In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 september 2021 een beschikking gegeven over de vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige, het ouderlijk gezag en de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft, heeft de man, die de Turkse nationaliteit bezit, geen toestemming gegeven voor de erkenning van hun minderjarige kind. De man heeft verzocht om vervangende toestemming tot erkenning, wat door de rechtbank is toegewezen, ondanks de bezwaren van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van de minderjarige en dat er geen contra-indicaties zijn voor het verlenen van de vervangende toestemming. De rechtbank heeft echter wel bepaald dat deze toestemming slechts geldig is voor de duur van één jaar.
Daarnaast heeft de man verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende basis was voor gezamenlijk gezag, gezien het gebrek aan contact tussen de man en de minderjarige en de zorgen van de vrouw over de verantwoordelijkheden van de man. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om een kinderbijdrage van € 50,- per maand toegewezen, met terugwerkende kracht vanaf de datum van het verzoek. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.