7.2.3.Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
7.2.3.1.
Ontstaan en optreden van Jabhat al-Nusra
Uit het Historisch Overzichtleidt de rechtbank de volgende gegevens af met betrekking tot het bestaan van deze organisatie in de te beoordelen periode.
Vanuit de leiding van de Islamitische Staat in Irak werd aan Abu Mohammad al-Julani de opdracht gegeven om een tak van de organisatie in Syrië op te zetten. Volgens al-Julani bood de revolutie in Syrië de mogelijkheid om voet aan de grond in Syrië te krijgen.
Tijdens de Ramadan van 2011 (de Ramadan in dat jaar viel in de maand augustus) passeerde al-Julani vanuit Irak de grens met Syrië. In de weken na zijn aankomst in Syrië reisde al-Julani frequent van Hasakah naar Aleppo, Homs, Idlib en het platteland van Damascus waar hij contact legde met aan ISI gelieerde cellen die al voorbereidingen aan het treffen waren om geactiveerd te worden.
In oktober 2011 hebben besprekingen in Homs en buiten Damascus geleid tot de oprichting van Jabhat al-Nusra.
Jabhat al-Nusra hield zich eind 2011 bezig met het opnemen/ondergeschikt maken van kleine jihadistische cellen door het hele land. De eerste aanslag die door Jabhat al-Nusra is gepleegd, vond plaats op 23 december 2011 op twee locaties van de Syrische veiligheidsdienst in de wijk Kafr Sousa in Damascus. De VN (Verenigde Naties) omschreef een dag later de aanslagen als "
terrorist attacks.” Bij deze dubbele zelfmoordaanslag kwamen 44 mensen om het leven en raakten meer dan 150 personen gewond. Later, in een interview in december 2013, verklaarde Jabhat al-Nusra leider al-Julani dat zijn organisatie verantwoordelijk was voor deze aanslag.
Op 24 januari 2012 is een video gepubliceerd waarin de oprichting van Jabhat al-Nusra officieel bekend werd gemaakt. Daarin werden verschillende lokale afdelingen van de organisatie in beeld gebracht in "het machtige Idlib”, Dara’a, Ghouta-Damascus, Deir al-Zor, Al-Mayadeen, Albukamal en Hama. In de video wordt al-Julani als de algemeen verantwoordelijke van Jabhat al-Nusra aangeduid.
In de periode van februari 2012 tot en met mei 2012 heeft Jabhat al-Nusra meerdere (zelfmoord)aanslagen gepleegd gericht tegen de veiligheidsdiensten, waarbij ook burgers om het leven kwamen. Voorts blijkt uit publicaties (zogenoemde
bayaan) van de organisatie met beelden van aanslagen en aanslagplegers, dat er een groot aantal gewapende aanvallen, (zelfmoord)aanslagen en moordaanslagen is gepleegd in maart, april en begin mei 2012 in zowel het noordelijk gebied-Aleppo, als het zuidelijk gebied-Dar’a. Onder de moordaanslagen op hooggeplaatste personen van het regime, wordt ook die op [naam 2] vermeld, werkzaam in de Sednaya gevangenis en “berucht voor zijn geweld en onderdrukking van onze broeders en het martelen van hen". In mei 2012 wordt een video gepubliceerd van de Jabhat al-Nusra media organisatie waaruit blijkt dat in de periode daaraan voorafgaand Jabhat al-Nusra in meerdere delen van Syrië operationeel actief was door middel van (zelf)moordaanslagen en gewapende aanvallen in Idlib, het oostelijk gebied (de oostelijke provincies van Syrië, waar ook Deir al-Zor onder valt), Damascus, het platteland van Damascus, Tel Ahmar (het platteland van Aleppo), Tal Rifaat (provincie Aleppo) en het oostelijk deel van de provincie Aleppo. In juni 2012 werden eveneens aanslagen geclaimd en uitvoerders van de aanslagen op militaire en veiligheidsdoelen, alsmede politieposten getoond.
In haar rapport van 16 augustus 2012 stelt de Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic (IICISAR) van de VN: "
Several radical Islamic armed groups have emerged in the country. The most significant of those is the Al-Nusrah Front for the People of the Levant, an alleged Al Qaeda-linked group that has claimed responsibility for several attacks, including suicide bombings against Syrian Government forces and officials. The attacks that took place throughout the country, including in the cities of Damascus, Aleppo, Deir el-Zour, and Idlib, have targeted members of the Government, police, military, intelligence and the Shabbiha. The attacks consisted of suicide bombings, ambushes, assassinations, car bombings and IED attacks”.
Vanaf eind 2012 begint de strijd om de dammen in de Tigris; de dammen zijn van strategisch van belang omdat ze een groot gedeelte van Syrië voorzien van water en elektriciteit. De al-Ba’athdam, ook wel de Rashiddam of Sad al-Rashid genoemd, is gelegen nabij de plaats al-Mansura in de provincie alRaqqa. Begin januari 2013 meldt The Syrian Observatory for Human Rights dat er nabij de Sad al-Ba'th gevechten plaatsvinden tussen troepen van het regime en tussen gewapende strijdgroepen. Begin februari 2013 hebben diverse gewapende strijdgroepen de alBa’athdam ingenomen; hierbij worden specifiek Jabhat al-Nusra en Katibat Ahrar al-Tabqa genoemd. De grote Tabqadam werd vervolgens rond 11 februari 2013 veroverd door rebellengroepen. De strijdgroepen Jabhat al-Nusra en Ahrar al-Tabqa namen daarnaast verschillende wijken in de stad al-Tabqa in.
In februari 2013 wordt de stad al-Tabqa ingenomen door strijdgroepen, waaronder Raqqa Liberation Front, Ahrar al-Sham en Jabhat al-Nusra. In de stad al- Raqqa is het tot begin 2013 relatief rustig geweest qua strijd. Echter, begin maart wordt ook de stad al- Raqqa ingenomen door strijdgroepen gelieerd aan het Vrije Syrische Leger (VSL) en genoemde strijdgroepen. Na een audioboodschap van ISIL leider Abu Bakr al-Baghdadi in april 2013, mengt ook ISIL zich in de stad al- Raqqa . Gedurende april en mei 2013 is nog sprake van militaire samenwerking tussen Jabhat al-Nusra en ISIL. Vanaf mei wordt de aanwezigheid van ISIL in de stad meer prominent, troepen van Jabhat al-Nusra verlaten de stad en ISIL valt diverse activisten en strijdgroepen aan in de stad. De strijd tussen ISIL en de in al- Raqqa aanwezige strijdgroepen duurt voort tot ISIL de stad begin 2014 volledig onder controle krijgt.
Jabhat al-Nusra is op 31 mei 2013 als alias van al-Qa'ida in Iraq op de VN Sanctielijst geplaatst.
Op 24 juli 2013 is Abu Mohammad al-Julani onder het kenmerk QDi 317 op de VN Sanctielijst geplaatst. Op 14 mei 2014 is Jabhat al-Nusra als zelfstandige organisatie (na het conflict met ISIL over leiderschap in Syrië en de scheiding van al-Qa’ida en ISIL) op de VN Sanctielijst geplaatst onder het kenmerk QDe.137. Op 29 juni 2014 heeft ISIL, in de persoon van woordvoerder Abu Mohamed alAdnani, het Islamitisch Kalifaat uitgeroepen in het door de organisatie veroverde gebied in Syrië en Irak. Tevens werd de organisatie omgedoopt tot de Islamitische Staat, al-Dawla al-lslamiyya, afgekort als IS.
7.2.3.2.
Leiding Jabhat al-Nusra
In de ten laste gelegde periode waren een aantal prominente personen binnen de organisatie van Jabhat al-Nusra aanwezig. Zij golden als leiders van deze organisatie. De rechtbank beperkt zich bij onderstaande opsomming tot de personen die ook in de OVC-gesprekken worden genoemd. Dit betreft (met informatie ontleend aan de kennisdocumenten in het dossier):
- Muhammed al-Fateh al-Julani was de emir van Jabhat al-Nusra, de algemeen leider.
- Abu Maria al-Qahtani werd vanaf medio 2012 de belangrijkste religieuze en militaire leider van Jabhat al-Nusra in het oosten van Syrië en leidde een trainingskamp van de organisatie. Volgens [naam verdachte] is Abu Maria pas bekend geraakt na medio 2013, nadat hij gevechten had geleverd in het oostelijke deel, tegen IS. Uit de tijdlijn van de Midden-Oostendeskundigen blijkt echter dat Abu Maria al in november 2012 door de Verenigde Staten op de sanctielijst is gezet vanwege zijn betrokkenheid bij Jabhat al-Nusra
- Abu Mohammad al-Adnani. Naar hem wordt in de gesprekken hoogstwaarschijnlijk verwezen als gesproken wordt over al-Adnani. Hij wordt ook Abu Mohammad al-Adnani alSurl genoemd. Hij was (voormalig) woordvoerder van de Islamitische Staat in Irak. Na zijn aankomst in Syrië werd hij als plaatsvervanger van Abu Mohammad al-Julani aangesteld, als emir in de noordelijke provincies Aleppo, Hama en Idlib, hoofd veiligheid en ten slotte als leider van de externe operaties van ISIL. Na de breuk van Jabhat al-Nusra met de Islamitische Staat werd hij begin 2013 tot emir van ISIL in Syrië benoemd.
- Abu Luqman (Ali Moussa al-Shawakh) was vanaf februari 2012 een strijder bij Jabhat al-Nusra en in maart 2013 een sleutelfiguur binnen deze organisatie. Hij was actief in de provincie al- Raqqa en zou heimelijk zijn overgestapt zijn naar ISIL. Hij was vanaf april 2014 de emir van IS in de provincie al- Raqqa . Verschillende bronnen beschrijven dat Abu Luqman gevangen heeft gezeten in de Sednaya gevangenis. Hij werd net als diverse andere politieke gevangenen in 2011 vrijgelaten door Assad.
7.2.3.3.
Jabhat al-Nusra als terroristische organisatie
De rechtbank ziet zich – ook met het oog op het gewelddadige regime dat destijds in Syrië heerste en de vraag of verzet hiertegen gerechtvaardigd was – voor de vraag gesteld of Jabhat al-Nusra in de tenlastegelegde periode gezien dient te worden als een terroristische organisatie in de zin van artikel 140a/140 Sr. De rechtbank volgt hierbij de eisen die de Hoge Raad sinds 1990 in bestendige jurisprudentieheeft geformuleerd ten aanzien van artikel 140 Sr nu artikel 140a Sr als specialisheeft te gelden en alle bestanddelen met uitzondering van het terroristisch oogmerk op dezelfde wijze dienen te worden uitgelegd.
Bij het beantwoorden van de vraag wanneer sprake is van een organisatie ex artikel 140a/140 Sr dient te worden uitgegaan van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.
Uit voorgaande beschrijving volgt dat reeds in 2012 was voldaan aan de structuurkenmerken van een organisatie als bedoeld in art 140a Sr, en dus vóór het moment dat deze organisatie op de sanctielijst van de VN werd gezet. De oprichting van Jabhat al-Nusra eind 2011, begin 2012 met het duidelijke doel om in Syrië een tak van de reeds bestaande organisatie Islamitische Staat te vestigen, wijst hier reeds op. Vast staat dat de organisatie zich heeft beziggehouden met een of meer strafbare feiten als genoemd in de tenlastelegging. Deze feiten zijn voorts naar het oordeel van de rechtbank ook in de eerste fase van het optreden van Jabhat al-Nusra gepleegd met een terroristisch oogmerk, bestaande uit het aanjagen van vrees bij (een deel van) de bevolking en/of het ontwrichten van fundamentele politieke structuren. De grote opsomming van gewelddadige (zelfmoord)acties in de loop van het eerste half jaar van 2012 waarbij ook burgerdoden zijn gevallen, vormt de bevestiging van het terroristisch oogmerk. Dat hierbij sprake was van verzet tegen een evenzeer gewelddadig regime maakt het terroristisch oogmerk niet anders. Dat Jabhat al-Nusra pas op 31 mei 2013 op de sanctielijst is geplaatst, maakt dit ook niet anders. Deze plaatsing is niet de vestiging, maar de
bevestiging van de status als terroristische organisatie. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat Jabhat al-Nusra in de tenlastegelegde periode aangemerkt dient te worden als een terroristische organisatie in de zin van artikel 140a Sr.
7.2.3.4.
aanwezigheid van [naam verdachte] in Syrië
[naam verdachte] heeft zich er mede op beroepen dat Jabhat al-Nusra als organisatie nog niet actief was in de periode en gebieden waarin hij zich destijds in Syrië bevond.
In het onderzoek is getracht op grond van een combinatie van de verklaringen van [naam verdachte] en de gegevens uit onderzoek in open bronnen (voornamelijk internet), mede aan de hand van kennisdocumenten over met name de Syrische burgeroorlog, te komen tot een tijdlijn die een nadere invulling kan geven van de data, plaatsen en perioden van gebeurtenissen in de ten laste gelegde periode en deze te relateren aan de verklaringen van [naam verdachte] zelf.
Hierbij zijn ten aanzien van de verblijfplaatsen en -perioden van [naam verdachte] met name zijn eigen verklaringen van belang. De rechtbank tekent hierbij aan dat, nu [naam verdachte] niet steeds zeker is van die data en plaatsen, deze bij gebrek aan officiële documenten niet met absolute zekerheid zijn vast te stellen. Daarbij heeft [naam verdachte] ook ten aanzien van sommige data verschillend verklaard, terwijl ook niet is uit te sluiten dat hij over zijn verblijfsplaatsen (al dan niet abusievelijk) onjuist of verhullend heeft verklaard. Uit deze informatie, aangevuld met de latere verklaringen van [naam verdachte] op 21 augustus 2020 tegenover de rechter-commissaris alsmede ter terechtzitting, komt de rechtbank - met de nodige voorzichtigheid - tot vaststelling van de volgende voor de beoordeling van de tenlastelegging relevante data en plaatsen, voor zover deze kunnen worden afgeleid uit het dossier.
[naam verdachte] is in 2005 gedetineerd geraakt. Uit zijn tweede politieverhoor volgt dat dit mogelijk is geweest op 22 september 2005, waarbij hij aanvankelijk zou zijn vastgezet in de El Meze gevangenis (van de inlichtingendienst van de luchtmacht), en na enige maanden, mogelijk in maart 2006, is overgebracht naar de Sednaya-gevangenis te Damascus, zoals kennelijk vaker gebeurde met gevangenen van het regime. Deze gevangenis valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie en wordt geleid door de Militaire Politie. Hoewel de gevangenis gebouwd werd voor gewone gevangenen is de gevangenis bekend vanwege de politieke- en islamitische gevangenen. Ook is de gevangenis berucht vanwege de martelingen die er plaatsvonden.
Blijkens zijn eigen verklaring is [naam verdachte] in april 2011 vrijgekomen uit de Sednaya gevangenis en heeft hij tot eind 2011 dan wel januari 2012 bij zijn familie verbleven. Daarna is hij naar het noorden gegaan, naar onder meer Aleppo, waar hij zou hebben verbleven bij ‘jonge mannen’ die hij van Sednaya kende. In het rcverhoor van 12 aug 2020 heeft [naam verdachte] verklaard dat hij korte tijd in Zaraqab (fonetisch,
rechtbank: vermoedelijk is bedoeld Saraqib) verbleef en van het ene dorp naar het andere ging. Daarna heeft hij in februari/maart 2012 op de berg Shashabo verbleven. In het dossier zijn er voorts indicaties dat [naam verdachte] ook in Latakia (aan de westkust) heeft verbleven.[naam verdachte] verklaart dat hij in juni 2012 naar Idlib is gegaan waar hij zou hebben verbleven bij vrienden van Ahrar al-Sham. De leider van Ahrar al-Sham was Hasaan Aboud, die [naam verdachte] kende van de laatste drie jaar in de gevangenis. Dit was een periode waarin het regime volgens [naam verdachte] de macht verloor over deze gebieden. Later is hij weer terug geweest in Aleppo en Idlib tot aan september 2012. Ter zitting heeft [naam verdachte] verklaard dat hij (
de rechtbank begrijpt:in de beschreven periode in 2012) maandelijks naar een ander (verblijfs)object ging.
Na deze periode is [naam verdachte] volgens zijn verklaring vertrokken naar Turkije, via een smokkelroute (wegens het ontbreken van een paspoort). Hij zou na de bevrijding van delen van het noorden van het regime (van Assad) in 2013 terug zijn geweest in Syrië. [naam verdachte] noemt in februari 2013, een periode van 10 dagen in Tabqa, alsmede april 2013 waarin hij in Raqqa (de streek of de stad) is geweest, om kort daarna terug te keren naar Turkije. Hij heeft – behoudens een tussentijds verblijf in Dubai - verbleven in Istanbul, waar hij begin 2014 het plan heeft opgevat om weg te gaan uit het Midden-Oosten. Medio 2014 is [naam verdachte] naar Nederland gekomen, waar hij op 12 juli 2014 is aangekomen.
7.2.3.5.
Tussenconclusie aanwezigheid [naam verdachte] ten tijde van optreden Jabhat al-Nusra
Uit de paragrafen 7.2.3.3 en 7.2.3.4 concludeert de rechtbank dat de aanwezigheid van [naam verdachte] , ook als voor een belangrijk deel wordt gevaren op zijn eigen verklaringen over de plaatsen en periodes van zijn aanwezigheid, in Syrië samen kan gaan met het optreden van Jabhat al-Nusra als terroristische organisatie in de periode zoals tenlastegelegd.
7.2.3.6.
Aandeel van [naam verdachte] bij Jabhat al-Nusra, verweren omtrent het bewijs
De vraag of – en zo ja, welke – rol [naam verdachte] heeft gehad bij Jabhat al-Nusra, dient beoordeeld te worden aan de hand van de inhoud van het strafdossier. De verdediging heeft bepleit dat een groot deel van de stukken in het dossier niet voor het bewijs kunnen of moeten worden gebruikt. Hiertoe doelt zij op de betrouwbaarheid van de OVC-vertalingen en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
7.2.3.6a OVC-bestanden
Aan OVC-opnames is eigen dat ze in verschillende mate verstaanbaar zijn en – in dit geval – ook vertaald dienen te worden. Het beluisteren en vertalen van de – meestal in de Syrische-Arabische taal, en in enkele gevallen in het Engels/Nederlands – gevoerde gesprekken heeft de nodige tijd en aandacht gekost. De gesprekken zijn door meerdere tolken vertaald, waarbij de vertalingen in de transcripties, alsmede de oorspronkelijke verstane versies in het dossier naast elkaar zijn vermeld. In de procedure is [naam verdachte] in de gelegenheid geweest de opnames te beluisteren en commentaar respectievelijk een eigen vertaling te geven, wat hij voor delen van de verschillende
filesheeft gedaan. Deze verschillende versies heeft de rechtbank naast elkaar gehouden bij de bestudering en, waar relevant, bij verschillend vertaalde tekstdelen twijfel in het voordeel van [naam verdachte] laten werken. Waar [naam verdachte] tekst heeft overgeslagen, of kennelijk geen vermelding maakt van (een voldoende substantieel deel van) een gesprek, heeft de rechtbank de door de tolken vertaalde tekst aangehouden.
Hierbij moet worden opgemerkt dat [naam verdachte] ten aanzien van een belangrijk deel van de vertalingen van de opnames die voor het bewijs zijn gebruikt, de essentie van de gesproken tekst niet heeft weersproken. Ten aanzien van al deze OVC-gesprekken heeft [naam verdachte] ter zitting drie, elkaar uitsluitende, uitleggen gegeven:
1) hij heeft die woorden inderdaad zo, maar in strijd met de waarheid, gezegd, bedoeld om gespreksdeelnemer/toehoorder [naam getuige 3] , bang te maken zodat hij niet meer bij [naam verdachte] op bezoek zou komen, 2) hij heeft het inderdaad zo, wederom in strijd met de waarheid, gezegd, maar het was alleen bedoeld om op gespreksdeelnemer/ toehoorder [naam getuige 1] indruk te maken, ofwel 3) de vertaling is ondeugdelijk.
De reactie van de toehoorders, [naam getuige 3] en [naam getuige 1] , op hetgeen [naam verdachte] zegt in de opgenomen gesprekken, geeft geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat zij hetzij bang zijn geworden hetzij onder de indruk geraakt waren van [naam verdachte] . Zo lijkt [naam getuige 3] eerder geïnteresseerd te zijn, aangezien hij ook vragen stelt over wat wordt verteld. Het standpunt van [naam verdachte] kan dus niet blijken uit de gesprekken zelf. In het dossier bevinden zich ook verklaringen van de getuigen [naam getuige 3] en [naam getuige 1] over die gesprekken. Daarbij zijn gesprekken ook letterlijk voorgehouden aan de getuigen. Uit die verklaringen blijkt ook in het geheel niet dat zij bang geworden waren of onder de indruk geraakt waren van [naam verdachte] en hetgeen hij hen had verteld. Met betrekking tot het inzichtgevende gesprek in file 6 tekent de rechtbank bovendien aan dat dit grotendeels een gesprek is tussen de broers onderling, totdat een derde persoon ( [bijnaam 2] ofwel [naam getuige 3] ) in de auto stapt. Van dit gesprek valt bij uitstek niet te begrijpen waarom [naam verdachte] en [naam medeverdachte] als intimi, sprekend over hun tijd in Syrië, hierin niet een feitelijk juiste weergave zouden geven van hetgeen in hun herinnering en beleving is gebeurd.
De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding gezien om – waar over de vertaling zelf geen relevante twijfel bestaat – de uitlatingen afkomstig van [naam verdachte] zelf als onbetrouwbaar te beschouwen.
Deze uitingen van beide verdachten in de OVC-gesprekken in onderlinge samenhang bezien geven aldus het beeld dat [naam verdachte] daadwerkelijk betrokken was bij Jabhat al-Nusra. Passages waaruit – tegenover al deze omstandigheden – met enige vorm van waarschijnlijkheid het tegendeel zou volgen (geen betrokkenheid bij Jabhat al-Nusra), heeft de rechtbank echter niet aangetroffen. Context en hoeveelheid van de verder overgelegde opnames doen de rechtbank ook niet twijfelen aan de representativiteit van het door de AIVD overgelegd materiaal. Een door [naam verdachte] genoemd, ander gesprek waarin hij uitlatingen met die strekking heeft gedaan, is niet bij de overgelegde OVC-opnames aangetroffen en ook, ondanks verzoeken daartoe, door de AIVD niet overgelegd. Een later wel overgelegde opname van een gesprek op een door [naam verdachte] ter zitting genoemde datum werpt hierop geen ander licht. In het licht van de hiervoor aangehaalde veelvuldige, herhaalde en consequent volgehouden verhalen van [naam verdachte] over zijn ervaringen in Syrië zou een dergelijke andersluidende passage ook lastig te duiden zijn, zodat aan deze stelling voorbij wordt gegaan en het verweer wordt verworpen.
Voor wat betreft de uitleg dat de vertalingen ondeugdelijk zouden zijn, overweegt de rechtbank het volgende. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [naam verdachte] een passage uit het gesprek van 20 mei 2016 (file 5) overgelegd, om aan te geven dat hij meer hoort dan de vertalers. Volgens de officier van justitie hebben diverse tolken/vertalers meegewerkt in dit onderzoek en hebben zij ook elkaars werk kunnen inzien. In zijn algemeenheid moet de rechtbank kunnen uitgaan van de professionaliteit, deskundigheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van de tolken/vertalers: het zijn niet ‘zo maar’ mensen die worden ingehuurd om ‘iets’ te vertalen. Het enkele feit dat een van de verdachten stelt dat een vertaling niet klopt of een andere vertaling/uitleg geeft dan wel stelt meer te horen, is op zichzelf en in de regel dan ook onvoldoende om de vertalingen van de tolken/vertalers terzijde te leggen. De door [naam verdachte] overgelegde vertaling van delen van het gesprek van 20 mei 2016 heeft de rechtbank niet van een ander standpunt overtuigd. Dat geldt evenzeer voor het argument dat de vertalers elk hun eigen (politieke en/of maatschappelijke) achtergrond hebben en daarom misschien wel bewust onjuist vertalen. Zo’n standpunt, dat de betrouwbaarheid en integriteit van de tolken/vertalers in twijfel trekt, moet dan zodanig concreet worden gemaakt - hetgeen niet is gebeurd - dat de rechtbank dit kan toetsen. De rechtbank gaat in beginsel dus uit van de vertalingen zoals die zich in het dossier bevinden, met uitzondering van de keuze van de rechtbank – zoals hiervoor overwogen - om in specifieke gevallen (toch) het voordeel van de twijfel aan de vertaling van [naam verdachte] te geven.
De rechtbank ziet gelet op al het voorgaande geen beletsel om de OVC-gesprekken voor eventueel bewijs te gebruiken.
7.2.3.6b Getuigenverklaringen
De verdediging heeft aangevoerd dat de getuigen niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt omdat het gaat om
de auditu-getuigen en/of omdat de getuige(n) niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Zodoende kunnen hun verklaringen niet voor het bewijs worden gebruikt, aldus de verdediging. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
7.2.3.6b.1 Getuigenverklaringen: de auditu
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van getuigen in het dossier voor een deel zijn gebaseerd op verhalen of geruchten die zij van anderen gehoord hebben, ‘van horen zeggen’ (
de auditu). Dergelijke verklaringen moeten, indien ze tot het bewijs worden gebruikt, naar vaste jurisprudentie met uiterste behoedzaamheid worden beschouwd. In dit dossier hebben getuigen over mededelingen en uitingen van verdachten zelf verklaard. De belangrijkste van die getuigen zijn ook door de rechter-commissaris gehoord. Waar deze verklaringen over uitingen van verdachten zelf, gezien in verband met het overige dossier, naar inhoud en context samenhang en consistentie vertoonden, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om daaraan op voorhand voorbij te gaan. Hierbij merkt de rechtbank op, dat elkaar aanvullende en versterkende verklaringen uit eigen mond van de beide verdachten over en weer en tegenover derden over hun rol bij Jabhat al-Nusra, de bewijswaarde van deze verklaringen juist vergroten.
7.2.3.6b.2 Getuigenverklaringen: betrouwbaarheid
De verdediging heeft ten aanzien van onder meer onderstaande getuigen bepleit dat zij als onbetrouwbaar gezien dienen te worden en dat zodoende hun verklaring niet voor het bewijs gebruikt kan worden. Ten aanzien van deze getuigen overweegt de rechtbank hierover het volgende.
[naam getuige 4] ( [naam getuige 4] )
[naam medeverdachte] heeft in 2014 enige maanden bij deze getuige in Nederland in huis gewoond. Het kan zo zijn dat er tussen [naam medeverdachte] en andere leden van de [naam familie] conflicten (hebben) bestaan, kennelijk waren die conflicten voor beiden geen beletsel om bij elkaar te gaan wonen, van enige noodzaak daartoe is immers ook niet gebleken. De getuige heeft herhaaldelijk verklaard wat hij toen heeft gehoord van [naam medeverdachte] over hemzelf en over zijn broer, [naam verdachte] . De rechtbank ziet geen concreet aanknopingspunt om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze getuige of aan de juistheid van de door hem afgelegde verklaringen. In tegendeel zelfs: het feit dat [naam medeverdachte] bij deze getuige woonde, doet vermoeden dat [naam medeverdachte] deze getuige volledig vertrouwde en daarom in alle eerlijkheid heeft verteld over hetgeen hij en [naam verdachte] in Syrië hebben gedaan.
[naam getuige 5]
Ook voor deze getuige geldt dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan zijn betrouwbaarheid of aan de juistheid van zijn verklaring. Hij heeft verklaard wat hij van [naam medeverdachte] zelf heeft gehoord over wat hij en [naam verdachte] in Syrië hebben gedaan. Voorts is er geen reden om te veronderstellen dat [naam medeverdachte] niet de waarheid tegen deze getuige heeft verteld.
[naam getuige 1]
Deze getuige is afkomstig uit [plaatsnaam] en heeft samen met [naam verdachte] op school gezeten. De verklaring die [naam getuige 1] heeft afgelegd over wat [naam verdachte] hem zou hebben verteld tijdens gesprekken in zijn woning komt overeen met de inhoud van de OVC-opnames van deze gesprekken. Zo vertelt hij – zonder hiernaar te zijn gevraagd – dat [naam verdachte] heeft verteld over het incident waarbij een bus met Alawieten zou zijn gestopt en de inzittenden zouden zijn gedood. Uit zijn verklaringen lijkt echter ook te volgen dat hij op sommige punten [naam verdachte] probeert te sparen en heeft het er geenszins het beeld van dat deze getuige bewust (onjuist) belastend verklaard. Zo vertelt hij in eerste instantie wat [naam verdachte] gezegd zou hebben over zijn tijd als emir in Syrië. Later zegt hij dat het zijn eigen conclusie was en weer later zegt hij zich niets te herinneren. Mede gelet op de inhoud van de OVC-gesprekken, waar inderdaad te horen is dat [naam verdachte] enkele malen tegen verschillende gesprekspartners heeft gesproken over het zijn van leidinggevende/emir, acht de rechtbank de oorspronkelijke verklaring van [naam getuige 1] geloofwaardig en gaat zij daar van uit.
7.2.3.6b.3 Getuigenverklaringen: tussenconclusie
De rechtbank concludeert derhalve dat de getuigenverklaringen, zoals hieronder nader besproken, voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
7.2.3.7.
Aandeel van [naam verdachte] bij Jabhat al-Nusra
Allereerst dient vastgesteld te worden of [naam verdachte] heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie Jabhat al-Nusra. Indien dit het geval is, moet de deelneming aan de organisatie van voldoende gewicht zijn om overtreding van het bepaalde in artikel 140a Sr op te leveren. Niet nodig is dat [naam verdachte] als deelnemer aan de organisatie en medepleger van de overige bewezenverklaarde feiten aanhanger was van het jihadistische gedachtegoed. Voldoende is dat hij daarvan weet had, alsook van het voornemen om (terroristische) misdrijven te plegen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval aan de orde als sprake is van een leidinggevende rol.
Bij de beoordeling komt een belangrijke plaats toe aan uitlatingen van [naam verdachte] en [naam medeverdachte] zelf in afgeluisterde gesprekken. Het gaat hierbij om OVC-gesprekken in de eigen omgeving (woning of voertuig), dan wel tapgesprekken van de betrokkenen, waarbij de gespreksgenoten zich kennelijk niet bewust zijn geweest van het feit dat zij werden afgeluisterd en vrijuit meenden te kunnen spreken. Naast deze opnames acht de rechtbank, waar relevant en van betekenis, ook de verklaringen van de gesprekspartners als getuigen van belang, alsmede diverse andere stukken in het dossier, waaronder informatie uit de in beslaggenomen telefoons, een chatgesprek tussen derden en de verklaring van [naam verdachte] ter zitting. Getuigenbewijs heeft de rechtbank slechts gebruikt als de verdediging voldoende in de gelegenheid is geweest deze getuigen (in de praktijk: bij of in aanwezigheid van de rechter-commissaris) te bevragen.
7.2.3.7a Aandeel van [naam verdachte] : deelname aan Jabhat al-Nusra in algemene zin
Allereerst kan naar het oordeel van de rechtbank uit de OVC-gesprekken de betrokkenheid van [naam verdachte] bij Jabhat al-Nusra in het algemeen worden afgeleid.
De rechtbank wijst allereerst op de inhoud van file 4, waarin is omschreven hoe [naam verdachte] vertelt over zijn periode in Syrië. Hierbij vertelt hij onder meer dat een oudere man die eerder weigerde bij hem te zitten, nu zijn hand kuste. Ook vertelt hij dat hij gezegd zou hebben dat Adnani hem plaatste samen met [naam 4] en Abu Luqman. Verder vertelt hij dat hij – ten tijde dat hij [bijnaam 1] was – kwam met een auto, persoonlijke beveiliging, mensen, geweer en alles.Ook vertelt hij dat sommige mensen [naam medeverdachte] gebruikten om hem te pakken te krijgen, dat hij de tweede man na al-Julani is en dat hij als een buit in Raqqa was.Ook in file 6 ziet de rechtbank bevestiging dat [naam verdachte] deelnam aan Jabhat al-Nusra. Hierin is vermeld dat [naam verdachte] zegt “
ik heb gezworen niet meer af slachten, geen vrouw, geen man en niemand anders. Ik zweer het op de Koran”.De broers spreken vervolgens over Ahrar al-Sham en Jabhat al-Nusra
,waarbij [naam verdachte] zegt dat hij geen afstand zou hebben genomen als Daeshniet was ontstaan.Het ligt voor de hand dat hier wordt gedoeld op de hiervoor beschreven verwijdering tussen Jabhat al-Nusra en IS, uitmondend in onderlinge strijd en de overhand van IS in de betrokken delen van Syrië in de jaren 2012 tot 2014. Verder zegt [naam verdachte] “
Juist, al- Raqqa . Ik was bij hen. En wie nam de bevelen in ontvangst? [naam 5] of dezelfde die bij ons zaten, bij de Nusra. En ze wachten dan op wie? Zij wachten op Abu Luqman. Want ik was toen bij hun”.
Uit de OVC-gesprekken volgt ook wat [naam verdachte] vertelt over wat hij destijds (onder meer) in Syrië zou hebben gedaan. Zo vertelt hij over een aanval op een grenspost (tenlastegelegd onder feit 3) waarbij hij aanwezig zou zijn geweest en hij zelf (zij het bedekt) te zien zou zijn (“
er is een fragment waarop ik duidelijk te zien ben”). Hierbij kijkt hij met zijn gesprekspartner - [naam getuige 1] - naar een video alwaar te zien is dat er gevechten plaatsvinden en uiteindelijk 17 gedode personen getoond worden en 2 gevangenen. Tijdens en na het kijken naar deze beelden legt [naam verdachte] uit wat er te zien is. Verder wordt er onder meer gelachen, gegiecheld en bootst [naam verdachte] schieten en ontploffingsgeluiden na. Hierna vertelt [naam verdachte] dat ze ook een auto hebben bestookt. Verder vertelt hij erover dat hij een bus vol Alawieten heeft aangehouden. Nadat deze mensen werden geslagen, bekenden (enkele van hen) dat ze geen burgers waren, maar ambtenaren die demonstraties onderdrukten. Bij deze actie is in ieder geval een persoon gedood en zijn anderen geslagen of vermoord.
Ook in een OVC-gesprek in de woning van [naam medeverdachte] op 9 november 2018 ziet de rechtbank bevestiging van de deelname van [naam verdachte] aan Jabhat al-Nusra. In dit gesprek, kort na de aanhouding van [naam verdachte] , spreken [naam getuige 3] ( [bijnaam 2] ), [naam medeverdachte] en zijn vrouw [naam 6] over deze aanhouding. Hierbij zegt [naam medeverdachte] onder meer
“hoe wisten ze dat we bij Jabhat Al Nus..a zaten/waren?”. Hierbij merkt de rechtbank op dat de verdachten ter verweer hebben gesteld dat dit een (zo begrijpt de rechtbank) ironische wijze van spreken is waarmee wordt bedoeld dat de spreker zich afvraagt waar men dergelijke onjuiste informatie vandaan haalt. Bij de beoordeling van dit verweer acht de rechtbank allereerst van belang dat [bijnaam 2] een duidelijk en rechtstreeks antwoord geeft op deze door [naam medeverdachte] gestelde vraag, namelijk dat een klacht was ingediend en dat – als dit niet was gedaan – niemand iets over hem (rechtbank leest: [naam verdachte] ) wist. Ten tweede speelt hierbij de context van het gesprek een rol. Zo zegt [naam medeverdachte] bijvoorbeeld dat hij (de rechtbank begrijpt: tegen [naam verdachte] ) gezegd heeft dat hij naar Canada of Australië moest gaan en wordt erover gesproken dat er geen beeldmateriaal van [naam verdachte] is omdat hij berekenend te werk ging toen hij daar (rechtbank leest: in Syrië) was. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door [naam verdachte] geschetste alternatieve uitleg van de zinsnede niet geloofwaardig en bedoeld om de waarheid te verhullen. Zij gaat uit van een letterlijke uitleg daarvan.
De betrokkenheid van [naam verdachte] bij Jabhat al-Nusra komt verder tevoorschijn in de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 3] ( [jaartal] ) en [naam getuige 4] ( [naam getuige 4] ). [naam getuige 1] , een schoolvriend, heeft verklaard dat [naam verdachte] tegen hem heeft gezegd dat hij een hekel heeft aan het regime en dat hij hiertegen heeft gestreden door middel van gewapende acties. Hierbij verklaart [naam getuige 1] dat [naam verdachte] hem heeft verteld over een actie tegen een bus van milities die pro-regime waren, waarbij [naam verdachte] als strijder van Jabhat al-Nusra aanwezig was. Deze verklaring komt overeen met wat in de OVC-gesprekken te horen is met betrekking tot de bus met Alawieten, zoals hierboven vermeld. Ook zou [naam verdachte] hem hebben verteld dat hij bij de gewapende mannen zat. [naam getuige 1] verklaart het verder niet terecht te vinden dat [naam verdachte] als IS-strijder in de media is weggezet. Hij was namelijk van Jabhat al-Nusra.
Hiernaast heeft [naam getuige 3] ( [jaartal] ) verklaard dat hij in Syrië een persoon met een lange baard heeft zien rijden en dat toen is gezegd dat dit [naam verdachte] zou zijn. Deze persoon zag er volgens de getuige uit als een lid van een groepering omdat hij reed in een grote auto waarin alleen leden van een bepaalde groepering konden rijden.
[naam getuige 4] heeft onder meer verklaard dat [naam medeverdachte] hem heeft verteld dat [naam verdachte] tot de intieme kring van al-Julani behoorde, waarbij hij onder meer zou hebben verteld dat [naam verdachte] hulp zou hebben verleend bij de behandeling van al-Julani toen hij was neergestoken. [naam medeverdachte] zou van deze relatie hebben geprofiteerd.
7.2.3.7b Aandeel van [naam verdachte] : leidinggevende rol binnen Jabhat al-Nusra
Bij de beoordeling of [naam verdachte] binnen Jabhat al-Nusra een leidende rol had, heeft de rechtbank acht geslagen op de contacten die [naam verdachte] blijkens het dossier met kopstukken van Jabhat al-Nusra onderhield en de leidinggevende activiteiten die hij ontplooide. In het dossier wordt hiervan melding gemaakt in de OVC-gesprekken, digitaal onderzoek en door getuigen. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de samenhang met de zaak van [naam medeverdachte] .
7.2.3.7b.1 Contacten met hooggeplaatste personen: OVC-gesprekken
Ter zitting heeft [naam verdachte] verteld dat hij al-Julani en al-Qahtani kende als medegevangenen uit Sednaya. Zoals overwogen in paragraaf 7.2.3.2 worden in de OVC-gesprekken meermaals de namen van hooggeplaatste personen binnen Jabhat al-Nusra genoemd. File 6 betreft (in deze gedeelten) een gesprek tussen [naam verdachte] en [naam medeverdachte] . In deze OVC-gesprekken komen specifieke beschrijvingen voor van situaties waarbij [naam verdachte] kennelijk verkeert in het gezelschap van kopstukken van Jabhat al-Nusra en/of IS. Deze beschrijvingen zijn gedetailleerd en intensief verhalend over de betrokkenheid van [naam verdachte] zelf, waarbij [naam medeverdachte] niet een onwetende luisteraar is, maar in ieder geval deels op de hoogte lijkt als het gaat om namen en posities. Een kenmerkende passage neemt de rechtbank hieronder op, die betrekking heeft op de rol van Abu Luqman, de inschatting die [naam verdachte] van deze man had gemaakt en zijn contact hierover met al-Julani:
[naam verdachte] : Hij kon hem niet verteren. Snap je wat ik bedoel? Hij kon hem niet verteren. Dit is hoe het zat bij Abu Luqman. Abu Luqman is gewend dat hij...
[naam medeverdachte] : Dat hij ...ntv...
[naam verdachte] : Juist. Niet alleen dat hij honden heeft, maar ook dat hij dichterbij de leiders komt. Hij probeerde, en hij probeerde bij Julani, maar Julani kon hem niet verteren. Al Julani zette mij altijd te midden van hun. Snap je?
(…)
[naam verdachte] : En dit is de reden waarom Abu Luqman kapsones heeft gekregen en uiteindelijk naar ze toe ging.
[naam medeverdachte] : ...ntv...
[naam verdachte] : Want ik zweer op God, als Abu Luqman was gekomen he?... En die vent heeft zich terug getrokken, toch? Maar toch staat heel Raqqa achter hem. Als hij was ...ntv... Dan had hij ze daar afgemaakt. Abu Luqman hen ...ntv... zoals hij ze kan maken/creëren, zo kan hij ze ook
vernietigen. Het ligt in zijn handen.
[naam verdachte] : Al-Julani kreeg spijt, “sorry” zei hij, maar dat zei hij niet tegen mij gisteren. Hij zei alleen: “dat Abu Luqman van ons geloof is. Wij kenden zijn waarde niet”. Ik zei toen tegen hem: “Ik heb het nog tegen jullie gezegd. En ik heb hem meerdere malen meegenomen en jullie ontliepen”. Ik zei tegen jullie: “Al- Raqqa , Al- Raqqa , Al- Raqqa , Al- Raqqa , Abu Luqman en ik bleven zeggen, Al- Raqqa betekent Abu luqman en Abu Luqman is Dam”. De jongens waren alleen gefocust op Aleppo, Idlib, Hama, snap je wat ik bedoel? En dus, zo zijn ze de andere gebieden vergeten.(…)
[naam verdachte] : Ja. En waar kwam ik vandaan? Ik kwam van al- Raqqa en ging naar Aleppo. Snap je mij? Dus hoe ging het verhaal toen?
[naam medeverdachte] : Jij kwam naar ons in Raqqa ?
[naam verdachte] : Juist, al- Raqqa . Ik was bij hen. En wie nam de bevelen in ontvangst? [naam 5] of dezelfde die bij ons zaten, bij de Nusra. En zij wachten dan op wie? Zij wachten op Abu Luqman. Want ik was toen bij hun. Zij zeiden toen: “wij zijn zoals sjeik Ayman het zegt: wij horen bij de Altandim”. Snap je wat ik bedoel? En wat nog correcter hier in Syrië is, voor de Jabha, is dat we Jabha blijven totdat wij een bevel krijgen om te worden. Snap je hoe?
[naam verdachte] : Zo sprak hij vorig jaar dus. Ik heb met hem gesproken en alles was in orde en zo. Ja, dus ik kwam en Abu Luqman kwam met het tegenover gestelde verhaal. Snap je wat ik bedoel? Dat is wat verandering heeft gebracht. ...ntv...stel bijvoorbeeld dat hij hier vermoord was en ze weten niet wie. Wie hem vermoord heeft bijvoorbeeld. Dan had ik bijvoorbeeld kunnen regeren en ging ik...
[naam medeverdachte] : ...als held. Dan was jij gebleven en dan zeq ie teqen ze: “ik wil een overplaatsinq naar Aleppo”.
[naam medeverdachte] : ...dan was ik gebleven, dan was ik blijvenwerken aan Aleppo.
Aansluitend zegt [naam verdachte] over zijn eigen positie het volgende:
[naam verdachte] : Waar was ik, ik als [naam verdachte] . Waar ben ik toen heen gegaan? Ik wist dat hij ...ntv...in al- Raqqa , omdat ik door Al-Julani aangesteld was. Ik was in die periode als Emirvan al- Raqqa aangesteld. Snap je wat ik bedoel? ...ntv...
Snap je wat ik bedoel? Dus zij weten dat ik de Emir ben en dat Abu Luqman mijn assistent was. In de periode dat Jabhat al-Nusra groeide. Al-Julani heeft mij als Emir aangesteld en heeft ook een assistent voor mij gezet. Ik accepteerde het niet. Toen ik samen met Abu Luqman in de auto zat op de terugweg in de avond en we hadden het bevel bij ons, zei ik tegen Abu Luqman: “publiceer het niet”. Snap je wat ik bedoel? Ik zei toen, ik zei tegen hem: “hou dit tussen jou en mij”. Ik heb zo rekening gehouden
met zijn gevoelens. Snap je wat ik bedoel?
[naam medeverdachte] :...ntv...
[naam verdachte] : Hij zei: “ja”. Ik zei toen: “ok, klaar. Voor de broeders en wij vereffenen het wel onderling. Mijn relatie met Julani zal gewoon zijn en jij blijft de Emir en ik sta bij je”. ...ntv... naar Al-Julani op bezoek gegaan.
[naam verdachte] heeft het in file 6 van de OVC-gesprekken ook over rechtstreeks contact met al-Adnani. Zo vertelt hij dat hij met al-Adnani onderweg ging toen [naam verdachte] in Jeheina verbleef (een wijk in de stad Al- Raqqa ), en vertelt hij dat hij met al-Adnani in de auto zat. In file 4 vertelt hij: “
Adnani plaatste mij, [naam 4] en Abu Luqman”. In file 7 vertelt [naam verdachte] tegenover [naam medeverdachte] en [bijnaam 2] het verhaal dat hij, samen met Abu Maria (al-Qahtani), al-Adnani heeft opgehaald. Geconfronteerd met deze uitlating, zegt [naam verdachte] bij de politie dat die passage over iemand anders ging, terwijl hij tijdens de rechtszitting vertelt dat het verhaal geheel verzonnen was. De rechtbank gaat echter uit van de woorden van [naam verdachte] toen hij zich onbespied waande en ziet hierin dus ook een indicatie dat [naam verdachte] een actieve rol had bij de initiële totstandkoming van Jabhat al-Nusra. Ook anderszins blijkt van rechtstreeks contact, kennelijk in een hiërarchische lijn, waarin al-Adnani opdrachten aan [naam verdachte] heeft gegeven: in file 7 zegt hij:
“En Abu Maria had ons een bevel gegeven om niet te gaan schieten. Jullie moeten de operatie afronden zonder een kogel. Dat wij niet genoodzaakt moesten zijn. Als je genoodzaakt wordt zei hij, dood dan met een mes voordat... (ntv) een kogel, (ntv) ...de staat, het regime.”
[naam verdachte] : Al Adnani heeft tegen mij gezegd, hij zei tegen mij: "Ga emirs aanstellen.”(ntv) heeft hem beschreven. Verhalen dus. Begrijp je mij? Verhalen. Vrouwengezeik. Wij doen rustig aan. Het is vrouwengezeik. Al Adnani en Abu Imad. En die Al Bagdadi, wij waren te klein voor hem. Hij is goed dus. Als een persoon. Maar wat? Degenen om hem heen hebben het in zijn hoofd gezet. En anders kwam hij zeggen: "Er is niemand zoals Al Jolani dus." Wat Al Jolani gewerkt heeft... niemand had het gedaan. Niets, in het begin dat hij kwam. Daarna werd hij wakker [opm: opgewekt]. Dat, “Breng mij de emirs", "Ik wil alle emirs ontmoeten". Hij ging de emirs ontmoeten en ieder ging hem apart trouw zweren. Voor wie?! Is een lange kwestie, ik wil het er niet over hebben.
7.2.3.7b.2 Contacten met hooggeplaatste personen: Digitaal onderzoek
Ook in het digitaal onderzoek is informatie aangetroffen die erop duidt dat [naam verdachte] contacten had met hooggeplaatste personen. In een ander onderzoek, 26Attleborn, werd eerder de iPhone 6 van [naam verdachte] in beslag genomen. In deze telefoon is een audiobericht gevonden dat door [naam medeverdachte] aan [naam verdachte] is doorgestuurd. Dit bericht luidt:
[bijnaam 1] is schoon wat de DAWAISH (IS leden) betreft. En [bijnaam 1] ehhhh werkelijk is hij boos geworden en inderdaad is hem zo goed als onrecht aangedaan.
En zijn recht is ingekort. En hij had contact met mij. En ik heb te horen gekregen dat [bijnaam 1] is gevangengehouden. En ze hebben wat verhalen over hem verzonnen.
Ik heb tegen ze gezegd: "Wie wat heeft tegen [bijnaam 1] , moet met mij gaan praten”. [bijnaam 1] had als laatst connectie met ons. De man is vertrokken enkel met zijn kleren. OK?
En ik heb tegen ze gezegd: "Als er zaken zijn. Het zijn zaken misschien tussen ons en [bijnaam 1] , niemand heeft daar iets mee te maken en niemand moet praten en ik laat niet toe dat iemand praat".
Na stemanalyse is met voldoende mate van zekerheid de persoon die het bericht inspreekt aangeduid als Al-Qahtani. Het bericht zelf kan worden aangemerkt als een verdediging van de persoon die [bijnaam 1] wordt genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat met de genoemde [bijnaam 1] , [naam verdachte] wordt aangeduid. Hiertoe baseert de rechtbank zich op de uiting van [naam verdachte] in file 4 van de OVC-gesprekken waarin hij zegt dat hij [bijnaam 1] was, de verklaring van getuige [naam getuige 5] dat [naam verdachte] [bijnaam 1] heette en de vermelding van de naam in Whatsapp in de telefoon van [naam verdachte] .
7.2.3.7b.3 Contacten met hooggeplaatste personen: Getuigen
Ook verschillende getuigen verklaren dat (zij hebben vernomen dat) [naam verdachte] binnen Jabhat al-Nusra contacten had met hooggeplaatste personen. Zo heeft [naam getuige 4] verklaard dat [naam medeverdachte] tegen hem heeft gezegd dat [naam verdachte] tot de interne kring van Jabhat al-Nusra hoort. Hiernaast heeft [naam getuige 3] ( [jaartal] ) verklaard dat [naam medeverdachte] hem heeft verteld dat Abu Luqman hem zijn bijnaam – [bijnaam 3] – heeft gegeven. Dit contact van ook [naam medeverdachte] met deze belangrijke leider van Jabhat al-Nusra bevestigt in algemene zin de positie van beide broers. Verder heeft hij, zoals eerder in dit vonnis vermeld, verklaard dat hij [naam verdachte] in Syrië gezien zou hebben in een hoedanigheid van iemand binnen een groepering. De verklaringen van deze getuigen werken in ondersteunende mate mee aan de vaststelling dat [naam verdachte] contacten had met de leiding van Jabhat al-Nusra.
7.2.3.7b.4 Contacten met hooggeplaatste personen: FBI onderzoek
Via de FBI is een transcriptie facebookchat ontvangen tussen twee niet kennelijk met [naam verdachte] of [naam medeverdachte] verbonden personen die over [naam verdachte] uitwisselen dat hij erg dicht stond bij (onder meer) Abu Maria en alJulani “
En hij was prima omhoog geklommen.”
7.2.3.7b.5 Contacten met hooggeplaatste personen: Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [naam verdachte] intensief contact had met de leidinggevenden van Jabhat al-Nusra. De uiterlijke verschijningsvorm van de omgang van [naam verdachte] met kopstukken van Jabhat al-Nusra waarover de verdediging spreekt, beschouwt de rechtbank dan ook precies als wat het lijkt: betrokkenheid bij de leiding van de organisatie. Dit contact wijst er reeds op dat [naam verdachte] een rol had in Jabhat al-Nusra die het gewone lidmaatschap oversteeg.
7.2.3.7b.6 Leidinggevende activiteiten: algemeen
In de OVC-gesprekken wordt meermalen vermeld dat [naam verdachte] een leidinggevende rol vervulde. In file 3 zegt [naam verdachte] “Deze, ik zat met hem in de leiding” als hij met [naam getuige 1] een video van de aanval op de grenspost zit te kijkenen zegt hij “
Wat belangrijk is, ik heb tegen ze gezegd: Maak ze niet af. Stuur ze alle zeven naar het noorden... naar Al Rashid, (ntv). Kijk uit bij Shheel.”,wat als een bevel kan worden geïnterpreteerd en blijk geeft van een leidinggevende rol.In file 6 zegt [naam verdachte] dat hij was aangesteld als emir en dat hij vervolgens rekening hield met de gevoelens van Abu Luqman door hem als emir naar voren te schuiven:
“Waar was ik, ik als [naam verdachte] . Waar ben ik toen heen gegaan? Ik wist dat hij ...ntv...in al- Raqqa , omdat ik door Al-Julani aangesteld was. Ik was in die periode als Emir van al- Raqqa aangesteld. Snap je wat ik bedoel? ...ntv... Snap je wat ik bedoel? Dus zij weten dat ik de Emir ben en dat Abu Luqman mijn assistent was. In de periode dat Jabhat al-Nusra groeide. Al-Julani heeft mij als Emir aangesteld en heeft ook een assistent voor mij gezet. Ik accepteerde het niet. Toen ik samen met Abu Luqman in de auto zat op de terugweg in de avond en we hadden het bevel bij ons, zei ik tegen Abu Luqman: “publiceer het niet”. Snap je wat ik bedoel? Ik zei toen, ik zei tegen hem:
“hou dit tussen jou en mij”. Ik heb zo rekening gehouden met zijn gevoelens. Snap je wat ik bedoel?
(….) Hij zei: “ja”. Ik zei toen: “ok, klaar. Voor de broeders en wij vereffenen het wel onderling. Mijn relatie met Julani zal gewoon zijn en jij blijft de Emir en ik sta bij je”. ...ntv...”.
Dit betrof blijkbaar een situatie waarbij [naam verdachte] de mogelijkheid en positie had om in te gaan tegen zijn aanstelling als emir door de leider van Jabhat al-Nusra, hetgeen ook zijn bijzondere positie markeert. Verder vertelde [naam verdachte] in file 6 aan [naam medeverdachte] dat al-Julani vertelde over [bijnaam 1] (waarvan [naam verdachte] heeft erkend dat hij zo werd aangeduid): “
Al-Julani zei tegen hem dat [bijnaam 1] speciaal werk heeft vraag niks aan hem”.In file 7 vertelt [naam verdachte] dat al-Adnani hem heeft opgedragen om emirs aan te stellen, wat zijn status binnen het leiderschap van Jabhat al-Nusra bevestigt . En voorts: “
we hadden vier, vijf kazernes. We hebben hem als leider van de kazernes aangesteld.”
Een andere aanwijzing voor de betrokkenheid van [naam verdachte] bij Jabhat al-Nusra is gelegen in zijn kennis van de strijd, die op verschillende plaatsen in de OVC-gesprekken naar voren komt. [naam verdachte] was op de hoogte van tactieken en actie (geweldshandelingen) van Nusra. In file 3 spreekt hij over “vullingen”, “veroveren” en het “vrije leger”, alsmede over “de goede dagen waar actie in zat “
ik bedoel echte action”. Dat [naam verdachte] ook daadwerkelijk met wapens in aanraking is geweest blijkt uit verschillende uitlatingen in de OVC-gesprekken. In file 4 (aanvulling) zegt [naam verdachte] : “
je slaapt met je hand op de trekker”In file 7 vertelt hij dat met “de Sheikh” heeft gesproken over scherpschuttersgeweren en het gebruik van geluidsdempers en daar zelf blijkbaar over beschikte. Tijdens een gesprek met [naam getuige 3] vertelt [naam verdachte] erover dat hij met een gordel om sliep. Hij legt uitgebreid hoe een dergelijke gordel werkt alsmede over de werking van explosieven in een auto. Hiernaast vertelt hij dat hij les heeft gekregen in het maken van explosieven die in flessen van ijzer werden getransporteerd.
De andere uitleg die [naam verdachte] aan het noemen van deze instrumenten heeft gegeven (algemene kennis van gebruikelijke explosieven bij de oliewinning) acht de rechtbank bezien naar inhoud en strekking van deze passage ongeloofwaardig. In file 4 heeft hij het over een aanslag, dat er veel munitie opslag te behalen was en dat ze de raketten hadden opgeslagen; heel veel en best groot.Ook spreekt hij in file 7 over een actie in het begin van 2012 waar hij gelet op zijn woorden bij betrokken is geweest:
Hij ging vluchten. Wij zijn gegaan om... (ntv) te nemen. Al Qadmus. 5 miljoen Syrische lira. Wij zijn het bureau van Al Qadmus in Al Hasaka binnen gegaan. Hij is gevlucht.. . gevlucht. . . gevlucht. Hij
is militair en gevlucht boven. Toen er geschoten werd ging hij vluchten en wij waren nog nieuwe soldaten, zijn wij niet gevlucht. En hij is gevlucht. Hij ging rennen. En hij ging schreeuwen. En
Abu Maria had ons een bevel gegeven om niet te gaan schieten. Jullie moeten de operatie afronden zonder een kogel. Dat wij niet genoodzaakt moesten zijn. Als je genoodzaakt wordt zei hij, dood dan met een mes voordat... (ntv) een kogel, (ntv) ...de staat, het regime. Dat was begin 2012. En hij heeft de eerste kogel afgevuurd. Hij heeft geschoten en toen is er een gevecht tussen ons en een patrouille ontstaan. En wij waren klaar met de operatie en wij zouden weqqaan. (ntv) ...en hij ging vluchten.
7.2.3.7b.7 Leidinggevende activiteiten: vrije rol
Uit al het voorgaande volgt dat de aard van de rol van [naam verdachte] kennelijk niet die was van een reguliere leidinggevende. In het dossier wordt op verschillende plaatsen aangegeven dat [naam verdachte] bij Jabhat al-Nusra een ‘vrije’ rol had. De getuige [naam getuige 1] , die verklaart over wat [naam verdachte] hem zelf heeft verteld, spreekt hierover in zijn verhoor. [naam verdachte] had gezegd: “
Ik had geen vaste positie, ik was vrij”, “
ik houd niet van verplichtingen en ik wilde gewoon vrij bewegen”en dat hij ging bewegen in verschillende gebieden in Syrië.Dit strookt tevens met de eigen woorden van [naam verdachte] , die in file 7 vertelt wat hij in Syrië deed. Hij vertelt: “
Ik was veiligheidsfunctionaris. Ik heb met hem gezeten. Ik zat met de Sheikh zelf. Kletsen, ik zeg tegen hem bijvoorbeeld, ik heb X gezien toen ik naar Istanbul ging. X is verstopt op plaats X. X is zo.”Ook in file 12, in een gesprek met [naam 7] (die een verhouding had met [naam verdachte] ) op 6 oktober 2016, wordt een dergelijke rol geschetst:
“Hij leefde als banneling, dus ik (ntv) aan het werk was hiervoor, ik moest mijn missies werken, ik moest die mensen vinden, begrijp je en ik (ntv) hem... Ja en...ja, dat soort dingen...maar ik heb niet...ik...ik...ik denk, ik denk dat ik ben vergeten waar, ik denk dat ik mijn [opm.: in het Nederlands] onderzoek [opm.: in het Engels] deed naar hem en ik weet waar hij veranderde, hoeveel hij betaald heeft (ntv) het was heel nuttig en ik... het is vijf jaar geleden, ik schrijf alles op en stuur het terug naar Syrië, maar ik heb niet...ik heb niet over hem geschreven, maar ze wilden hem dood hebben toen, dat is het hele verhaal”.
De omstandigheden dat [naam verdachte] mogelijk – zoals hij tegenover de politie heeft verklaard – geen eed van trouw heeft gezworen en zelf geen emir heeft gehad, acht de rechtbank, mede tegen de achtergrond van de beschreven ‘vrije’ rol, niet doorslaggevend.
7.2.3.7b.8 Leidinggevende activiteiten: steunbewijs
Al het voorgaande vormt de grondslag voor het oordeel dat [naam verdachte] daadwerkelijk als leidinggevende betrokken was bij Jabhat al-Nusra. Dit gegeven vindt voorts steun in een aantal andere omstandigheden, die op zichzelf genomen niet doorslaggevend zijn voor het oordeel dat [naam verdachte] deel uitmaakte van Jabhat al-Nusra, maar in onderling verband deze conclusie in voldoende mate ondersteunen.
- In file 7 wordt in het verlengde van het verhaal van [naam verdachte] over al-Adnani gesproken over het vele geld dat werd uitgegeven, waarbij [naam verdachte] het heeft over “onze maandelijkse kosten”. “
Vijf miljoen dollar eten en drinken…zonder bewapening. Zonder wapens, telde niet mee in de uitgaven.”Dat dit over liefdadigheidsgelden zou gaan zoals [naam verdachte] op zitting heeft verklaard acht de rechtbank, gegeven het vermelden van het niet meetellen van wapens, onaannemelijk.
- De verhalen die volgens [naam verdachte] de ronde deden over zijn positie als “tweede man na al-Julani” bieden steun voor de aanname dat hij een invloedrijke positie had. Hetzelfde geldt voor zijn opmerking in deze file 4 waarin hij die geruchten onder woorden brengt als “
maar wie is al-Nusra…ntv…Al-Nusra is [naam verdachte]”
- [naam verdachte] heeft gevangen gezeten in Sednaya en heeft daarmee jarenlang geleden onder het regime van Assad. Ter zitting heeft hij aangegeven de dood van soldaten van Assad niet te betreuren, in reactie op een vraag over zijn commentaar op de hiervoor genoemde ter zitting getoonde video opname van een overval op een grenspost waarbij de dode regime-soldaten werden geteld, die kennelijk onderwerp was van het gesprek in OVC file 3. Het is ook niet onwaarschijnlijk dat [naam verdachte] , net als andere ex-gevangenen van Sednaya, (mede) vanuit persoonlijke motieven zich heeft verzet tegen het regime. In OVC file 9 zegt hij tegen [naam 7] “
En toen ging ik naar Al Nusra (…) 6 jaar wil ik wraak nemen.” Dat [naam verdachte] ook verklaard heeft dat hij te weinig heeft gedaan en zich daarom slecht voelt, wil niet zeggen dat hij niet aan het verzet heeft deelgenomen. [naam 7] heeft tegenover de politie verklaard dat [naam verdachte] betrokken is geweest bij het verzet tegen Assad. Ook heeft zij gezegd dat [naam verdachte] had haar had verteld dat hij zich had aangesloten bij de alliantie tegen Assad en dat toen in de media kwam dat hij betrokken was bij Jabhat al-Nusra, zij niet verrast was door die informatie.
7.2.3.7b.9 Leidinggevende activiteiten: relatieve onbekendheid
[naam verdachte] heeft erop gewezen dat er weinig informatie over hem beschikbaar is, wat onwaarschijnlijk zou zijn als hij daadwerkelijk een emir was geweest. In de eerste plaats merkt de rechtbank op dat deze stelling in strijd lijkt met het ‘regionale’ beeld van [naam verdachte] ’ relatieve bekendheid met leiders van Jabhat al-Nusra (de door de verdediging genoemde uiterlijke verschijningsvorm) waar [naam verdachte] zelf melding van maakt. In de tweede plaats overweegt de rechtbank dat de ‘vrije rol’ die [naam verdachte] heeft gehad een mogelijke verklaring is voor het ontbreken van een vermelding in een openbare bron. Maar hoe dan ook is [naam verdachte] kennelijk voorzichtig geweest met in het openbaar op te vallen. Dit laatste volgt ook uit verschillende stukken in het dossier. Zo verklaart getuige [naam getuige 1] op de vraag waarom [naam verdachte] – als goede vriend van [naam getuige 1] – voorzichtig zou zijn informatie met hem te delen dat hij weliswaar met hem bevriend is, maar het algemeen bekend is dat mensen van Jabhat al-Nusra altijd voorzichtig zijn en onbekend willen blijven. Dat deze mensen een masker dragen en een andere naam gebruiken. Hij zegt verder dat hij (de rechtbank leest: [naam verdachte] ) niet wilde dat iemand een opname maakt, zodat hij niet bekend zou worden. Ook verklaart hij dat [naam verdachte] gezegd heeft dat hij geen sporen heeft achtergelaten en dat hij ergens anders dan in Al Tabqa was zodat mensen hem daar niet kenden. Verder verklaart hij dat [naam verdachte] heeft gezegd dat hij ten eerste wilde emigreren naar Europa en wilde dat niemand er achter zou komen wat hij in het verleden had gedaan en ten tweede dat het niet gemakkelijk is geweest om te deserteren of te over lopen van de organisatie en dat hij dan misschien zelf door de organisatie vervolgd of gezocht zou worden.
Ook uit de eigen woorden van [naam verdachte] in file 2 volgt dat de leden van Jabhat al-Nusra erg voorzichtig waren met het openbaren van hun identiteit. Hiernaast heeft [naam verdachte] ook na zijn vertrek naar Nederland in 2016 zorgen over herkenning. Hij spreekt in file 6 met [naam medeverdachte] over het moment dat [naam 7] kennelijk in zijn openstaande I-pad zijn Twitter-account heeft gezien:
“Daar zat Twitter op. Ik hield contact met de jongens/de strijders via Twitter. We hebben een appartement gehuurd. Ik ging iets halen, ik kan me niet goed herinneren, om iets te halen, Ik vergat mijn iPad af te sluiten, hij was aan. Ze maakte toen gebruik van de iPad met haar eigen Twitter account. Ze heeft mij later die dag verteld hahaha! En ze heeft wat foto’s, dingen gezien en zo...
[naam medeverdachte] : hahahaha!
[naam verdachte] : ...Ik was toen nog in ...ntv... en ik kwam net nieuw uit de hele sfeer. Verdomme, ze zei het tegen me en ik dacht bij mezelf: “ik heb nog niet eens een verblijfsvergunning” hahahahahaha”
De meest waarschijnlijke verklaring voor de terughoudendheid dan wel geheimhouding is dat [naam verdachte] als onderdeel van het verzet tegen Assad herkenbaar zou zijn, waarbij de belastende omstandigheid van zijn lidmaatschap van Jabhat al-Nusra een belangrijke rol kan spelen. Steun voor deze gedachte vindt de rechtbank in de uitlatingen die [naam verdachte] doet tegenover [naam getuige 1] in OVC file 2 in de nacht van 2 op 3 april 2016. In deze nacht voeren [naam verdachte] en [naam getuige 1] een gesprek over een foto. [naam verdachte] zegt hierbij dat het toen niet toegestaan was om foto’s te maken en dat deze stiekem is gemaakt.In het dossier wordt gewezen op de mogelijke samenhang van dit gespreksonderwerp met de publicatie van een foto met artikel over al-Julani van 2 april 2016.De zorg die [naam verdachte] heeft over zijn herkenbaarheid is ook terug te vinden in OVC-gesprekken waaraan [naam medeverdachte] en diens echtgenote deelnemen, alsmede een telefoontap als [naam medeverdachte] contact heeft met zijn echtgenote over een onderzoek door de politie naar [naam verdachte] . Daaruit blijkt verontrusting dat hun verleden in Syrië breder bekend wordt en blijkt bovendien dat zij hun verklaringen op elkaar afstemmen. Dat een aantal van deze gesprekken van [naam medeverdachte] – onder meer met inzittenden van zijn Mercedes op de route van of naar Duitsland - plaatsvinden rond hun getuigenis in een Duitse strafzaak tegen mede-Syriërs ondersteunt deze gedachte verder.
Hieruit volgt dat met het argument van de verdediging dat er te weinig openbare informatie is om de leidinggevende rol van [naam verdachte] te onderbouwen, de voorgaande bevindingen niet zijn weerlegd.
7.2.3.7c Aandeel van [naam verdachte] : conclusie
Gelet op hetgeen is overwogen in paragraaf 7.2.3.7 concludeert de rechtbank dat [naam verdachte] in de tenlastegelegde periode was aangesloten bij Jabhat al-Nusra en dat hij hierbij een leidinggevende rol had.
7.2.3.8.
Veroordeling [naam medeverdachte]
Bij uitspraak van heden is [naam medeverdachte] veroordeeld wegens het vervullen van een leidinggevende rol bij Jabhat al-Nusra.
Hoewel diens rol en activiteiten afweken van die van [naam verdachte] zelf, vormt het bewijs van zijn deelname en leidinggeven aan een terroristische organisatie mede een ondersteuning voor de hiervoor genoemde conclusie. Dit volgt reeds uit de samenhang die in de bewijsmiddelen – met name in de eigen uitingen van verdachten in de OVC-gesprekken – is te lezen tussen hun levens in de ten gelaste gelegde periode, waaronder hun gedeelde kennis van en ervaringen met de leiders van Jabhat al-Nusra. Die samenhang maakt het waarschijnlijker dat als betrouwbaar te beschouwen (delen van) bewijsmiddelen in de zaak van de een, kunnen worden gevolgd in de zaak van de ander.
7.2.3.9.
Eindconclusie ten aanzien van de feiten 1 en 2
Wettig en overtuigend is bewezen dat [naam verdachte] heeft deelgenomen aan Jabhat al-Nusra, een terroristische organisatie die het oogmerk had om terroristische misdrijven te plegen, terwijl hij deze organisatie (mede) heeft opgericht en hieraan leiding heeft gegeven, zodat feit 1 bewezen zal worden verklaard. Ook het tenlastegelegde in feit 2 is wettig en overtuigend bewezen. Met de vaststelling dat [naam verdachte] leiding gaf aan Jabhat al-Nusra heeft hij, tezamen en in vereniging met de leden van deze organisatie, zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van terroristische misdrijven.