Atlas en Gareloch betwisten primair dat [eiser] is uitgegleden en daardoor ten val is gekomen. Van het gestelde ongeval is niemand getuige geweest.
Als [eiser] al is gevallen, dan is volgens hen niet bekend wat daarvan de oorzaak is geweest.
Zij wijzen erop dat [eiser] stelling in de dagvaarding – dat hij onmiddellijk na het douchen buiten de douchecabine is gevallen – afwijkt van zijn eigen schriftelijke verklaring van
3 maart 2017 en van die van de collega’s [naam 3] en [naam 4] van 5 juni en [naam 6] van
6 juni 2016, van zijn stelling bij conclusie van repliek dat hij in of nabij de douche is uitgegleden en van zijn stelling in de deelgeschilprocedure die erop neerkomt dat hij buiten de doucheruimte is uitgegleden.
Een mogelijke oorzaak van de gestelde val van [eiser] is volgens hen de voetafwijking, die [eiser] heeft opgelopen in de periode dat hij als beroepsmilitair uitgezonden is geweest. Een andere mogelijke oorzaak is dat hij is flauwgevallen of onwel is geworden.
Ook betwisten zij dat hij door de val de door hem gestelde schade heeft geleden. Bij onderzoek in het ziekenhuis in Edinburgh zijn geen afwijkingen gevonden en ook geen zichtbare verwondingen aan achterhoofd of nek. Bewusteloosheid is niet vastgesteld en [eiser] had niet gebraakt (“no vomit”), zodat niets wijst op een hersenschudding. Ook bij later neurologisch onderzoek in Nederland zijn geen afwijkingen gevonden. Bij neuropsychologisch onderzoek werd een forse psychische component gerapporteerd.
[eiser] is in 2017 een eenmanszaak begonnen in ongediertebestrijding en dat strookt niet met zijn stelling dat hij volledig arbeidsongeschikt is.
Van een bedrijfsongeval, zo voeren zij verder aan, is geen sprake. Het gaat veeleer om een zogenaamd “huis-tuin- en keukenongeval”, alledaagse situaties waarbij de normale voorzichtigheid in acht moet worden genomen. Hen valt geen verwijt te maken van het door [eiser] gestelde uitglijden. Zij verwijzen naar de jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is bevestigd dat de werknemer een eigen verantwoordelijkheid heeft ter voorkoming van ongevallen, wat volgens hen temeer geldt voor een kapitein, die immers verantwoordelijk is voor de veiligheid aan boord van een schip.
Bovendien had [eiser] , die immers enkele dagen tevoren met mede-kapitein [naam 3] had gesproken over gladheid in de douchecabine, gebruik moeten maken van de aanwezige handgrepen. Dat klemt temeer nu hij slecht ter been is.
In elk geval was het zijn verantwoordelijkheid de door hem geconstateerde “deficiencies” te melden bij de Marine Superintendant. Ook had hij, als voorzieningen al noodzakelijk waren, zelf maatregelen kunnen en moeten nemen in de vorm van aanschaf ter plaatse van antislipmatten.
[eiser] , die voetklachten heeft en voetafwijkingen, en die is gaan douchen in een omgeving die hij kort tevoren als onveilig heeft bestempeld, moet zich bewust zijn geweest van het gevaarlijke, roekeloze van die gedraging, zodat de gestelde schade in belangrijke mate het gevolg is van bewuste roekeloosheid aan zijn zijde, aldus Atlas en Gareloch.