Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..Het verweer
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonstad Rotterdam (eiseres) en een gedetineerde huurder (gedaagde). De gedaagde, die in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden verblijft, had een huurzorgovereenkomst met Woonstad in het kader van een woonbegeleidingstraject. Deze overeenkomst was onlosmakelijk verbonden met een woonbegeleidingsovereenkomst met het Centrum voor Vrijwillige en Professionele Maatschappelijke Dienstverlening (CVD).
De vordering van Woonstad was gericht op de ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat het CVD de woonbegeleidingsovereenkomst had beëindigd wegens agressief gedrag van de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat de beëindiging van de woonbegeleidingsovereenkomst ook de huurovereenkomst met Woonstad beëindigde, waardoor de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef.
De rechter overwoog dat de gedaagde niet voldeed aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat het CVD in redelijkheid de begeleiding had kunnen beëindigen. De kantonrechter wees de vordering van Woonstad toe en bepaalde dat de gedaagde de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan Woonstad.