ECLI:NL:RBROT:2021:9209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
9067253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overboekingen van geldbedragen van rekening zoon door vader

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, de zoon van gedaagde, en gedaagde, de vader van eiser. Eiser vorderde een bedrag van € 17.035,00 van gedaagde, omdat deze zonder toestemming geldbedragen van de bankrekening van eiser naar zijn eigen rekening had overgeboekt. Eiser stelde dat gedaagde de financiële belangen van hem had moeten behartigen, maar in plaats daarvan had hij zich onrechtmatig verrijkt door deze overboekingen. De procedure begon met een dagvaarding op 26 februari 2021, gevolgd door een schriftelijk verweer van gedaagde en een mondelinge behandeling op 29 juni 2021. Tijdens de behandeling werd vastgesteld dat gedaagde in totaal € 17.035,00 had overgeboekt, maar dat hij ook betalingen aan eiser had verricht, wat leidde tot een vermindering van de vordering. Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat gedaagde zich een bedrag van € 4.397,25 onrechtmatig had toegeëigend, omdat hij geen rechtvaardiging had gegeven voor de overboekingen. De rechter veroordeelde gedaagde tot betaling van dit bedrag aan eiser, terwijl de proceskosten werden gecompenseerd, gezien de familieband tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9067253 \ CV EXPL 21-8733
uitspraak: 17 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. T. Abbo te Middelharnis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “eiser” en “gedaagde”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:.
  • het exploot van dagvaarding van 26 februari 2021, met producties;
  • het schriftelijke verweer van gedaagde op de rolzitting van 9 maart 2021, met producties;
  • het tussenvonnis van 15 maart 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van eiser van 19 april 2021, met producties;
  • de mondelinge behandeling op 29 juni 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden;
  • de akte van gedaagde, met producties;
  • de antwoordakte van eiser, tevens vermindering van eis, met één productie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Eiser is de zoon van gedaagde. Eiser is tot maart 2019 woonachtig geweest in een begeleid wonen voorziening in Capelle aan den IJssel. Vanaf maart 2019 woont eiser samen met zijn vriendin, [naam 1] , in Hellevoetsluis.
2.3.
Eiser en gedaagde zijn overeengekomen dat gedaagde de financiële belangen van eiser zou behartigen.
2.4.
In de periode van 23 augustus 2017 tot en met 24 november 2020 is door gedaagde een groot aantal geldbedragen overgeboekt van de bankrekening van eiser naar de bankrekening van gedaagde, in totaal een bedrag van € 17.035,00.
2.5.
Op 8 januari 2021 heeft de gemachtigde van eiser een brief aan gedaagde gezonden, waarvan de inhoud - voor zover thans van belang - als volgt luidt:
“(…) [eiser] woonde gedurende enige tijd in Capelle aan den IJssel in een begeleid wonen voorziening. Eén van uw taken was om maandelijks de verschuldigde huur aan de instelling te voldoen. Er waren inkomsten want [eiser] is immers werkzaam in Rotterdam IJsselmonde bij een kringloopwinkel en er was voldoende geld aanwezig om aan zijn huurverplichtingen te voldoen.
[eiser] is enige tijd geleden gaan samenwonen met zijn vriendin en ontdekte kort daarna dat er beduidend te weinig huur was betaald. Dit bevreemde hem en inmiddels is het hem duidelijk geworden dat het ook om een aanzienlijk bedrag gaat waarvoor hij is aangesproken door de verhuurder. Het gaat om ca. € 17.000,00.
Nadat [eiser] hiermee werd geconfronteerd heeft hij zijn bankafrekeningen bekeken om te zien wat er nu precies is gebeurd. Het blijkt dat u veelvuldig bedragen heeft laten overschrijven naar uw eigen rekening. Het gaat om een bedrag van € 17.035,00 in totaal. U had van [eiser] nadrukkelijk geen toestemming om deze bedragen te eigen bate op te nemen. U diende de belangen van [eiser] te behartigen en niet uw eigen belang. Door uw optreden heeft u [eiser] in een zeer nadelige positie gebracht.
(…)
Daarnaast heeft u onrechtmatig gehandeld door dit te doen en hiervoor houd ik u aansprakelijk.
Aangaande de door u onrechtmatig opgenomen gelden verzoek ik u hierbij
en zover nodig sommeer ik u om binnen 14 dagen na heden een bedrag van
€ 17.035,00 aan [eiser] te vergoeden. (…)”

3..De vordering

3.1.
Eiser heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag van € 17.035,00 aan hoofdsom, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3.2.
Aan zijn vordering heeft eiser - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Eiser had met gedaagde afgesproken dat gedaagde de financiële belangen van eiser zou behartigen, waaronder het betalen van de huur van de begeleid wonen voorziening, waar eiser tot maart 2019 verbleef. Het is eiser gebleken dat gedaagde over een langere periode de verschuldigde huur niet heeft voldaan, ten gevolge waarvan eiser thans geconfronteerd wordt met een aanzienlijke schuld bij het CAK.
3.3.
Na onderzoek is het eiser gebleken dat gedaagde in totaal een bedrag van € 17.035,00 heeft overgeboekt van de bankrekening van eiser naar de bankrekening van gedaagde. Eiser heeft nimmer toestemming gegeven aan gedaagde om geldbedragen van de bankrekening van eiser naar zijn eigen bankrekening over te maken. Gedaagde heeft het vertrouwen van eiser grovelijk geschaad, waardoor eiser in grote financiële problemen is gekomen. Dit handelen van gedaagde kan gekwalificeerd worden als onrechtmatig handelen. Gedaagde heeft, ondanks verzoeken daartoe, geen verantwoording afgelegd over wat er exact met de gelden is gebeurd.
3.4.
In zijn akte na de mondelinge behandeling heeft eiser zijn vordering verminderd met een bedrag van € 5.090,62, welk bedrag ziet op door gedaagde naar eiser overgeboekte bedragen dan wel door gedaagde namens eiser aan derden verrichte betalingen over de periode 1 augustus 2020 tot en met 20 november 2020, alsmede met een bedrag van
€ 2.091,50 ten aanzien van de in het jaar 2019 door gedaagde naar eiser overgeboekte bedragen.

4..Het verweer

4.1.
Gedaagde heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd. De schuld van eiser bij het CAK is aan eiser zelf te wijten. Eiser heeft er onder meer voor gekozen zijn auto te behouden, met alle daarbij behorende hoge lasten, waardoor de facturen van het CAK niet betaald konden worden. Dat eiser op zeker moment niet meer woonachtig was in de begeleid wonen voorziening maar inwoonde bij een vriendin is voorts niet (tijdig) doorgegeven aan het CAK.
4.2.
Met eiser is mondeling afgesproken dat eiser de vaste lasten zou betalen en zijn vriendin voor het levensonderhoud zou zorgdragen. Aangezien het inkomen van eiser niet voldoende was om alle vaste lasten te betalen, heeft gedaagde eiser financieel gesteund. Gedaagde heeft alle financiële zaken in mondeling overleg met eiser en zijn vriendin gedaan. Na de gerechtelijke procedure met het CAK is afgesproken dat, na betaling van de vaste lasten, het restant van het inkomen van eiser naar de bankrekening van gedaagde zou worden overgemaakt en dat gedaagde vervolgens voor betaling van andere zaken zou zorgdragen, waaronder het weekgeld, het CJIB en dergelijke.
4.3.
Gedaagde is vaak financieel bijgesprongen en heeft meermaals geld ter beschikking gesteld c.q. voorgeschoten aan eiser, zijn vriendin en hun familiekring. Gedaagde heeft onder meer betalingen verricht in verband met het kopen van een nieuwe tv, auto, scooter, een koelvriescombinatie voor de moeder van de vriendin van eiser en het rijbewijs van [naam 2] . Dit betroffen leningen. Gedaagde wil dat eiser minimaal € 2.000,00 terugbetaalt.

5..De beoordeling

5.1.
Door eiser is gesteld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door, door middel van diverse overboekingen, een totaalbedrag van € 17.035,00 zonder toestemming van de bankrekening van eiser naar de bankrekening van gedaagde over te boeken. Vooropgesteld wordt dat van onrechtmatig handelen in dit kader slechts sprake kan zijn indien komt vast te staan dat gedaagde zich de geldbedragen daadwerkelijk onrechtmatig heeft toegeëigend, in die zin dat er geen deugdelijke rechtvaardiging bestaat voor het overboeken van de geldbedragen. In dat geval wordt immers een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van eiser.
5.2.
Gedaagde heeft niet betwist dat hij een totaalbedrag van € 17.035,00 van de bankrekening van eiser naar zijn eigen bankrekening heeft overgeboekt. Naar het oordeel van de kantonrechter staat wel vast dat tussen partijen de afspraak gold dat gedaagde over de rekening van eiser kon beschikken, omdat eiser gedaagde klaarblijkelijk gemachtigd had daartoe. Echter, niet in geschil is, dat met hetgeen op die rekening stond, betalingen ten behoeve van of namens eiser gedaan dienden te worden. Het ligt dan ook op de weg van gedaagde aan te tonen dat er een rechtvaardiging bestond om de geldbedragen naar de bankrekening van gedaagde over te boeken.
5.3.
Gedaagde heeft reeds bij zijn schriftelijke verweer op de rolzitting van 9 maart 2021 diverse betalingsbewijzen overgelegd over de periode 1 augustus 2020 tot en met
20 november 2020. Ter mondelinge behandeling is vastgesteld dat uit deze betalingsbewijzen volgt dat door gedaagde in voornoemde periode diverse bedragen weer zijn teruggeboekt naar de bankrekening van eiser dan wel dat gedaagde diverse betalingen aan derden heeft verricht namens eiser, waaronder betalingen in het kader van de aanschaf van een auto, een accu voor zijn scooter, een uitstapje naar Walibi Holland en betalingen aan de vriendin van eiser, [naam 1] . In totaal betreft dit een bedrag van € 5.090,62. Eiser heeft zijn vordering met laatstgenoemd bedrag verminderd.
5.4.
Daarbij wordt opgemerkt dat de door gedaagde aan [naam 2] betaalde bedragen buiten beschouwing worden gelaten. Door gedaagde is onvoldoende gemotiveerd waarom aan [naam 2] betaalde bedragen voor rekening van eiser zouden moeten komen. Indien en voor zover gedaagde terugbetaling van deze bedragen verlangt, dient hij zich daarvoor tot [naam 2] te wenden. De op die betalingen betrekking hebbende betaalbewijzen kunnen derhalve niet als rechtvaardiging dienen voor het overboeken van gelden van de bankrekening van eiser naar de bankrekening van gedaagde.
5.5.
Gedaagde is na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld nadere stukken in het geding te brengen, waaruit volgt welke geldbedragen gedaagde naar eiser teruggeboekt heeft dan wel welke bedragen gedaagde ten gunste van eiser (aan derden) betaald heeft. Gedaagde heeft in dat kader betalingsbewijzen over de jaren 2019 en 2020 in het geding gebracht. In dat verband wordt als volgt overwogen.
5.6.
Uit de overgelegde betalingsbewijzen over het jaar 2019 volgt dat gedaagde in laatstgenoemd jaar een totaalbedrag van € 2.052,00 naar eiser heeft overgeboekt en een rekening van het CJIB van € 39,50 heeft betaald. Eiser heeft erkend dat de hiervoor genoemde bedragen aan eiseres zijn overgeboekt dan wel ten gunste van eiser zijn betaald en heeft zijn vordering verminderd met het totaal van voornoemde bedragen ad € 2.091,50.
Ten aanzien van de overige overgelegde betalingsbewijzen over 2019 heeft eiseres terecht opgemerkt dat deze vrijwel allemaal zien op overboekingen van de bankrekening van gedaagde naar een andere bankrekening van gedaagde. Zonder nadere toelichting - die volledig ontbreekt - kunnen deze overboekingen niet als betalingen aan of ten gunste van eiser worden beschouwd, zodat deze betalingsbewijzen niet als rechtvaardiging kunnen dienen voor het overboeken van gelden van de bankrekening van eiser naar die van gedaagde. Hetzelfde geldt voor de betaling van 22 september 2019 aan [naam 3] ten bedrage van € 1.350,00. Ook ten aanzien van die betaling heeft gedaagde niet onderbouwd waarom deze voor rekening van eiser dient te komen.
5.7.
Naast de betalingsbewijzen heeft gedaagde ook een handgeschreven overzicht overgelegd, waarin is vermeld welke bedragen aan weekgeld er in 2019 en 2020 door hem aan eiser zijn verstrekt. Nu als onvoldoende weersproken vast is komen te staan dat eiser op regelmatige basis weekgeld van gedaagde ontving, is het niet onaannemelijk dat gedaagde de in het handgeschreven overzicht genoemde bedragen aan weekgeld ook daadwerkelijk heeft verstrekt. Bovendien heeft eiser de ontvangst van deze specifieke bedragen in het geheel niet betwist. Daarmee is voldoende vast komen te staan dat eiser het weekgeld heeft ontvangen, hetgeen er toe leidt dat het uit het overzicht voortvloeiende totaalbedrag van
€ 3.830,00 in mindering zal worden gebracht op de hoofdsom.
5.8.
Met betrekking tot het jaar 2020 heeft gedaagde een groot aantal betalingsbewijzen in het geding gebracht, die hij reeds eerder in de procedure heeft overgelegd. Met die betalingsbewijzen is reeds rekening gehouden bij de hiervoor onder r.o. 5.3 genoemde eisvermindering.
5.9.
Ook ten aanzien van het jaar 2020 heeft gedaagde wederom een groot aantal betalingsbewijzen overgelegd, die zien op overboekingen van de bankrekening van gedaagde naar een andere bankrekening van gedaagde. Zoals hiervoor reeds overwogen kunnen deze overboekingen zonder nadere toelichting niet als betalingen aan of ten gunste van eiser worden beschouwd, zodat ook deze betalingsbewijzen thans buiten beschouwing worden gelaten.
5.10.
Uit de overige door gedaagde in het geding gebrachte nieuwe betalingsbewijzen over 2020 volgt dat gedaagde in totaal een bedrag van € 784,26 rechtstreeks van zijn bankrekening naar de bankrekening van eiser heeft overgeboekt. Eiser heeft in reactie hierop niet betwist deze betalingen te hebben ontvangen, zodat deze in mindering zullen worden gebracht op de hoofdsom.
5.11.
De resterende betalingsbewijzen over 2020 laten voorts zien dat er in 2020 door gedaagde in totaal een bedrag van € 841,37 aan derden is betaald. Van dit bedrag maakt deel uit een aantal betalingen aan [naam 1] , de vriendin van eiser. Nu eiser middels de hiervoor bij r.o. 5.3 genoemde eisvermindering reeds heeft erkend dat aan [naam 1] verrichte betalingen als ten gunste van eiser verricht dienen te worden beschouwd, strekken ook deze betalingen in mindering op de vordering. Datzelfde geldt ook voor de verrichte betaling van 30 september 2020 in het kader van het uitstapje naar Walibi Holland.
De overige van het bedrag van € 841,37 deel uit makende betalingen zien op door gedaagde verrichte betalingen aan Ziggo (abonnementsgeld), [naam bedrijf] (aankoop scooter), Centraal Beheer (verzekering auto) en [naam website] (scheermesjes). Ook ten aanzien van deze betalingen is door eiser niet betwist dat deze zijn verricht ten gunste van eiser, zodat ook deze betalingen in mindering strekken op het gevorderde. Een en ander leidt tot de conclusie dat ook het bedrag van € 841,37 in mindering zal worden gebracht op de hoofdsom.
5.12.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat gedaagde met de door hem overgelegde betalingsbewijzen heeft aangetoond in totaal een bedrag van € 12.637,75 (€ 5.090,62 +
€ 2.091,50 + € 3.830,00 + € 784,26 + € 841,37) aan eiser te hebben overgeboekt dan wel ten gunste van eiser te hebben betaald, hetgeen in mindering strekt op het door eiser gevorderde bedrag van € 17.035,00. Derhalve resteert een bedrag van € 4.397,25 (€ 17.035,00 -/-
€ 12.637,75), ten aanzien waarvan gedaagde niet heeft aangetoond dat dit bedrag aan eiser is teruggestort of ten gunste van eiser is betaald. Nu gedaagde - ondanks daartoe voldoende in de gelegenheid te zijn gesteld - geen rechtvaardiging heeft gegeven voor het overboeken van een totaalbedrag van € 4.397,25 van de bankrekening van eiser naar zijn eigen bankrekening, is daarmee voldoende komen vast te staan dat gedaagde zich laatstgenoemd bedrag onrechtmatig heeft toegeëigend en daarmee onrechtmatig jegens eiser heeft gehandeld.
5.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft gedaagde onvoldoende (onderbouwd) gesteld dat er ten aanzien van de door hem naar eiser overgeboekte bedragen alsmede de ten gunste van eiser aan derden verrichte betalingen sprake zou zijn van verstrekte leningen en dat eiser de betreffende bedragen om die reden aan gedaagde zou moeten terugbetalen. Ook in de overgelegde stukken is daarvoor geen steun te vinden. Deze stelling van gedaagde wordt dan ook verworpen.
5.14.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat gedaagde gehouden is tot terugbetaling van een bedrag van € 4.397,25. Gedaagde zal dan ook tot betaling van dit bedrag aan eiser worden veroordeeld.
5.15.
Uit hetgeen uit de processtukken naar voren is gekomen en het ter mondelinge behandeling besprokene maakt de kantonrechter op dat het onderhavige geschil tussen partijen met name is ontstaan nadat het ASVZ met het behartigen van de financiële belangen van eiser diende te stoppen en eiser weer zelf zijn financiële zaken diende te regelen, al dan niet met hulp van gedaagde. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een betalingsachterstand bij het CAK, ten aanzien waarvan tevens een gerechtelijke procedure is gevoerd waarbij eiser tot betaling is veroordeeld. Hoewel de kwestie omtrent de problemen met het CAK door partijen ook in de onderhavige procedure tot onderwerp van discussie is gemaakt, heeft die kwestie geen relevantie voor de beoordeling van de vordering van eiser. Die vordering ziet immers slechts op de al dan niet rechtmatige overboeking van geldbedragen van de bankrekening van eiser naar de bankrekening van gedaagde. De betalingsachterstand bij het CAK valt buiten het bereik van de thans aanhangige procedure en behoeft om die reden thans geen verdere bespreking. Wel geeft de kantonrechter in dit verband eiser in overweging, ter voorkoming van verdere problemen op financieel gebied, bewindvoering aan te vragen, zoals ook reeds ter mondelinge behandeling is besproken.
5.16.
In verband met de aard van de zaak - met name het feit dat eiser en gedaagde familie van elkaar zijn - en vanwege het feit dat partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiser tegen kwijting te betalen een bedrag van € 4.397,25;
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487