ECLI:NL:RBROT:2021:8750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
10/101249-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorhanden hebben vuurwapen, veroordeling voor medeplegen van de handel in een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de handel in een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen in de auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende bewijs had om te stellen dat hij het wapen bewust voorhanden had. Het wapen was aangetroffen in een plastic tas onder de bijrijdersstoel, wat de mogelijkheid van onbewuste aanwezigheid versterkte.

Voor het eerste feit, het medeplegen van de handel in een vuurwapen, oordeelde de rechtbank echter anders. De verdachte had samen met een medeverdachte een vuurwapen verkocht aan een pseudokoper. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de verkoop, aangezien hij de medeverdachte naar de locatie had gebracht en contact had onderhouden met de kopers. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van negen maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de personenauto verbeurd verklaard en het geldbedrag van €1.400,00 aan de verdachte teruggegeven.

De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte het gevaar van het ongecontroleerd bezit van vuurwapens en de noodzaak om streng op te treden tegen dergelijke delicten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/101249-21
Datum uitspraak: 30 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting te Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. Y. Taghi, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen voertuig.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen kan worden. De verdachte was eigenaar en bestuurder van de auto waarin het wapen is aangetroffen. Deze lag onder de bijrijdersstoel. Uit het voorgaande volgt dat de verdachte de beschikkingsmacht had over het wapen en ook de wetenschap had dat deze in de auto lag.
4.1.2.
Beoordeling
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is onder meer vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had (Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504).
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat de verdachte het wapen (in enige mate) bewust aanwezig had. De aanwezigheid van een wapen in de eigen auto betekent niet zonder meer dat de verdachte zich hiervan bewust was. Hierbij is relevant dat het wapen is aangetroffen in een plastic tasje onder de bijrijdersstoel en dus uit het zicht. Verder is het wapen niet bemonsterd op aanwezigheid van DNA zodat geen DNA-onderzoek kon worden verricht. Er zijn ook geen andere aanwijzingen dat de verdachte wetenschap had.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering van het onder 1 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rol van de verdachte kleiner is dan door de officier van justitie is geschetst.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Op 12 april 2021 vond een pseudokoop plaats van een vuurwapen, merk Ekol, model Major, met bijbehorende munitie. Deze pseudokoop vond plaats op een parkeerterrein te Gouda. De verdachte is hier in zijn auto, samen met medeverdachte [naam medeverdachte], naar toe gereden. [naam medeverdachte] is uitgestapt en heeft het wapen en munitie overgedragen aan de pseudokopers. De pseudokopers hebben hiervoor een bedrag van € 950,00 betaald in briefjes van € 10,00. Kort nadat de verdachte en [naam medeverdachte] het parkeerterrein hadden verlaten zijn zij aangehouden en gefouilleerd. Daarbij zijn bij de verdachte 90 briefjes van € 10,00 aangetroffen en bij [naam medeverdachte] 5 briefjes van € 10,00.
Bij de politie heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij kort voor de overdracht van iemand anders een telefoon kreeg waarmee hij contact moest onderhouden met de kopers. Hij moest naar de afgesproken plek gaan om daar iemand af te zetten. Daar aangekomen heeft hij heeft het chatgesprek met de kopers gaande gehouden. Hij heeft toen ook een deel van het gesprek teruggelezen. Daaruit dacht hij op te maken dat het om een alarmpistool zou gaan. Hij heeft het geld van [naam medeverdachte] gekregen en bewaard.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarbij moet de verdachte aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, de bijdrage van de verdachte als een wezenlijke bijdrage aan het overdragen van het wapen en bijbehorende munitie kan worden gezien. De verdachte heeft, al dan niet in opdracht van een opdrachtgever [naam medeverdachte] naar de afgesproken locatie gebracht, contact onderhouden met de kopers en hij heeft het overgrote deel van de koopsom aangenomen.
De verklaring van de verdachte, dat hij uit de berichten met de pseudokopers dacht op te maken dat het zou gaan om een alarmpistool, is niet aannemelijk. De verdachte heeft zelf omstreeks 13:00 uur berichten gestuurd aan de kopers. Kort daarvoor, om 12:21 uur, is vanaf de betreffende telefoon een filmpje en een tweetal foto’s verstuurd waarop meerdere vuurwapens en patronen te zien zijn. De verdachte heeft niet onderbouwd aan welke berichten hij desondanks de indruk ontleende dat het om een alarmpistool zou gaan. Bovendien zijn op de telefoon van de verdachte meerdere filmpjes aangetroffen waarop te zien is dat iemand vuurwapens ontlaadt en doorlaadt en afbeeldingen met vuurwapens en patronen. De verklaring van de verdachte dat hij niets van wapens af weet is ongeloofwaardig.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, op 12 april 2021 te Gouda, ,
tezamen en in vereniging, ,
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, gelet op art. 2 lid 1 van categorie III
onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een (omgebouwde gas)pistool, Ekol (model Major) en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op art. 2 lid 2 van categorie III van de Wet
wapens en munitie,
te weten 10 kogelpatronen, kaliber 7.65mm,
heeft overgedragen envoorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met [naam medeverdachte] een vuurwapen en bijbehorende munitie overgedragen en voorhanden gehad. Dit is een ernstig feit. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens roept een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen in het leven. De ervaring leert dat het bezit hiervan in situaties die in verband staan of lijken te staan met handel in en bezit van verdovende middelen al snel kan leiden tot het gebruik van dat wapen met alle (fatale) gevolgen van dien. Gelet op recente en regelmatig voorkomende vuurwapenincidenten wordt fors opgetreden tegen het bezit van en de handel in wapens.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 30 juni 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Gebaseerd op de informatie die de verdachte heeft verstrekt over zijn persoonlijk leven, lijkt daar geen problematiek waar te nemen. De leefgebieden financiën, huisvesting en werk zijn stabiel van aard. Gezien het ontbreken van een hulpvraag en de aanwezigheid van meerdere stabiele factoren, is de reclassering van mening dat verdere reclasseringsbemoeienis in de vorm van toezicht niet is geïndiceerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit acht de rechtbank enkel een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daaruit blijkt dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt is. De verdediging heeft verzocht, in geval van bewezenverklaring, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van primair van één maand en subsidiair gelijk aan de duur van het voorarrest. In dit kader heeft de verdediging gewezen op de stabiele woon- en werksituatie van de verdachte en het feit dat de verdachte first offender is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van voornoemd uitgangspunt. De verdachte had zijn leven op orde en dat heeft hem er niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig verbeurd te verklaren en het geldbedrag van € 1.400,00 terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt zowel het inbeslaggenomen voertuig als het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen voertuig zal worden verbeurd verklaard. Het voertuig behoort aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 1.400,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezenverklaarde feit 1: de personenauto met kenteken [kentekennummer] (omschrijving: grijs, merk: Citroën)
- gelast de teruggave aan verdachte van: het geldbedrag van € 1.400,00 (omschrijving: G 6204935).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mr. Ch. Vogtschmidt en mr. H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 12 april 2021 te Gouda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, gelet op art. 2 lid 1 van categorie III
onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een (omgebouwde gas)pistool, Ekol (
model Major) en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op art. 2 lid 2 van categorie III van de Wet
wapens en munitie,
te weten 10 kogelpatronen, kaliber 7.65mm,
heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad;
( art 31 lid 1 Wet wapens en munitie )
2.
hij, op of omstreeks 12 april te Gouda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, gelet op art. 2 lid 1 van categorie III
onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een (omgebouwde gas)pistool, Ekol (
model ALP), kaliber 7.65mm en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op art. 2 lid 2 van categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie,
te weten één of meerdere kogelpatronen, kaliber 7.65mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )