ECLI:NL:RBROT:2021:882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
8905458 VV EXPL 20-492
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning op basis van gebruiksovereenkomst na afloop Leegstandswetvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Havensteder en [gedaagde], vertegenwoordigd door [naam bewindvoerder] q.q. De zaak betreft de ontruiming van een woning die door [gedaagde] werd bewoond op basis van een gebruiksovereenkomst, nadat de huurovereenkomst op grond van de Leegstandswet was geëindigd. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan op 18 januari 2018, maar de vergunning voor tijdelijke verhuur op basis van de Leegstandswet was op 20 september 2018 verlopen. Havensteder heeft [gedaagde] op 26 augustus 2019 de gebruiksovereenkomst opgezegd, met een beëindiging per 8 november 2019. Sindsdien verblijft [gedaagde] zonder recht of titel in de woning.

Havensteder vorderde in kort geding de ontruiming van de woning, stellende dat er een spoedeisend belang is bij de ontruiming, aangezien de woning uiterlijk op 30 april 2021 leeg moet worden opgeleverd in verband met een ontwikkelovereenkomst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] voldoende tijd heeft gehad om alternatieve woonruimte te zoeken en dat de opzegtermijn van de gebruiksovereenkomst redelijk was. De rechter heeft [naam bewindvoerder] q.q. veroordeeld om de woning uiterlijk op 23 april 2021 te ontruimen, met veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om tijdig te communiceren over beëindiging van huur- of gebruiksovereenkomsten en de rechten van huurders in dergelijke situaties. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Havensteder grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering jegens [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8905458 VV EXPL 20-492
uitspraak: 27 januari 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de voorzieningenrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.A. den Engelsen en mr. E. Boot te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
2. [naam bewindvoerder] h.o.d.n. [naam bedrijf] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde] ,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’, ‘ [naam bewindvoerder] q.q.’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de voorzieningenrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 24 december 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de aanvullende productie nummer 15 aan de zijde van Havensteder.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 5 januari 2021. Bij de mondelinge behandeling zijn namens Havensteder de heer [naam persoon 1] (bedrijfsjurist), mevrouw [naam persoon 2] (manager wijkteam) en mevrouw [naam persoon 3] (sociaal begeleider) verschenen, bijgestaan door de gemachtigden van Havensteder. [gedaagde] is in persoon verschenen en bijgestaan door [naam bewindvoerder] q.q. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.
1.3
Met instemming van partijen is deze procedure gelijktijdig behandeld met de procedures die bij dit gerecht aanhangig zijn onder zaaknummers 8904890 VV EXPL 20-489, 8905375 VV EXPL 20-491, 8905626 VV EXPL 20-494, 8905705 VV EXPL 20-495, 8905731 VV EXPL 20-497, 8905737 VV EXPL 20-498, 8905742 VV EXPL 20-500, 8905745 VV EXPL 20-501, 8905746 VV EXPL 20-502, 8905747 VV EXPL 20-503, 8905748 VV EXPL 20-504, 8905749 VV EXPL 20-505, 8905750 VV EXPL 20-506 en 8906625 VV EXPL 20-507.
1.4
De voorzieningenrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
De goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde] zijn onder bewind gesteld waarbij [naam bewindvoerder] is benoemd tot bewindvoerder.
2.2
Havensteder heeft als verhuurster op 18 januari 2018 met [gedaagde] als huurder een huurovereenkomst ex artikel 15 van de Leegstandswet gesloten voor de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel (hierna: de woning). De woning is onderdeel van de wijk “Hoven II”.
2.3
De Hoven II bestaat uit twaalf identieke portiekflats met in totaal 360 woningen. De gemeente Capelle aan den IJssel (hierna: de gemeente) heeft in samenwerking met Havensteder plannen gemaakt voor herstructurering van De Hoven II, waarbij tien van de twaalf portiekflats worden gesloopt. De woning bevindt zich in één van deze tien portiekflats.
2.4
In de huurovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:

Tijdelijke huurovereenkomst ex artikel 15 Leegstandswet
(…)
In aanmerking nemende:

dat voor de hierna te noemen woning door burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel aan verhuurder vergunning met kenmerk [kenmerk] van 20 september 2011 is verleend tot het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandswet;

dat de vergunning van B en W is verleend voor het tijdvak aanvangende op 20 september 2011 en behoudens verlenging eindigende op 19 september 2013;

dat krachtens de vergunning de huurprijs van de hierna te noemen woning niet meer dan € <481,63 tot 634,19 per maand (prijspeil 1 juli 2011). Zie vergunning > mag bedragen;

dat op de te sluiten huurovereenkomst de artikel 204; 206; 207; 208; 232; 242; 247; 269 lid 1 en 2; 270; 271 lid 4 tot en met 8; 272 tot en met 277; 278 lid 1 en 2; 281 van Boek 7 BW niet van toepassing zijn;

dat de woning binnen afzienbare tijd zal worden gesloopt (of: ingrijpend zal worden verbeterd);

dat indien tot sloop (of: ingrijpende verbetering) overgegaan zal worden Havensteder een voorstel kan doen om de tijdelijke overeenkomst om te zetten naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd onder de dan geldende huur- en algemene voorwaarden van Havensteder;

dat op de te sluiten huurovereenkomst voorts van toepassing is het bepaalde in artikel 15 zesde en zevende lid en artikel 16 van de Leegstandwet;
(…)
De overeenkomst wordt met ingang van 18 januari 2018, aangegaan voor onbepaalde tijd, maar ten minste voor zes maanden.
Zonder opzegging eindigt deze overeenkomst op het tijdstip dat de in de aanhef genoemde vergunning van B. en W. haar geldigheid verliest.
(…)”.
2.5
De gemeente heeft op 20 september 2011 voor de woningen gelegen aan het [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] een vergunning op grond van de Leegstandswet afgegeven. Uit die door Havensteder overgelegde vergunning blijkt - voor zover van belang - het volgende:

(…) Op basis van uw verklaring verlenen wij u op grond van artikel 15 van de leegstandwet voor maximaal twee jaar vergunning voor de tijdelijke verhuur van de woningen gelegen aan de [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] . (…)
De tijdelijke verhuur zal per complex ingaan op de volgende data:
- [straatnaam 1] : datum van deze brief;
- [straatnaam 2] : per 1 april 2012;
- [straatnaam 3] : per 1 september 2012.
De woning dient voor minimaal zes maanden en maximaal twee jaar te worden verhuurd. Bij het beëindigen van de huurovereenkomst dient u een opzegtermijn richting de huurder te hanteren van drie maanden.
(…)
Op grond van de Leegstandswet kan de tijdelijke verhuur met drie afzonderlijke jaren worden verlengd tot een maximum van vijf jaar. Indien u een verlenging van de tijdelijke verhuur wenst, dient steeds opnieuw voor ieder afzonderlijk jaar een verzoek te worden ingediend. Elk nieuw verzoek wordt getoetst aan de bepalingen van de Leegstandswet. De Leegstandswet bepaalt uitdrukkelijk dat een verzoek tot verlenging uiterlijk tot het tijdstip waarop de vergunning haar geldigheid verliest kan worden ingediend. (…)”.
2.6
De gemeente heeft de aan Havensteder verleende vergunning voor de woning verlengd op 16 september 2013, 24 juni 2014, 12 mei 2015, 20 september 2016 en 19 september 2017. In de verlenging van 19 september 2017 staat - voor zover van belang - het volgende:

Hierbij verlengen wij de op 20 september 2011 aan u verleende vergunning tijdelijke verhuur ex artikel 15 van de Leegstandwet voor de 360 woningen in het complex de Hoven fase 2 gelegen aan de [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] opnieuw met één jaar tot 20 september 2018. Uw verzoek tot verlenging is ontvangen binnen de daarvoor geldende termijn.
(…)
Op grond van de Leegstandwet is dit de laatste keer dat de vergunning kan worden verlengd, omdat hiermee de maximale termijn van zeven jaar wordt bereikt. Feitelijk betekent dit dat u – omdat de minimale verhuurtermijn van zes maanden bedraagt – na 20 maart 2018 geen nieuwe tijdelijke huurovereenkomsten op grond van deze vergunning meer kunt afsluiten. (…)”.
2.7
In de nieuwsbrief van 29 januari 2018 is aan de bewoners van de Hoven II, voor zover van belang, het volgende bericht:

De afgelopen jaren lag de ontwikkeling van de woningen in De Hoven 2 stil. Hier komt verandering in. In deze nieuwsbrief brengen wij u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. De informatie in deze nieuwsbrief is bestemd voor u als onze huurder met een vast of tijdelijk huurcontract.
Sloop én renovatie
In opdracht van Havensteder en de gemeente Capelle aan den IJssel maken drie ontwikkelaars een plan voor de herontwikkeling van De Hoven 2: de woningen aan de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] . Uitgangspunt is dat we tien woongebouwen gaan slopen en twee woongebouwen gaan renoveren. Welke woongebouwen er gerenoveerd worden is nu nog niet bekend. Het gaat om een ingrijpende renovatie waarvoor alle bewoners moeten uitverhuizen.
(…)
Bent u huurder met een tijdelijk huurcontract van na 20 september 2011?

In september 2017 heeft de gemeente voor de laatste keer de leegstandwetvergunning met één jaar verlengd. Omdat wij woningen niet langer dan zeven jaar tijdelijk mogen verhuren, kunt u dus tot uiterlijk 20 september 2018 uw woning tijdelijk blijven huren.

U ontvangt daarom in maart 2018 een brief waarin wij de huur opzeggen per 20 september 2018. Daarmee houden we ons aan de opzegtermijn van een halfjaar uit uw huurcontract.

U hoeft echter niet gelijk te verhuizen. We gaan immers in september 2018 nog niet gelijk slopen of renoveren, want nog niet alle vaste huurders zijn dan al gelijk verhuisd. We willen liever dat zoveel mogelijk woningen bewoond blijven tot de start van de sloop of renovatie.

Daarom kunt u als tijdelijk huurder uw huurcontract na 20 september wel voortzetten als een bruikleenovereenkomst. Dit is een vorm van anti-kraak waarbij u de woning in bruikleen krijgt in plaats van dat u hem huurt. U betaalt dan ook geen huur, maar een kleine tegemoetkoming in service- of administratiekosten.

U kunt in uw woning blijven wonen tot we hem gaan slopen. We weten nu nog niet wanneer dat zal zijn, dat hangt van heel veel dingen af. Bijvoorbeeld de volgorde van het bouwplan, de bestemmingsplanprocedure en hoe snel de vaste huurders een nieuwe woning vinden. Wij hebben maar 1 maand opzegtermijn en wij hoeven u geen andere woning aan te bieden.

Wanneer u als tijdelijke huurder overlast (heeft) veroorzaakt, dan kunt u uw tijdelijke huurcontract niet omzetten in een bruikleenovereenkomst. In dat geval moet u dus op 20 september 2018 zelf een andere woning hebben gevonden.

Wilt u geen bruikleenovereenkomst, dan zorgt u er zelf voor dat u voor 20 september 2018 een andere woning vindt. Met een tijdelijk huurcontract hoeven wij u namelijk geen andere woning aan te bieden. (…)”.
2.8
Op 3 augustus 2018 heeft [gedaagde] de door Havensteder opgestelde gebruiksovereenkomst ondertekend. Deze overeenkomst is tevens door [naam bewindvoerder] q.q. voor akkoord ondertekend. In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

(…)Huurovereenkomst op grond van de Leegstandwet
Tot 19 september 2018 huurt u op grond van de Leegstandwet van ons het object. Door ondertekening van de onderhavige gebruiksovereenkomst gaat u ook akkoord met het beëindigen van de met u gesloten huurovereenkomst op grond van de Leegstandwet. (…)”.
2.9
De vergunning die op 20 september 2011 op grond van de Leegstandswet door de gemeente was verleend, is op 20 september 2018 verlopen.
2.1
Op 5 oktober 2018 is het besluit genomen dat de portiekflat met de woning van [gedaagde] tot de te slopen portiekflats gaat behoren. Dit besluit is bij brief van 6 november 2018 aan [gedaagde] medegedeeld. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

(…)Sloop
Op 5 oktober 2018 is het besluit genomen om het woongebouw de Hoven II te slopen. Voor u betekent dit dat u niet langer in uw woning kunt blijven wonen en dient te verhuizen. Dit is niet zomaar iets. We begrijpen dan ook dat dit besluit hard bij u kan aankomen.
Huisbezoek
Wij vinden het daarom belangrijk dat we u goed informeren en uitleggen wat dit voor u betekent en hoe het nu verder moet. Dit doen we met een persoonlijk huisbezoek. Alle vragen die u heeft over uw verhuizing kunnen tijdens dit huisbezoek worden besproken. Er zal begin 2019 met u contact opgenomen worden voor het maken van een afspraak.
Welke mogelijkheden zijn er
Het is erg belangrijk dat u als woningzoekende bent geregistreerd bij Woonnet Rijnmond. Als u nog niet staat ingeschreven bij Woonnet Rijnmond adviseren wij u om dit zo snel mogelijk te doen. (…)”.
2.11
Havensteder heeft op 21 maart 2019 een ontwikkelovereenkomst gesloten met Blauwhoed Projectontwikkeling II B.V. (hierna: de ontwikkelovereenkomst). In deze ontwikkelovereenkomst is in artikel 6.9 opgenomen dat de woningen uiterlijk op 30 april 2021 leeg moeten worden opgeleverd.
2.12
Bij brief van 25 maart 2019 is [gedaagde] door Havensteder, voor zover van belang, als volgt bericht:

(…)Tot wanneer?
U kunt in elk geval tot en met de zomervakantie (1 september 2019) in uw huidige woning blijven wonen.
September en oktober 2019
Daarna zal Havensteder de gebruiksovereenkomst opzeggen. Hiervoor sturen wij u in de periode van september en oktober 2019 een brief met de uiterste datum dat u de woning moet verlaten. U ontvangt deze opzeggingsbrief in ieder geval twee maanden voor deze uiterste datum. (…)”.
2.13
Op 26 augustus 2019 is de gebruiksovereenkomst per 8 november 2019 opgezegd. In de opzegging valt, voor zover van belang, te lezen:

(…)Beëindiging van de gebruiksovereenkomst
Wij zeggen de gebruiksovereenkomst voor uw woning aan de [adres] in Capelle aan den IJssel op per vrijdag 8 november. Wij rekenen erop dat u op de genoemde datum de woning leeg oplevert. (…)”.
2.14
Op 27 februari 2020 heeft Havensteder bij de Rechtbank Rotterdam een bodemprocedure gestart. In deze procedure staat op 9 februari 2021 een mondelinge behandeling gepland.

3..De vordering

3.1
Havensteder heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] en [naam bewindvoerder] q.q. te veroordelen om de woning te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen, met veroordeling van [gedaagde] en [naam bewindvoerder] q.q. in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Havensteder – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
De huurovereenkomst die tussen partijen op grond van de Leegstandswet tot stand is gekomen is in ieder geval geëindigd door het verlopen van de Leegstandswetvergunning in september 2018. De vergunning is door de gemeente een aantal keer verlengd, uiteindelijk tot 20 september 2018. Zodra de Leegstandswetvergunning verliep, is ook de tussen partijen gesloten huurovereenkomst op grond van artikel 16 lid 8 Leegstandswet verlopen. Partijen hebben op 3 augustus 2018 een gebruiksovereenkomst gesloten zodat [gedaagde] de woning mocht blijven gebruiken omdat de sloop van de woning nog op zich liet wachten. De tussen partijen gesloten gebruiksovereenkomst is door Havensteder op 26 augustus 2018 tegen 8 november 2019 opgezegd. [gedaagde] heeft de woning derhalve sinds 8 november 2019 zonder recht of titel in gebruik.
3.2.2
Voor zover [gedaagde] zich beroep op het feit dat er geen sprake is van een redelijke opzegtermijn moet dit verweer worden verworpen. Hoewel in de schriftelijke gebruiksovereenkomst niet met zoveel worden de opzegtermijn van één maand is opgenomen is dit wel terug te lezen in de brief van 29 januari 2018. In deze nieuwsbrief is aangekondigd dat Havensteder [gedaagde] een gebruiksovereenkomst wil aanbieden na het aflopen van de huurovereenkomst, zij maar 1 maand opzegtermijn hebben en Havensteder geen andere woning aan [gedaagde] hoeft aan te bieden.
3.2.3
Indien geoordeeld wordt dat tussen partijen geen opzegtermijn overeen is gekomen, merkt Havensteder op dat uit de wet geen opzegtermijn blijkt en dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. [gedaagde] heeft dit ook niet betwist maar stelt onder verwijzing naar de vereisten van de redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheid een langere opzegtermijn gehanteerd had moeten worden.
3.2.4
Havenstever meent dat zij geen langere opzegtermijn had hoeven hanteren. Vanaf de prille start van zijn verblijf in de woning, wist [gedaagde] dat dit verblijf van tijdelijke aard zou zijn. Kort nadat de huurovereenkomst was gesloten is [gedaagde] geïnformeerd over het aflopen van de Leegstandswetvergunning en dat hij na afloop van de huurovereenkomst in de woning kon blijven voor een vergoeding van ongeveer € 30,00 per maand. Op 25 maart 2019 is [gedaagde] te kennen gegeven dat de gebruiksovereenkomst zou gaan eindigen. Er is aangekondigd dat deze in september of oktober 2019 zou worden opgezegd. Met andere woorden, [gedaagde] wist dat de opzegging eraan ging komen. De aangezegde beëindigingsdatum ligt dus bijna acht maanden nadat de eerste aankondiging op 25 maart 2019 heeft plaatsgevonden. Havensteder heeft [gedaagde] dus zeer ruim van te voren geïnformeerd over zijn vertrek. Daargelaten dat aan [gedaagde] de gebruiksovereenkomst inmiddels 15 maanden geleden is opgezegd en [gedaagde] sindsdien nog steeds in de woning verblijft.
3.3
Havensteder heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van de woning. Zij heeft immers op 21 maart 2019 een ontwikkelovereenkomst gesloten waarin in artikel 6.9 en 6.11 is overeengekomen dat de woning uiterlijk op 30 april 2021 leeg en ontruimd dient te worden opgeleverd. Doordat [gedaagde] zich verzet tegen een vertrek uit de woning althans en doordat de bodemprocedure langer lijkt te duren dan Havensteder op voorhand mocht verwachten, is Havensteder genoodzaakt om in dit kort geding ontruiming van de woning te vorderen. Van Havensteder kan niet gevergd worden dat zij het hele herstructureringsproject vertraagt en schade lijdt door het niet nakomen van de ontwikkelovereenkomst, doordat 5% van de bewoners zich verzet tegen een vertrek.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft voor zijn verweer verwezen naar het verweer in de bodemprocedure. Dat verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring, althans tot afwijzing van de vordering van Havensteder. [gedaagde] heeft daartoe – samengevat en voor zover van belang – het volgende aangevoerd.
4.2
[gedaagde] erkent dat hij op 3 augustus 2018 met Havensteder een gebruiksovereenkomst heeft gesloten voor het gebruik van de woning en dat deze overeenkomst is opgezegd op 26 augustus 2019 tegen 8 november 2019. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat Havensteder ten onrechte geen redelijke opzegtermijn heeft gehanteerd. Zij had onder de gegeven omstandigheden een langere termijn moeten hanteren. Voor Havensteder is er geen acute noodzaak om over de woning te beschikken. Op grond van de ontwikkelovereenkomst hoeft de woning pas uiterlijk op 30 april 2021 ontruimd te zijn. Toewijzing van de ontruimingsvordering op een korte termijn zou tot gevolg hebben dat [gedaagde] letterlijk op straat komt te staan.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Vooropgesteld wordt dat nu [gedaagde] onder bewind is gesteld, [naam bewindvoerder] q.q. als de formele procespartij dient te gelden, nu het huurrecht en het gebruiksrecht beschouwd worden als vermogensbestanddelen die vallen onder het bewind.
5.2
In dit kort geding moet, mede op basis van hetgeen naar voren is gebracht, worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Havensteder in de lopende bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het is gerechtvaardigd om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Spoedeisend belang
5.3
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit de stellingen van Havensteder. Havensteder heeft immers gemotiveerd gesteld dat [gedaagde] sinds 8 november 2019 zonder recht of titel in de woning verblijft, dat er wegens renovatiewerkzaamheden die per mei 2021 zullen aanvangen tot ontruiming van de woning moet worden overgegaan en dat in de ontwikkelovereenkomst is opgenomen dat de woning derhalve uiterlijk op 30 april 2021 leeg moet worden opgeleverd. Gelet hierop kan de afloop van de bodemprocedure tegen [gedaagde] en [naam bewindvoerder] q.q. niet worden afgewacht.
Gebruiksovereenkomst
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de huurovereenkomst die op grond van de Leegstandswet tot stand is gekomen, op 3 augustus 2018 is overgegaan in een gebruiksovereenkomst. De vraag die aan de voorzieningenrechter voorligt is of bij de opzegging van de gebruiksovereenkomst een opzegtermijn in acht moest worden genomen en zo ja of de in acht genomen opzegtermijn redelijk is geweest.
5.5
Daargelaten of in de bodemprocedure geoordeeld gaat worden of bij een gebruiksovereenkomst, zoals partijen zijn overeengekomen, formeel een opzegtermijn in acht genomen moet worden genomen, gaat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat, gelet op de duur van die bodemprocedure [gedaagde] ruim voldoende tijd is gegeven om alternatieve woonruimte te zoeken. Daar komt bij dat ook in deze procedure een ruimere termijn gegeven gaat worden dan gebruikelijk is.
Ontruimingstermijn
5.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat [naam bewindvoerder] q.q. de woning moet ontruimen. Gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] nog geen nieuwe woning heeft en de woning uiterlijk op 30 april 2021 moet zijn ontruimd, zal de ontruimingstermijn worden gesteld op uiterlijk 23 april 2021, zodat [gedaagde] in de gelegenheid is om een andere woonruimte te zoeken.
Proceskosten
5.7
[naam bewindvoerder] q.q. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, met dien verstande dat nu alle in 1.3 genoemde voorlopige voorzieningen gelijktijdig zijn behandeld ter zake van salaris gemachtigde een bedrag van € 50,00 zal worden toegewezen.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
verklaart Havensteder in de vordering jegens [gedaagde] niet-ontvankelijk;
veroordeelt [naam bewindvoerder] q.q. om de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel uiterlijk op 23 april 2021 te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en de woning onder overgave van sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [naam bewindvoerder] q.q. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 226,96 aan verschotten en € 50,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485