsomgeving voor [naam kind] te creëren, waardoor de diagnostiek tot op heden niet heeft kunnen plaatsvinden. De kinderrechter acht een uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk om de negatieve gedragspatronen binnen het systeem te doorbreken en tot een structurele verandering te komen.
Een plaatsing bij oma (vz) wordt momenteel niet in het belang van [naam kind] geacht. [naam kind] bevindt zich al langere tijd in een loyaliteitsconflict tussen de moeder, de vader en de oma (vz). Een plaatsing bij oma (vz) zal het loyaliteitsconflict versterken, hetgeen niet wenselijk is. [naam kind] vertoont ook bij oma (vz) zorgelijk gedrag. Daarnaast lijkt oma (vz) onvoldoende inzicht in de problematiek van [naam kind] te hebben en wat dit van haar opvoeders vraagt. Binnen een driemilieuvoorziening kan [naam kind] de structuur, rust en bescherming krijgen die zij nodig heeft.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 12 augustus 2021 tot 12 augustus 2022;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 12 augustus 2021 tot 12 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.