In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De moeder van [naam kind] heeft op 21 mei 2021 een verzoekschrift ingediend tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, waarbij zij ook verzocht om de GI te vervangen en om een onafhankelijk onderzoek naar de noodzaak van een gesloten plaatsing. De vader heeft ingestemd met het verzoek van de GI en verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder. De kinderrechter heeft de zaken met gesloten deuren behandeld en de betrokkenen gehoord, waaronder de moeder, de vader, de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de GI.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er verschillende visies zijn over de verblijfplaats van [naam kind] en de werkwijze van de GI. De moeder heeft zorgen geuit over de veiligheid van [naam kind] op de open groep, terwijl de vader zich zorgen maakt over de strenge bejegening op de groep. De GI heeft aangegeven dat een gesloten plaatsing niet noodzakelijk is en dat er een veiligheidsplan is opgesteld. De bijzondere curator heeft voorgesteld om [naam kind] te laten screenen door een onafhankelijke gedragsdeskundige om de situatie beter in kaart te brengen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [naam kind] is om de huidige plaatsing te continueren en heeft de verzoeken van de moeder voor een korte periode aangehouden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 3 november 2021 en verzocht om rapportages over de stand van zaken. De zaak zal op 25 oktober 2021 opnieuw worden behandeld.