ECLI:NL:RBROT:2021:9340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
C/10/597108 / HA ZA 20-502
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding na aanvaring tussen motortankschip en binnenvaartpassagiersschip op het Amsterdam-Rijnkanaal

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een aanvaring tussen het motortankschip Onyx, eigendom van Tankrederei I S.A., en het binnenvaartpassagiersschip Vista Classica, eigendom van RH River Ship GmbH. De aanvaring vond plaats op 31 maart 2018 op het Amsterdam-Rijnkanaal. Tankrederei vorderde schadevergoeding van River Ship, stellende dat de Vista Classica schuld had aan de aanvaring door niet strak haar stuurboordzijde van het vaarwater te houden. River Ship voerde verweer en stelde dat de Onyx schuld had aan de aanvaring door plotseling naar bakboord uit te wijken zonder zich ervan te vergewissen of dit veilig was.

De rechtbank oordeelde dat beide schepen schuld hadden aan de aanvaring, waarbij de Onyx voor 75% en de Vista Classica voor 25% aansprakelijk werd gesteld. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de schippers, de radargegevens en de omstandigheden van de aanvaring. De rechtbank kende schadevergoeding toe aan beide partijen, waarbij de Onyx recht had op vergoeding van de schade die zij had geleden als gevolg van de aanvaring, en River Ship recht had op schadevergoeding voor de schade aan de Vista Classica.

De rechtbank concludeerde dat de Onyx niet de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen had genomen om de aanvaring te voorkomen, en dat de Vista Classica niet voldoende had gelet op de naderende Onyx. De uiteindelijke schadevergoeding werd vastgesteld op basis van de schuldverdeling, waarbij de Onyx 75% van de schade aan de Vista Classica moest vergoeden en vice versa.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/597108 / HA ZA 20-502
Vonnis van 29 september 2021
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
TANKREDEREI I S.A.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
RH RIVER SHIP GMBH,
gevestigd te Bergheim, Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.W. ten Katen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Tankrederei en River Ship genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 maart 2020, met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 6;
  • de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 2 november 2020;
  • de zittingsagenda van deze rechtbank van 15 februari 2021;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 15;
  • de akte houdende overlegging producties voorafgaande aan comparitie van Tankrederei met producties 16 en 17;
  • de brief van 1 maart 2021 namens Tankrederei, met productie 18;
  • de akte overlegging producties van River Ship met productie 7 tot en met 18;
  • de spreekaantekeningen van Tankrederei en River Ship voor de mondelinge behandeling van 18 maart 2021, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt;
  • de ter mondelinge behandeling door Tankrederei overgelegde procesvolmacht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Tankrederei is de geregistreerd eigenaresse van het in Nederland geregistreerde motortankschip Onyx met ENI [ENI-nummer 1] . De Onyx is 109,95 meter lang, 11,45 meter breed en heeft een diepgang van 3,6 meter.
2.2.
River Ship was op 31 maart 2018 de geregistreerd eigenaresse van het binnenvaartpassagiersschip Vista Classica met ENI [ENI-nummer 2] . De Vista Classica is 106,6 meter lang en 11,1 meter breed.
2.3.
Op 31 maart 2018 om ongeveer 05.30 uur zijn de Onyx en de Vista Classica met elkaar in aanraking gekomen op het Amsterdam-Rijnkanaal tussen de Amsterdamsebrug en de Zeeburgerbrug. Hierdoor is schade aan beide schepen ontstaan. Het schemerde en het was helder en onbewolkt.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Tankrederei vordert veroordeling van River Ship bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van:
de somma van € 42.475,-- (zegge: tweeënveertig duizend vierhonderd vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, met ingang van 31 maart 2018, dan wel met ingang van de dag der dagvaarding, in alle gevallen tot aan de dag der algehele voldoening;
de somma van € 13.243,76 (zegge: dertienduizend tweehonderd drieënveertig euro en zevenenzestig eurocent), zijnde de expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, met ingang van 31 maart 2018, dan wel met ingang van de factuurdata van de facturen van de expert, dan wel met ingang van de datum van betaling van de facturen, dan wel met ingang van de dag van dagvaarding, in alle gevallen tot aan de dag der algehele voldoening;
voorts vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten, vastgesteld op grond van de “Staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK)” op € 1.199,75 (zegge: elfhonderd negenennegentig Euro en vijfenzeventig Eurocent), dan wel een zodanig bedrag dat de rechtbank Rotterdam in goede justitie meent te behoren;
verder vermeerderd met de kosten voor het vertalen van de dagvaarding ad € 1.026,90 (zegge: duizend zesentwintig euro en negentig eurocent);
met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding, alsmede in de nakosten ad € 157,-, dit bedrag te verhogen met € 82,- indien het vonnis moet worden betekend.
3.2.
Tankrederei heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Vista Classica schuld heeft aan de aanvaring doordat zij in strijd met artikel 6.04 lid 2 van het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: BPR) niet strak haar stuurboordzijde van het vaarwater heeft gehouden, maar in de bakboordzijde van het vaarwater op aanvaringskoers met de Onyx is gaan varen. Door de Vista Classica is niet geprobeerd een passeerafspraak te maken hoewel artikel 6.04 lid 2 BPR daartoe noopte. Door aldus te handelen heeft de Vista Classica het gevaar voor de aanvaring gecreëerd. Daarmee heeft de schipper van de Vista Classica tevens in strijd gehandeld met goed zeemanschap (artikel 1.04 BPR).
3.3.
River Ship voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Tankrederei in haar vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen van Tankrederei. River Ship heeft toegelicht dat de Vista Classica op ongeveer de as van het vaarwater voer, en dat zij daar ook mocht varen. De schepen naderden elkaar niet zodanig dat gevaar voor aanvaring bestond en er bestond geen aanleiding om voorrang te verlenen of een passeerafspraak te maken. Er is daarom primair geen sprake van schuld van de Vista Classica en subsidiair van niet meer dan tien procent schuld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
River Ship vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
voor recht verklaart dat Tankrederei in haar hoedanigheid van eigenaresse van de Onyx aansprakelijk is voor de aanvaring en de schade als gevolg daarvan;
Tankrederei veroordeelt om aan River Ship te betalen:
A. een bedrag van € 227.379,16 uit hoofde van schadevergoeding;
B. wettelijke handelsrente daarover vanaf 31 maart 2018 tot en met de dag der algehele voldoening;
C. de incassokosten berekend conform Wet Incassokosten ad € 2.911,90;
D. de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover.
3.6.
Hieraan heeft River Ship ten grondslag gelegd dat de Onyx de aanvaring heeft veroorzaakt door plots en zonder zich ervan te vergewissen of het wel veilig kon, en zonder contact op te nemen met de Vista Classica , naar bakboord uit te wijken, mogelijk om de bocht van het kanaal af te snijden. Hierdoor is sprake van schuld van de Onyx en is Tankrederei als geregistreerd eigenaresse van de Onyx aansprakelijk voor de schade aan de Vista Classica .
3.7.
Tankrederei voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van River Ship, althans tot afwijzing van de vorderingen van River Ship. Tankrederei heeft betwist dat de Onyx plotseling naar bakboord sloeg. Tankrederei heeft toegelicht dat de Onyx licht de bocht instuurde, maar al kort daarna naar stuurboord sloeg om te proberen de aanvaring te voorkomen. Op de radarbeelden is te zien dat de zender op het achterschip van de Onyx naar bakboord beweegt, omdat het voorschip op dat moment naar stuurboord beweegt om te proberen de aanvaring te voorkomen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Nu River Ship, gevestigd in Duitsland, in de procedure is verschenen zonder de bevoegdheid van deze rechtbank te betwisten, is de rechtbank uit hoofde van artikel 26 Brussel I bis-Vo internationaal bevoegd om van de vordering in conventie kennis te nemen. Nu de vordering in reconventie voortspruit uit dezelfde aanvaring waarop de vordering in conventie is gegrond, is de rechtbank ook ten aanzien van de vordering in reconventie internationaal bevoegd.
Tussen partijen is, gelet op de plaats waar de aanvaring zich voordeed, terecht niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is op de vorderingen voortvloeiend uit deze aanvaring. Ter plaatse van de aanvaring gold het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: BPR).
4.2.
Tankrederei en River Ship hebben beiden aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat hun schade is veroorzaakt door de schuld van de schipper van het schip van de wederpartij.
4.3.
Vast staat dat zich een aanvaring heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 8:1001 BW. Voor zover deze is veroorzaakt door schuld, bestaat een verplichting tot schadevergoeding (artikel 8:1004 lid 1 BW). Treft slechts één binnenschip schuld, dan is de eigenaar van dat schip schadeplichtig (artikel 8:1005 BW). Indien twee of meer binnenschepen gezamenlijk door hun schuld schade hebben veroorzaakt, zijn de eigenaren van de schuldige schepen tegenover de benadeelden aansprakelijk in verhouding tot het gewicht van de schuld van hun schepen (artikel 8:1006 leden 1 en 2 BW).
Er is sprake van schuld van het schip in de zin van artikel 8:1004 BW indien de schade het gevolg is van: (a) een fout van een persoon voor wie de eigenaar van het schip aansprakelijk is volgens de art. 6:169–6:171 BW; (b) een fout van een persoon of van personen die ten behoeve van het schip of van de lading arbeid verricht/verrichten of heeft/hebben verricht, begaan in de uitoefening van hun werkzaamheden; (c) de verwezenlijking van een bijzonder gevaar voor personen of zaken dat in het leven is geroepen doordat het schip niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden eraan mocht stellen (Hoge Raad 30 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3922 ‘Casuele/De Toekomst’).
Tankrederei en River Ship beroepen zich ieder op de onder b genoemde grond, zodat de vraag aan de orde is of sprake is van een fout van de schippers van de Onyx en de Vista Classica . Op basis van de door partijen over en weer ingenomen en niet of onvoldoende betwiste stellingen en de overgelegde en in zoverre niet of onvoldoende bestreden stukken, stelt de rechtbank in aanvulling op het hiervoor onder 2 genoemde, de volgende feiten vast.
De aanvaring
4.4.
In de ochtend van 31 maart 2018 voer de Onyx op het Amsterdam-Rijnkanaal vanuit de richting van de Oranjesluizen. De Vista Classica kwam de Onyx tegemoet en voer in de richting van de Oranjesluizen. Het passagiersschip de Thurgau Prestige voer voor de Vista Classica uit. De Thurgau Prestige en de Onyx passeerden elkaar zonder problemen. Op dat moment voer de Onyx aan haar stuurboordzijde van het vaarwater. De Vista Classica voer ongeveer op de denkbeeldige as van het vaarwater, althans in ieder geval niet strak aan haar stuurboordzijde van het vaarwater. De AIS- en radargegevens geven het volgende beeld:
Dit beeld is afkomstig uit de door Tankrederei in het geding gebrachte incidentregistratie van Rijkswaterstaat, waarop 05:39:57 uur als tijd is geregistreerd. De Onyx houdt op dit moment een koers van 171° aan en vaart met een snelheid van 9,0 knopen. De Vista Classica vaart met een snelheid van 6,1 knopen en een koers van 317°.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bij deze beelden gaat om de plaats waarop de via radargolven waargenomen schepen – en andere reflecterende objecten - als oranje vlekken zijn weergeven op de kaart, en dat de automatisch ingetekende witte lijnen daaromheen de schepen minder betrouwbaar weergeven dan de radarvlekken.
4.5.
Even later, om (volgens de incidentregistratie) 05:40:17 uur, verlegt de Onyx haar koers naar 170°. Zij vaart dan met een snelheid van 9,1 knopen. De Vista Classica vaart dan met een snelheid van 6,2 knopen en een koers van 321°.
4.6.
Om 05:40:29 uur verlegt de Onyx haar koers naar 169°, en om 05:40:36 uur naar 168°. Zij blijft dezelfde snelheid aanhouden. De Vista Classica wijkt intussen naar stuurboord en vaart om 05:40:36 uur een koers van 334° met een snelheid van 6,2 knopen:
4.7.
Om 05:50:42 uur verlegt de Onyx haar koers nog naar 166°, en enkele seconden hierna vindt de aanvaring plaats:
.
4.8.
Vervolgens maakt de Onyx met haar kop een slingerende beweging naar stuurboord om zich vervolgens te rechten, terwijl de Vista Classica een koers meer langs haar stuurboordwal gaat varen:
.
4.9.
De politie heeft op basis van GPS-gegevens een
plotted track coursein het Tresco Professional-kaartsysteem gemaakt. Op de
plotted track courseis de rode lijn de track van de GPS-antenne van de Onyx en de zwarte lijn die van de GPS-antenne van de Vista Classica .
Niet in geschil is dat de GPS-antenne van de Onyx zich bevond op ongeveer 15 meter vanaf het achterschip en 5 meter uit de stuurboordzijde. Het overgrote deel van de lengte en breedte van de Onyx bevond zich dus vóór en ter bakboordzijde van de geplotte
track.
Ook niet in geschil is dat de GPS-antenne van de Vista Classica zich op de bakboordrand van de aan de voorzijde van het schip geplaatste stuurhut bevond, ongeveer 2 meter uit de bakboordzijde. De romp van de Vista Classica bevond zich dus in werkelijkheid goeddeels achter en ter stuurboordzijde van de door haar GPS-antenne gecreëerde
track. De weergave van de schepen op onderstaande afbeelding houdt hiermee geen rekening.
4.10.
In de ochtend van het ongeval heeft de schipper van de Onyx tegenover de politie de volgende verklaring afgelegd (de rechtbank heeft enkele spel- en typefouten gecorrigeerd):
“Ik voer vanuit Amsterdam richting Rotterdam. Ik hoorde via de marifoon dat een schip zich gemeld had ter hoogte van de Nesciobrug.
Ik voer over het Amsterdam Rijnkanaal. Er geldt in dat gebied een maximum snelheid van 18 kilometer per uur, dus ik gaf flink gas tot maximaal 16,9 tot 17 kilometer per uur.
Ik voer stuurboord wal en ik passeerde een passagiersschip. Ik ging ervan uit dat dat het passagiersschip was dat zich gemeld had. Toen ik het passagiersschip voorbij was, moest ik insturen voor een bocht. Toen ik instuurde, zag ik ineens nog een passagiersschip varen, mij tegemoetkomend. Ik voer er recht op af. Ik heb geprobeerd het schip te ontwijken door naar stuurboord weg te sturen. Ik denk dat het schip op ongeveer 100 meter afstand was, en het lukte mij niet om het geheel te ontwijken en raakte met mijn bakboord zijde, zijn bakboordzijde. Mijn zicht was onbelemmerd, ik kwam wel onder een brug vandaan. Het was donker, het regende denk ik niet meer en er was geen nevel of mist.
Ik heb geen alcohol meer genuttigd sinds ik aan boord ben. Ik heb een week geleden voor het laatst gedronken.”
4.11.
Op 31 juni 2019 heeft de schipper van de Onyx schriftelijk verklaard dat hij rond 5.15 uur van de verkeerspost Schellingwoude had vernomen dat er nog vóór de Zeeburgerbrug tegenvaart was, dat hij na de Amsterdamsebrug een passagiersschip zag – dat bleek later de Thurgau Prestige - en dit stijf de stuurboordwal houdend passeerde op het rechte stuk van het kanaal. Voorts heeft hij, voor zover relevant, verklaard:
“Nadat ik het passagiersschip was gepasseerd, naderde ik de bocht van het kanaal. Om de bocht te kunnen nemen en de groene boeienlijn te blijven volgen, moest ik mijn koers licht naar bakboord verleggen. Nadat ik dit had gedaan zag ik dat het volgende passagiersschip, waarvan ik later heb begrepen dat dit de Vista Classica was, haar bocht verkeerd nam en in mijn helft van het vaarwater terecht kwam. De onderlinge afstand tussen de kop van mijn schip en de kop van dit tweede passagiersschip was op dat moment minder dan 200 meter. Wij lagen op dat moment op kop-op-kop aanvaringskoers. Vervolgens heb ik hard stuurboord gegeven om te proberen een aanvaring alsnog te voorkomen. Hierdoor week mijn kop uit naar stuurboord. Maar een aanvaring was onvermijdelijk. We hebben elkaar daarna bakboord op bakboord geraakt”.
4.12.
De schipper van de Vista Classica heeft tegenover de politie, voor zover relevant, verklaard dat beide schepen heel gewoon het kanaal kwamen invaren, dat de Onyx toen heel plotseling naar bakboord kwam en dat een aanvaring op dat moment, met een onderlinge afstand van 30 tot 40 meter, niet meer te voorkomen was.
4.13.
Niet in geschil is dat iedere schipper vanaf ongeveer een minuut voorafgaand aan de aanvaring het andere schip met het blote oog kon zien. Voordien waren de schepen reeds via radar, ECDIS en AIS voor elkaar zichtbaar. Gesteld noch gebleken is dat een van beide schippers feitelijk het andere schip via radar, ECDIS of AIS heeft waargenomen.
4.14.
Tegen de achtergrond van deze feiten zal de rechtbank beoordelen in hoeverre ieder schip schuld heeft aan de aanvaring.
De schuldvraag
4.15.
Tankrederei verwijt River Ship dat de Vista Classica geen stuurboordwal hield maar over de denkbeeldige as van het vaarwater aan haar bakboordzijde voer, en daarmee op aanvaringskoers met de Onyx die niet verder naar stuurboord kon uitwijken vanwege het talud aan haar stuurboordzijde en de op 10 meter afstand daarvan geplaatste reeks boeien. Onder deze omstandigheden had de Vista Classica op grond van artikel 6.04 lid 2 BPR voorrang moeten verlenen of een passeerafspraak moeten maken, aldus Tankrederei.
River Ship betwist ieder onderdeel van dit standpunt en betoogt dat juist de Onyx aanvaringsgevaar schiep door plotseling en zonder voorzorgsmaatregelen naar bakboord te gaan.
4.16.
De rechtbank volgt Tankrederei niet in haar standpunt dat reeds door de koers die de Vista Classica volgde aanvaringsgevaar bestond.
Volgens Tankrederei blijkt uit de beelden dat de Vista Classica aan haar bakboordzijde van het vaarwater voer. Dit lijkt inderdaad uit de radarbeelden te volgen, maar is minder duidelijk op de
plotted track course, zoals deze in verband met de positie van de GPS-antenne op de Vista Classica moet worden begrepen (zie 4.9). Op de Vista Classica rustte echter geen verplichting om stuurboordwal te houden, zodat haar terzake van de gekozen koers of positie op het vaarwater zonder bijkomende omstandigheden geen verwijt kan worden gemaakt. Anders dan Tankrederei betoogt had de Vista Classica haar positie ook niet (naar de rechtbank begrijpt: via de marifoon) behoeven te melden. Haar positie was immers in ieder geval waarneembaar via radar, ECDIS en AIS.
In de situatie zoals deze zichtbaar is op de afbeeldingen opgenomen in r.o. 4.4 en 4.5 bestond nog geen aanvaringsgevaar. De Vista Classica was al naar stuurboord aan het wijken om de bocht uit te varen. Zou de Vista Classica dat met voldoende oplettendheid blijven doen, dan zou de Onyx voldoende ruimte hebben om, haar stuurboordwal volgend, de Vista Classica bakboord op bakboord te passeren.
4.17.
Tankrederei betoogt echter dat het niet mogelijk was voor de Onyx om nog verder naar stuurboord te bewegen dan zij gedaan heeft, omdat er aan haar stuurboordzijde een talud lag. Tankrederei voert in dit kader aan dat dit talud ook is opgepikt door de radar, en op de kaart te zien is als vage oranje vlekjes/stipjes. Deze zijn door Tankrederei met blauwe pijlen aangewezen op de kaart onder 4.5. Een meter of tien uit het talud lagen boeien, waar de Onyx langs voer.
Aan Tankrederei kan worden toegegeven dat het vaarwater feitelijk minder breed is dan het op de afbeeldingen lijkt, omdat op het breedste stuk bocht een talud aanwezig is en de vaarweg is afgebakend met een boeienlijn. De rechtbank gaat echter niet mee met de stelling van Tankrederei dat het talud zich bevindt op de door haar met blauwe pijlen aangewezen oranje vlekjes in 4.5. Er zijn diverse foto’s in het geding gebracht waaruit blijkt dat ter plaatse boeien in het water liggen waarvan in ieder geval boei AK3 was voorzien van een topteken of radarreflector. Dit maakt hoogstwaarschijnlijk dat de radarreflectie op de afbeeldingen van die reflectoren afkomstig is, en niet – zoals Tankrederei lijkt te menen – van riet of het (verharde of zachte) talud zelf.
Dat nabij de boeienlijn op zichzelf te varen viel blijkt reeds uit de omstandigheid dat op de incidentregistratie zichtbaar is dat zij na de aanvaring met haar kop ter hoogte van de bewuste radarvlekken c.q. boeienlijn voer (vgl. de afbeelding opgenomen in r.o. 4.8). De Onyx is daar na de aanvaring niet vastgelopen op het talud en/of de strekdam. De rechtbank gaat dus niet mee in het standpunt van Tankrederei dat de Onyx moest bewegen zoals zij heeft gedaan en niet verder aan haar stuurboordwal kon varen.
De conclusie is dat het voor de Onyx niet noodzakelijk was om haar koers zo naar bakboord te verleggen als zij heeft gedaan.
4.18.
Dat de Onyx na het passeren van de Thurgau Prestige naar bakboord is gekomen, blijkt afdoende uit de radarbeelden en de
plotted track course, zoals deze moet worden begrepen gelet op de positie van de GPS-antenne (zie 4.9), waarop goed te zien is dat de Onyx eerst strak de stuurboordzijde van het vaarwater hield maar uiteindelijk met haar kop nabij het midden van het vaarwater de Vista Classica raakte. Verdere steun wordt geboden door de ter zitting besproken camerabeelden die deel uitmaken van de incidentregistratie. Hierop is wel (met enige moeite) te zien hoe het licht op de voormast van de Onyx achter de Vista Classica beweegt, maar noch de boordlichten noch andere delen van de Onyx zijn voorafgaande aan de aanvaring te zien. Hierbij past het best dat de Onyx de Vista Classica kop op kop naderde omdat zij naar bakboord had gestuurd. Lag de Onyx anders voor, dan zouden meer delen dan haar licht op de voormast zichtbaar zijn geweest.
Door het (teveel) naar bakboord gaan heeft de Onyx het gevaar voor aanvaring geschapen.
4.19.
De schipper van de Onyx heeft daarmee in strijd met artikel 6.03 lid 3 BPR de koers zodanig gewijzigd dat hieruit gevaar voor aanvaring kon ontstaan. Ingevolge artikel 1.04 aanhef en onder b BPR dient een schipper voorts alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het schip zich bevindt, zijn geboden, om te voorkomen dat schade wordt veroorzaakt aan andere schepen. De schipper van de Onyx heeft de bocht kennelijk, naar uit zijn in 4.10 en 4.11 geciteerde verklaringen redelijkerwijs valt op te maken, aangesneden in de veronderstelling dat er na de Thurgau Prestige geen verdere tegenvaart was en zich er niet van vergewist – door kennisneming van radar/ECDIS/AIS en eventueel na vervolgens contact te zoeken via de marifoon - dat hij inderdaad veilig naar bakboord kon gaan. Ook dit valt hem te verwijten. Op deze gronden treft de Onyx dus schuld aan de aanvaring.
4.20.
Ook de Vista Classica heeft schuld aan de aanvaring. Hoewel er geen verplichting was van de Vista Classica om strak stuurboordzijde te houden, blijkt reeds uit de eigen stellingen van River Ship dat de schipper van de Vista Classica de Onyx op de radarbeelden had kunnen zien, en in ieder geval vanaf ongeveer een minuut voor de aanvaring ook fysiek had kunnen zien. Uit het voorgaande volgt dat ook de schipper van de Vista Classica geen uitkijk van betekenis heeft gehouden en heeft nagelaten op basis daarvan de noodzakelijke maatregelen te nemen om een aanvaring te voorkomen zoals op grond van artikel 1.04 aanhef en onder b BPR (ook) op zijn weg lag.
4.21.
Gelet op het hiervoor overwogene komt de rechtbank ingevolge artikel 8:1006 lid 1 BW tot een schuldverdeling van 75/25 ten nadele van de Onyx , in die zin dat de Onyx voor ¾ schuld heeft aan de aanvaring en derhalve 75% van de schade aan de zijde van de Vista Classica dient te vergoeden, terwijl de Vista Classica voor ¼ schuld heeft aan de aanvaring, en 25% van de schade aan de zijde van de Onyx dient te vergoeden.
voorts in conventie
De schade aan de zijde van de Onyx
4.22.
Tankrederei heeft onbestreden gesteld dat zij mede optreedt krachtens last en volmacht van haar verzekeraars. Tankrederei heeft aangevoerd de volgende schade te hebben geleden als gevolg van de aanvaring:
  • Cascoschade € 24.475,00
  • Tijdverlet € 18.000,00
  • Expertisekosten € 13.243,76
  • Vertaalkosten dagvaarding € 1.026,90
  • Buitengerechtelijke kosten € 1.199,75
  • Wettelijke rente
Totaal € 57.945,41 + p.m.
4.23.
River Ship heeft de door Tankrederei vermelde cascoschade erkend, zodat deze vast staat. Rente hierover is toewijsbaar zoals gevorderd, vanaf de datum van het ongeval, 31 maart 2018.
4.24.
Ten aanzien van het tijdverlet heeft Tankrederei gesteld dat de Onyx zes dagen lang stil heeft gelegen als gevolg van de aanvaring. Blijkens een mail van bevrachter Somtrans N.V. (hierna: Somtrans) zou de Onyx € 3.000,- per dag hebben verdiend, zodat het totale tijdverlet op (6 dagen x € 3.000,- = ) € 18.000,- komt. Nadat Tankrederei het dagbedrag van het tijdverlet nader heeft onderbouwd met een kopie van de bevrachtingsovereenkomst, die in overeenstemming is met de mail van Somtrans en waaruit ook blijkt dat onder meer de bunkerkosten voor rekening van de bevrachter blijven, heeft River Ship geen nadere verweren gevoerd. De post tijdverlet staat daarmee als niet langer gemotiveerd betwist vast. Rente hierover is als onbestreden toewijsbaar vanaf 31 maart 2018.
4.25.
De gevorderde expertisekosten zijn niet betwist en komen op grond van artikel 6:96 lid 2 en sub b BW voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde wettelijke rente over de expertisekosten is toewijsbaar. Nu Tankrederei echter ook naar aanleiding van de verweren van River Ship niet heeft gesteld op welke datum de kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de rechtbank rente toewijzen met ingang van de dag van dagvaarding, te weten 26 maart 2020.
4.26.
Zoals hiervoor overwogen, is River Ship aansprakelijk voor ¼ van de schade aan de zijde van de Onyx . Derhalve zal ¼ van de vastgestelde cascoschade en tijdverletschade ((25% * € 24.475,00 = € 6.118,75) + (25% * € 18.000,00 = € 4.500) = € 10.618,75) en ¼ van de expertisekosten (25% * € 13.243,76 = € 3.310,94) worden toegewezen.
4.27.
Tankrederei heeft gesteld en na verweer nader toegelicht en onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden tot het gestelde bedrag zijn verricht. River Ship heeft na deze aanvullende onderbouwing geen verdere verweren gevoerd, zodat ook deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Hoewel Tankrederei deze kosten als deel van haar schade presenteert, stelt zij dat deze zijn gemaakt om de vordering op River Ship te kunnen incasseren. Niet voor de hand ligt dat Tankrederei beoogt deze kosten slechts pro rata toegewezen te krijgen ingeval de rechtbank tot schuldverdeling concludeert. Zeker nu in reconventie duidelijk niet wordt beoogd dat de buitengerechtelijke incassokosten pro rata worden toegewezen, zal de rechtbank ook in conventie deze kosten buiten de schuldverdeling om toewijzen tot € 1.199,75.
4.28.
De vertaalkosten zijn niet betwist. Zij komen volgens Tankrederei ingevolge artikel 237 jo. 239 Rv voor vergoeding in aanmerking. Dit is juist en betekent dat deze kosten niet in de schadeberekening maar in de proceskostenveroordeling zullen worden betrokken.
4.29.
River Ship zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tankrederei worden op basis van het toegewezen bedrag begroot op:
- explootkosten € 125,49
- vertaalkosten € 1.026,90
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2,0 punten × tarief II € 563,00)
Totaal € 4.320,39
4.30.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
voorts in reconventie
De schade aan de zijde van de Vista Classica
4.31.
River Ship heeft gesteld dat zij de volgende schade heeft geleden als gevolg van de aanvaring:
  • reparatiekosten € 122.557,06
  • glaswerk/serviesgoed € 6.001,36
  • opvolgend vervoer passagiers € 2.592,00
  • expertisekosten € 7.346,50
  • vracht € 54.978,00
  • schade bevrachter 1AVista Reisen GmbH € 49.055,21
  • kosten herpositioneren A’dam-Keulen
  • besparing brandstof € 8.200,00
  • besparing maaltijden/proviand € 7.546,00
  • besparing overig
Totaal € 227.379,13
4.32.
Volgens River Ship blijkt uit het door haar overgelegde schaderapport dat de schade aan het schip € 106.557,06 bedroeg, en de kosten om de reparatietijd van 14 naar 7 dagen te verkorten, € 16.000,- bedroegen, zodat de totale reparatiekosten € 122.557,06 bedragen.
Tankrederei heeft niet de omvang van de door River Ship gemaakte reparatiekosten betwist, maar zij heeft zich beroepen op (schending van) de schadebeperkingsplicht van River Ship. River Ship heeft vervolgens toegelicht dat zij niet voor een noodreparatie heeft gekozen omdat het bedrag daarvan al zo hoog zou zijn dat er amper schade zou zijn beperkt, en dat niet van haar gevergd kon worden met een beschadigd passagiersschip te varen, omdat het schip haar visitekaartje is.
Gelet op deze overtuigende en niet verder bestreden toelichting wordt het verweer van Tankrederei verworpen. Deze schadepost komt hiermee vast te staan op € 122.557,06.
4.33.
De kosten voor glaswerk/serviesgoed van € 6.001,36 zijn erkend en komen aldus vast te staan.
4.34.
De kosten voor het opvolgend vervoer van de passagiers zijn onderbouwd met het schaderapport. Tankrederei heeft deze post betwist, aanvoerende dat River Ship deze in het geheel niet heeft onderbouwd of inzichtelijk heeft gemaakt.
River Ship heeft de kosten vervolgens nader onderbouwd met een factuur die overeenkomt met het in het schaderapport genoemde bedrag, waarop verder verweer is uitgebleven. Daarmee staat ook deze post van € 2.592,00 als voldoende onderbouwd en verder niet bestreden vast.
4.35.
De post expertisekosten is erkend en komt aldus vast te staan op € 7.346,50.
4.36.
River Ship stelt dat als gevolg van de aanvaring een reis is geannuleerd, waardoor zij de vracht van € 54.978,- voor die reis is misgelopen.
Tankrederei heeft de post misgelopen vracht betwist, aanvoerende dat River Ship deze heeft onderbouwd met een factuur van Classica River Cruises GmbH (hierna: Classica) aan 1AVista Reisen GmbH (hierna: 1AVista), niet met een factuur van River Ship. Hieruit blijkt derhalve niet dat River Ship deze inkomsten is misgelopen. Bovendien komt het dagtarief op de factuur niet overeen met dat van de bevrachtingsovereenkomst en wijkt het gevorderde bedrag om onduidelijke redenen af van het factuurbedrag. Daarbij heeft River Ship niet aangetoond dat zij geen restitutie van reissommen heeft ontvangen en op basis van algemene voorwaarden heeft kunnen ontvangen in verband met de geannuleerde reis. Aldus nog steeds Tankrederei.
De rechtbank stelt in dit kader vast dat de bevrachtingsovereenkomst inderdaad tussen Classica en 1AVista is gesloten. River Ship heeft een lastgeving overgelegd van Classica aan River Ship. River Ship heeft toegelicht dat er aanvankelijk informeel (niet op schrift) een last en volmacht was gegeven door Classica River Cruises GmbH aan River Ship om de schade in eigen naam te verhalen, welke later ten behoeve van de procedure op schrift is gesteld.
Het overgelegde document bevestigt de juistheid van deze toelichting. Hiermee is de gestelde lastgeving voldoende onderbouwd. Anders dan Tankrederei heeft betoogd, levert dit geen ontoelaatbare wijziging van de hoedanigheid op waarin River Ship in rechte optreedt.
Het verschil tussen het gevorderde bedrag aan misgelopen vracht en de factuur laat zich volgens River Ship verklaren doordat de aanvaring buiten het hoogseizoen plaatsvond, en daarom ingevolge artikel 5 van de bevrachtingsovereenkomst een lager bedrag gold. Hierop heeft Tankrederei geen nadere verweren naar voren gebracht. Dat concreet aanleiding bestaat om aan te nemen dat restitutie van reissommen is of kon worden ontvangenb is gesteld noch gebleken. Het gestelde bedrag van € 54.978,- staat hiermee, zij het als schade van Classica die River Ship in eigen naam mag vorderen, vast.
Uit de schadeopstelling van River Ship in verbinding met haar petitum leidt de rechtbank af dat zij meent dat de eventuele schuldverdeling ook deze schadepost raakt. Geen van partijen heeft betoogd dat de als lasthebber van Classica gevorderde post niet pro rata maar juist volledig zou moeten worden toegewezen in geval van schuldverdeling. De rechtbank zal partijen hierin volgen.
4.37.
River Ship heeft aanvankelijk gesteld dat op basis van artikel 11g van de bevrachtingsovereenkomst de schade van bevrachter 1AVista van € 49.055,21 moest worden vergoed en dat zij met Classica afsprak dat River Ship deze vergoeding zelf aan 1AVista zou voldoen. Na het verweer van Tankrederei dat River Ship niet de wederpartij van 1AVista bij de bevrachtingsovereenkomst is, is de hiervoor besproken en voldoende geachte lastgeving nader onderbouwd. Het verweer tegen de vorderingsgerechtigdheid terzake van deze schadepost strandt hierop.
Tankrederei heeft gesteld dat niet blijkt dat is voldaan aan de schadebeperkingsplicht bij het zoeken naar een vervangend schip voor de reis. Hierop heeft River Ship toegelicht dat de Vista Classica de dag na Amsterdam direct zou terugvaren naar Keulen om daar nieuwe passagiers aan boord te nemen. Daardoor was er te weinig tijd om een vervangend schip te vinden, hoewel dat door 1AVista wel is geprobeerd. Tankrederei heeft dit aanvullende en door de rechtbank aannemelijk geachte standpunt niet nader betwist en ook overigens het beroep op schending van de schadebeperkingsplicht niet verder uitgewerkt, zodat dit wordt verworpen. Ook de post ‘schade bevrachter’ staat derhalve vast, groot € 49.055,21. Het aan het slot van r.o. 4.36 overwogene geldt ook voor deze post.
4.38.
River Ship stelt dat zij, omdat de Vista Classica vanuit Amsterdam terug moest varen naar haar startpunt Keulen, herpositioneringskosten heeft gemaakt voor het varen over die 300 km. Dat gaat om een bedrag van 24 vaaruren * 225 liter brandstof * € 0,385 = € 1.845,-. Tankrederei heeft deze post betwist, aanvoerende dat River Ship deze niet heeft onderbouwd. River Ship heeft de herpositioneringskosten vervolgens niet nader onderbouwd. Deze post zal derhalve worden afgewezen.
4.39.
Omdat de Vista Classica ook een reis niet heeft kunnen maken, die zij anders wel had gemaakt, heeft zij ook brandstofkosten, proviand en andere kosten bespaard, die in mindering dienen te komen op het schadebedrag. Dat gaat om een bedrag van € 8.200,- aan brandstof, € 7.546,- aan proviand en € 1.250,- aan overige kosten.
Tankrederei betwist niet dat er besparingen waren maar acht de omvang ervan onvoldoende onderbouwd. Nu deze posten in mindering strekken op de schade en Tankrederei, op wie de stelplicht en bewijslast rust, geen aanknopingspunten heeft aangereikt waaruit kan volgen welk groter bedrag zou zijn bespaard, zal de rechtbank bij gebrek aan betere onderbouwing door Tankrederei van de opgevoerde besparingen uitgaan, in totaal groot € 16.996,00.
4.40.
Uit het voorgaande volgt dat de volgende schade is komen vast te staan:
- reparatiekosten € 122.557,06
  • glaswerk/serviesgoed € 6.001,36
  • opvolgend vervoer passagiers € 2.592,00
  • expertisekosten € 7.346,50
  • vracht € 54.978,00
  • schade bevrachter 1AVista Reisen GmbH
subtotaal € 242.530,13
- besparingen
€ 16.996,00 –
totaal € 225.534,13
4.41.
Nu Tankrederei zoals hiervoor overwogen voor ¾ aansprakelijk is voor de door River Ship geleden schade, zal (75% * € 225.534,13 =) € 169.150,60 worden toegewezen.
4.42.
De rentevordering is, ook wat betreft de ingangsdatum, niet bestreden. In plaats van de gevorderde wettelijke handelsrente zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen, nu geen sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW.
4.43.
Nu River Ship niet heeft gesteld dat zij naast het door haar gevorderde schadebedrag nog een separaat belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, zal deze worden afgewezen.
4.44.
Daarnaast vordert River Ship buitengerechtelijke kosten groot € 2.911,90. River Ship heeft onderbouwd dat zij buitengerechtelijk werk heeft doen verrichten en dat zij deze kosten heeft gemaakt.
Tankrederei betoogt, naar de rechtbank begrijpt, dat als haar buitengerechtelijke werkzaamheden in conventie niet tot vergoeding leiden, hetzelfde moet gelden voor die van River Ship in reconventie.
Nu deze post voor het overige niet is bestreden, zal de rechtbank deze onder verwijzing naar r.o. 4.27 toewijzen tot € 2.911,90.
4.45.
Tankrederei zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van River Ship op basis van het toegewezen bedrag op: € 1.770,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.770,-).
4.46.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt River Ship om aan Tankrederei te betalen een bedrag van € 10.618,75, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 31 maart 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt River Ship om aan Tankrederei te betalen een bedrag van € 3.310,94, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 26 maart 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt River Ship om aan Tankrederei te betalen een bedrag van € 1.199,75,
5.4.
veroordeelt River Ship in de proceskosten, aan de zijde van Tankrederei tot op heden begroot op € 4.320,39,
5.5.
veroordeelt River Ship in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat River Ship niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
veroordeelt Tankrederei om aan River Ship te betalen een bedrag van € 169.150,60, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 31 maart 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.9.
veroordeelt Tankrederei om aan River Ship te betalen een bedrag van € 2.911,90,
5.10.
veroordeelt Tankrederei in de proceskosten, aan de zijde van River Ship tot op heden begroot op € 1.770,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.11.
veroordeelt Tankrederei in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Tankrederei niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.12.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp, mr. C. Sikkel en mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Het is ondertekend door de rolrechter en op 29 september 2021 in het openbaar uitgesproken.
3178/1885/1573/2054