ECLI:NL:RBROT:2021:8471

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/622610 / KG ZA 21-631
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriale en conservatoire beslagen in kort geding tussen Huisman Vastgoed B.V. en ASK Romein B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Huisman Vastgoed B.V. (eiseres) en ASK Romein B.V. (gedaagde). De procedure betreft vorderingen in conventie en reconventie tot opheffing van over en weer gelegde executoriale en conservatoire beslagen. Huisman heeft in 2011 een aannemingsovereenkomst gesloten met ASK, maar er ontstond een geschil over de financiële afwikkeling. Huisman heeft conservatoir beslag gelegd op vorderingen van ASK, terwijl ASK ook beslag heeft gelegd op de vorderingen van Huisman. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de door ASK gelegde beslagen niet meer gerechtvaardigd zijn, omdat de vorderingen van Huisman op ASK groter zijn. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Huisman tot opheffing van de beslagen toegewezen en ASK verboden verdere executoriale maatregelen te nemen totdat in de schadestaatprocedure in appel is beslist. In reconventie heeft de voorzieningenrechter Huisman veroordeeld om aan ASK te bevestigen dat de beslagen zijn opgeheven en om een verklaring af te geven aan de CAR-verzekeraars. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622610 / KG ZA 21-631
Vonnis in kort geding van 10 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISMAN VASTGOED B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.A.J. Stregels te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASK ROMEIN B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mr. W.H. Lindhout en mr. S.H.M. van den Elsen te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna Huisman en ASK genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juli 2021, met 15 producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie en verzoekschrift tot het leggen van conservatoir (derden)beslag, met 15 producties;
  • de mondelinge behandeling op 26 juli 2021;
  • de pleitnota van Huisman;
  • de pleitnota van ASK.
1.2.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het verzoek van ASK tot het leggen van conservatoir (derden)beslag geen onderdeel uitmaakt van dit kort geding en dat ASK daartoe een apart verzoekschrift moet indienen.
Aan het einde van de zitting is de procedure op verzoek van partijen aangehouden om hen in de gelegenheid te stellen te bezien of zij een minnelijke regeling kunnen treffen.
Bij e-mail van 4 augustus 2021 hebben beide partijen de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen.
1.3.
Daarop is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Huisman (als opdrachtgever) en ASK (als aannemer) hebben in 2011 een aannemingsovereenkomst gesloten. De aannemingssom voor het werk bedroeg
€ 8.014.000,00 exclusief btw. Onderdeel van het werk was een hefdeur van ongeveer 53 meter hoog en 50 meter breed.
2.2.
Bij brief van 6 januari 2012 heeft Huisman ASK de toegang tot het werk ontzegd en aan haar medegedeeld dat zij het werk zal doen voltooien voor rekening van ASK.
Vervolgens zijn partijen verwikkeld geraakt in een geschil over de financiële afwikkeling van de aannemingsovereenkomst.
2.3.
In dat kader heeft ASK bij verzoekschrift van 19 oktober 2012 een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw (hierna: de RAB). Bij eindvonnis van 22 oktober 2014 hebben de arbiters:
- voor recht verklaard dat ASK de verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst niet is nagekomen en dat Huisman gerechtigd was het werk voor rekening van ASK vanaf
6 januari 2012 te (laten) voltooien, onverminderd het recht van Huisman op aanvullende en/of vervangende schadevergoeding;
  • Huisman veroordeeld om aan ASK te voldoen het bedrag van € 869.264,29, te vermeerderen met btw en de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 19 oktober 2012 tot de dag der algehele voldoening;
  • Huisman veroordeeld om aan ASK te voldoen het bedrag van € 803.817,22, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 27 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de vordering van Huisman ter zake van de lassenproblematiek, ter hoogte van
€ 5.100.000,00 vermeerderd met gevolgschade p.m., verwezen naar de schadestaat;
- ASK (na verrekening van de proceskosten) veroordeeld in de proceskosten van
€ 42.232,93, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
22 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4.
Partijen hebben tegen het vonnis van 22 oktober 2014 appel ingesteld. In de hoger beroepsprocedure hebben de appelarbiters op 29 september 2016 tussenvonnis gewezen en op 17 mei 2018 eindvonnis. In het eindvonnis hebben de appelarbiters het vonnis in eerste aanleg, voor zover dat ziet op de betaling van € 869.264,29, vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, Huisman veroordeeld tot betaling aan ASK van € 1.039.607,41, te vermeerderen met btw en de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 19 oktober 2012 tot de dag der algehele voldoening.
2.5.
Op 30 oktober 2014 heeft Huisman de voorzieningenrechter te Rotterdam verzocht verlof te verlenen om ten laste van ASK conservatoir beslag te leggen onder zichzelf, op alle gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die Huisman aan ASK verschuldigd is en/of wordt. Dit verlof is op 30 oktober 2014 voorlopig gegeven en op 27 november 2014, na het horen van partijen, definitief geworden. Daarbij is de vordering begroot op € 5.940.000,00 en is bepaald dat de eis in de hoofdzaak (de schadestaatprocedure) binnen 8 weken dient te worden ingesteld. Het definitief eigenbeslag is op 2 en/of 10 december 2014 gelegd.
2.6.
Bij verzoekschrift van 21 januari 2015 heeft Huisman de schadestaatprocedure aanhangig gemaakt bij de RAB. Bij tussenvonnis van 14 januari 2019 hebben de arbiters oordelen gegeven die als eindbeslissingen kunnen worden aangemerkt en hebben zij bepaald dat tegen dit tussenvonnis hoger beroep openstaat. Beide partijen hebben daarop hoger beroep ingesteld. Bij vonnis van 25 mei 2020 hebben de appelarbiters de oordelen in eerste aanleg deels vernietigd en het geschil terugverwezen naar het scheidsgerecht in eerste aanleg. Bij eindvonnis van 21 december 2020 hebben de arbiters in eerste aanleg:
  • ASK veroordeeld aan Huisman te betalen € 4.031.020,27, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 6 januari 2012 tot de dag der algehele voldoening;
  • ASK veroordeeld aan Huisman te betalen € 8.142,69, te vermeerderen met de hierover verschuldigde btw en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van dat vonnis tot de dag der algehele voldoening;
  • ASK veroordeeld, ter verrekening van de proceskosten, aan Huisman te betalen
€ 112.017,53, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.7.
Op 5 maart 2021 heeft Huisman het scheidsrechterlijk vonnis van 21 december 2020 met de daarop gegeven grosse van het verlof tot tenuitvoerlegging van 11 februari 2021 van de voorzieningenrechter te Amsterdam, betekend aan ASK, met de aanzegging dat ASK een bedrag van € 5.119.785,31 p.m. verschuldigd is aan Huisman.
Huisman heeft eveneens op 5 maart 2021 executoriaal beslag gelegd onder zichzelf op de vorderingen die ASK op Huisman heeft uit hoofde van het vonnis van 17 mei 2018.
Huisman heeft haar vordering op ASK verrekend met de vordering van ASK op haar uit hoofde van de eerdere arbitrale vonnissen van 22 oktober 2014 en 17 mei 2018 en heeft vervolgens voor een bedrag van circa € 2.710.000,00 ten laste van ASK meerdere executoriale derdenbeslagen gelegd. Deze beslagen hebben geen of nauwelijks doel getroffen. Op 15 juni 2021 is er ten laste van ASK beslag op roerende zaken gelegd.
2.8.
Op 20 maart 2021 heeft ASK tegen het vonnis van 21 december 2020 hoger beroep ingesteld.
2.9.
Op 14 juli 2021 is namens ASK een bedrag van € 2.710.000,00 overgemaakt naar de bankrekening van de door Huisman ingeschakelde deurwaarder, [naam]. ASK heeft daarna direct ten laste van Huisman op basis van de vonnissen van het scheidsgerecht van 22 oktober 2014, 29 september 2016 en 17 mei 2018 executoriaal beslag gelegd voor een bedrag van € 3.901.408,71 onder:
  • De Lage Landen Gerechtsdeurwaarders, mede gevestigd te Goes;
  • [naam], gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudend te Goes;
  • Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te
’s-Gravenhage;
  • Commerzbank AG, mede vestiging hebbend en kantoorhoudend te Amsterdam;
  • BNP Paribas S.A., mede vestiging hebbend en kantoorhoudend te Amsterdam;
  • MS Amlin Insurance SE, kantoorhoudend te Amstelveen;
  • ING Bank N.V., gevestigd en kantoorhoudend te Amsterdam;
  • Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Utrecht.
Daarnaast heeft ASK op 19 juli 2021 ten laste van Huisman executoriaal beslag gelegd op de volgende onroerende zaken:
  • het appartementsrecht gelegen aan de [adres 1];
  • het appartementsrecht gelegen aan de [adres 2];
  • het appartementsrecht gelegen aan de [adres 3];
  • het appartementsrecht gelegen aan de [adres 4].
2.10.
Op 22 juli 2021 heeft Huisman, na daartoe op 19 juli 2021 verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter te Rotterdam, ten laste van ASK conservatoir derdenbeslag gelegd onder de verzekeraars en de verzekeringsmakelaar van ASK voor een bedrag van € 2.163.417,05 inclusief rente en kosten met betrekking tot de in de schadestaatprocedure in hoger beroep aanhangige vordering.

3..Het geschil in conventie

3.1.
Huisman vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. bij mondelinge of schriftelijke last de door ASK ten laste van Huisman gelegde executoriale beslagen op te heffen;
subsidiair
I. ASK te gebieden alle door ASK ten laste van Huisman gelegde executoriale beslagen binnen 24 uur na het te wijzen vonnis op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 500.000,00 als ASK niet (binnen de gestelde termijn) aan dit gebod gevolg geeft;
zowel primair als subsidiair
II. ASK te verbieden om verdere executoriale en bewarende maatregelen jegens Huisman te treffen tot het moment dat in de schadestaatprocedure in appel bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen (geschilnummer 72.245) eindvonnis is gewezen, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per keer dat ASK in strijd met dit verbod handelt;
III. ASK te veroordelen tot betaling van de kosten van onderhavige procedure en met bepaling dat de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn, indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na het vonnis zijn voldaan.
3.2.
ASK voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
ASK vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Huisman te veroordelen om binnen 24 uur na het te wijzen vonnis schriftelijk aan ASK te berichten dat de beslagen zijn komen te vervallen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat Huisman daaraan niet voldoet;
II. Huisman te veroordelen om binnen 24 uur na het te wijzen vonnis schriftelijk en ongeclausuleerd aan CAR-verzekeraars te verklaren dat Huisman geen aanspraak maakt op een eventuele uitkering onder de CAR-polis indien en voor zover deze betrekking heeft op schadeposten tot vergoeding waarvan ASK jegens Huisman gehouden is uit hoofde van het in de schadestaatprocedure door de Raad gewezen vonnis van 21 december 2020 en voor zover deze schadeposten aan Huisman zijn voldaan, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat Huisman daaraan niet voldoet;
III. de op 22 juli 2021 door Huisman ten laste van ASK gelegde conservatoire derdenbeslagen op te heffen dan wel Huisman te gelasten om binnen 24 uur het te wijzen vonnis die beslagen op te heffen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat Huisman daaraan niet voldoet, alsmede om, voor zover er nog conservatoir eigenbeslag ten laste van ASK bij Huisman ligt, dit beslag op te heffen dan wel Huisman te gelasten om binnen 24 uur na het te wijzen vonnis dit beslag op te heffen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat Huisman daaraan niet voldoet;
IV. met veroordeling van Huisman in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de proces- en nakosten als Huisman deze niet binnen 5 dagen na het te wijzen vonnis heeft betaald.
4.2.
Huisman voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
Wat betreft de vordering tot opheffing van de op 14 en 19 juli 2021 door ASK gelegde executoriale beslagen wordt het volgende overwogen.
5.2.
Vaststaat dat Huisman op grond van de arbitrale vonnissen van 22 oktober 2014, 29 september 2016 en 17 mei 2018 (hierna: de hoofdzaak) per saldo een bedrag is verschuldigd aan ASK en dat ASK op grond van het arbitrale vonnis van
21 december 2020 (hierna: de schadestaatprocedure) een bedrag is verschuldigd aan Huisman. Partijen verschillen echter van mening over de wijze van verrekening van de uit de vonnissen voortvloeiende vorderingen over en weer.
5.3.
ASK voert aan dat Huisman zich in de hoofdzaak in eerste aanleg ter zake van de lassenproblematiek op verrekening heeft beroepen en dat dat verweer is afgewezen. Vanwege het gezag van gewijsde van die beslissing kan Huisman volgens ASK thans geen beroep doen op verrekening met haar schade zoals vastgesteld in de schadestaatprocedure.
Dit verweer houdt geen stand. Uit r.o. 297 t/m 299 van het vonnis van 22 oktober 2014 leidt de voorzieningenrechter af dat de arbiters geen oordeel over de door Huisman gestelde schade ter zake van de lassenproblematiek hebben willen geven, omdat Huisman pas kort vóór de mondelinge behandeling stellingen en producties op dat punt had ingebracht, waardoor ASK onvoldoende gelegenheid had tot het voorbereiden van een verweer en er nauwelijks een debat tussen partijen had plaatsgevonden. De arbiters overwogen dat een oordeel over de desbetreffende schade in strijd zou zijn met een goede procesorde. Uit die overwegingen blijkt dus niet dat het beroep van Huisman op verrekening met die schade inhoudelijk is afgewezen. Sterker nog, de arbiters vonden dat Huisman wel voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij ten minste enige schade lijdt, waarvoor ASK aansprakelijk kan worden gehouden. Om die reden hebben de arbiters de begroting van die schade verwezen naar de schadestaat. Vervolgens is in de schadestaatprocedure de hoogte van die schade bepaald. Huisman is dan ook gerechtigd de aan haar toegekende door ASK te betalen schadevergoeding te verrekenen met de vordering die ASK op haar heeft.
5.4.
Bij de verrekening van de toegewezen bedragen over en weer dient rekening te worden gehouden met de datum van opeisbaarheid van ieder bedrag, wat van invloed is op de berekening van de wettelijke (handels)rente daarover. Huisman stelt in dat kader terecht dat zij onder meer vanaf 6 januari 2012 een schadebedrag van € 4.031.020,27 opeisbaar te vorderen heeft van ASK (zie ook r.o. 61 van het vonnis van 21 december 2020). Dat bedrag alleen al is hoger dan de bedragen ad € 1.039.607,41 exclusief btw (€ 1.237.132,82 inclusief btw) en € 803.817,22 waartoe Huisman is veroordeeld en welke bedragen pas later opeisbaar zijn geworden. Dat betekent dat Huisman deze twee bedragen direct kan verrekenen met haar grotere vordering op ASK, zodat zij over die twee bedragen geen wettelijke handelsrente is verschuldigd. De berekening van ASK van haar vordering op Huisman (haar productie 2), waarin ten onrechte handelsrente wordt berekend over de hoofdsommen, klopt dan ook niet.
Bij het executoriaal beslag op roerende zaken ten laste van ASK op 15 juni 2021 (productie 6 van Huisman) heeft de deurwaarder de vordering van Huisman op ASK, na verrekening met de vorderingen van ASK op Huisman, nader gespecificeerd op een bedrag van
€ 2.710.641,48 p.m. Die berekening komt de voorzieningenrechter voorshands geoordeeld niet onjuist voor, zodat daarvan zal worden uitgegaan bij de verdere beoordeling.
5.5.
De door ASK op 14 en 19 juli 2021 gelegde executoriale beslagen zijn gegrond op de drie vonnissen in de hoofdzaak. Nu de bedragen waartoe Huisman in die vonnissen is veroordeeld, zijn betaald middels verrekening heeft ASK geen vordering op Huisman en ontbreekt er een grondslag voor de beslagen. De primaire vordering tot opheffing van deze beslagen wordt daarom toegewezen.
5.6.
Aan de subsidiaire vordering wordt dan niet meer toegekomen.
5.7.
De voorzieningenrechter ziet voldoende grond om ASK te verbieden verdere executoriale maatregelen jegens Huisman te nemen op basis van de vonnissen in de hoofdzaak, totdat in de schadestaatprocedure in appel over de hoogte van de door ASK aan Huisman verschuldigde schadevergoeding geheel dan wel gedeeltelijk is beslist.
ASK heeft zoals gezegd geen vordering op Huisman. Evenmin heeft zij feiten of omstandigheden aangedragen op basis waarvan kan worden aangenomen dat die situatie in afwachting van een beslissing in de schadestaatprocedure zal veranderen. ASK heeft weliswaar aangevoerd dat zij het punt van verrekening aan de bodemrechter wenst voor te leggen, maar niet aannemelijk is dat dit oordeel iets verandert aan het feit dat Huisman een vordering heeft op ASK. Immers, ook volgens haar eigen berekeningen van de vorderingen over en weer (producties 2 en 5 van ASK) is de vordering van Huisman op ASK, hoewel minder dan Huisman dat heeft berekend, nog steeds groter dan de vordering van ASK op Huisman.
5.8.
Bij de beoordeling van het gevorderde verbod aan ASK om bewarende maatregelen jegens Huisman te nemen, neemt de voorzieningenrechter als uitgangspunt dat de ‘afstemmingsregel’ niet van toepassing is, indien de gevraagde voorziening strekt tot opheffing van een conservatoire maatregel of tot een verbod tot het treffen van een dergelijke maatregel, en de uitspraak van de bodemrechter over de vordering ter verzekering waarvan de conservatoire maatregel strekt, nog geen kracht van gewijsde heeft gekregen (zoals hier aan de orde). In een zodanig geval dienen de belangen van partijen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat voor een vooralsnog niet vaststaande vordering verhaal mogelijk zal zijn ingeval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, terwijl de beslaglegger bij (definitieve) afwijzing van de vordering in de hoofdzaak voor de door het beslag ontstane schade aansprakelijk is. De omstandigheid dat de rechter in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient hierbij te worden betrokken (HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:599).
In appel vordert ASK dat de vorderingen van Huisman in de schadestaatprocedure alsnog worden afgewezen en dat Huisman wordt veroordeeld om al hetgeen ASK ter uitvoering van het vonnis van 21 december 2020 heeft voldaan aan Huisman terug te betalen. ASK heeft op die grond verzocht ten laste van Huisman conservatoir (derden)beslag te leggen onder de derden en op de onroerende zaken zoals genoemd in het beslagrekest, met begroting van de vordering van ASK op Huisman op € 5.300.000,00. Op dit beslagrekest is – op dezelfde datum als dit vonnis, maar afzonderlijk – beslist door de voorzieningenrechter. Bij de beoordeling van het beslagrekest is overwogen dat ASK in het rekest onvoldoende heeft aangevoerd om de feitelijke consequentie van het verzochte verlof en een daarop volgend conservatoir beslag, namelijk frustratie van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, te rechtvaardigen. Verder is in aanmerking genomen dat ASK de door haar gestelde vrees voor verduistering niet heeft onderbouwd en ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een restitutierisico. Het beslagrekest is daarop afgewezen.
Tegen deze achtergrond heeft Huisman voldoende belang bij een verbod aan ASK om bewarende maatregelen te nemen voor zover die zijn gebaseerd op de gevorderde vernietiging van het arbitraal vonnis van 21 december 2020, totdat in de schadestaatprocedure in appel over de hoogte van de door ASK aan Huisman verschuldigde schadevergoeding geheel dan wel gedeeltelijk is beslist.
5.9.
De aan de verbodsbepalingen te verbinden dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
5.10.
ASK zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Huisman worden begroot op:
- betekening oproeping € 98,52
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.781,52

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Ter zitting heeft Huisman toegezegd dat zij, wanneer de door ASK op 14 en 19 juli 2021 gelegde executoriale beslagen zijn opgeheven en het bedrag van € 2.710.000,00 (dat thans geblokkeerd op de kwaliteitsrekening van de deurwaarder staat) door Huisman is ontvangen, alle door haar gelegde executoriale beslagen ten laste van ASK direct zal opheffen.
Nu de vordering tot opheffing van de executoriale beslagen van 14 en 19 juli 2021 in conventie wordt toegewezen, mag worden aangenomen dat het bedrag van € 2.710.000,00 vrij wordt gegeven en door de deurwaarder wordt uitgekeerd aan Huisman. Het ligt dan ook op de weg van Huisman om conform haar toezegging – en ook omdat haar belang bij de executoriale beslagen in dat geval is komen te vervallen – ervoor zorg te dragen dat de executoriale beslagen ten laste van ASK worden opgeheven. Huisman wordt veroordeeld om binnen drie werkdagen nadat het bedrag van € 2.710.000,00 op de rekening van de deurwaarder is vrijgegeven, schriftelijk aan ASK te bevestigen dat de executoriale beslagen ten laste van ASK zijn komen te vervallen. Gezien de toezegging van Huisman, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om hieraan een dwangsom te verbinden.
6.2.
Ten aanzien van de vordering onder II. heeft ASK aangevoerd dat Huisman haar schade reeds van ASK (deels) vergoed heeft gekregen voordat een eventuele uitkering onder de CAR-polis heeft plaatsgevonden. Indien en voor zover een eventuele uitkering onder de CAR-polis ziet op schadecomponenten die al door of namens ASK aan Huisman zijn voldaan, dienen de betreffende schadepenningen aan ASK te worden uitgekeerd. Aldus wenst ASK met dit gedeelte van de vordering te voorkomen dat Huisman twee keer dezelfde schade vergoed krijgt. ASK verwijst nog naar het polisaanhangsel, waarin is bepaald dat “
eventuele schadepenningen aan [de] opdrachtgever(lees: Huisman)
worden uitgekeerd, tenzij deze de makelaar anders heeft geïnstrueerd.” Daarmee is voldoende aannemelijk dat ASK er belang bij heeft dat Huisman de gevorderde verklaring afgeeft. Daarnaast heeft Huisman, nadat zij daar aanvankelijk verweer tegen had gevoerd, ter zitting te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen het afgeven van een dergelijke verklaring. Vordering II. wordt derhalve toegewezen. Aan Huisman wordt daarvoor een termijn van drie werkdagen verleend. De daarbij gevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd.
6.3.
Op 22 juli 2021 heeft Huisman ten laste van ASK conservatoir derdenbeslag gelegd onder de verzekeraars en de verzekeringsmakelaar van ASK voor een bedrag van
€ 2.163.417,05 inclusief rente en kosten met betrekking tot de schadestaatprocedure in hoger beroep. Als grondslag voor die vordering stelt Huisman in het beslagrekest dat de arbiters in de schadestaatprocedure ten onrechte bepaalde schadebedragen hebben afgewezen en dat Huisman tegen die oordelen opkomt.
Huisman heeft daarbij aangevoerd dat zij belang heeft bij deze bewarende maatregelen, omdat ASK zelf aangeeft geen verhaal te bieden. Huisman verwijst hiertoe naar het proces-verbaal van de gerechtsdeurwaarder van 15 juni 2021 (haar productie 6) in het kader van het executoriale beslag op roerende zaken ten laste van ASK, waarin is opgenomen dat de CFO tegenover de deurwaarder heeft verklaard dat “
alles van beslagene qua functionaliteiten en taken wordt ondergebracht of overgedragen in of aan andere groepsvennootschappen sinds 2019, en beslagene daardoor niet meer dan een lege huls is”. Dat de circa 150 door Huisman gelegde executoriale beslagen niet of nauwelijks doel hebben getroffen, bevestigt dat beeld. Ook is relevant dat ASK zelf aangeeft dat het geld van haar verzekeraars moet komen. ASK heeft als (enige) grondslag van haar reconventionele vordering III. gesteld bereid te zijn vervangende zekerheid aan te bieden, en daarbij de voorwaarde gesteld dat er geen beslagen van Huisman meer liggen. Zij doelt kennelijk op een conservatoir eigenbeslag van Huisman ten laste van ASK van ruim € 1 miljoen dat nog zou bestaan, maar Huisman stelt dat dat niet het geval is. Of dat beslag er nog ligt en zo ja, de omvang daarvan, is vooralsnog niet aannemelijk gemaakt. ASK stelt weliswaar bereid te zijn een gebruikelijke beslaggarantie voor het beslagen bedrag af te geven, maar daarmee is nog geen sprake van het concreet aanbieden van voldoende zekerheid. Zolang dat niet het geval is, is er geen reden op grond van artikel 705 lid 2 Rv het beslag op te heffen.
Zonder deugdelijke zekerheid weegt het belang van Huisman bij behoud van de op 22 juli 2021 gelegde conservatoire beslagen om verhaal van haar vorderingen op ASK te waarborgen, zwaarder dan het belang van ASK bij opheffing van die beslagen. Vordering III. ligt dan ook voor afwijzing gereed.
6.4.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
heft de door ASK op 14 juli en 19 juli 2021 ten laste van Huisman gelegde executoriale beslagen op;
7.2.
verbiedt ASK om verdere executoriale maatregelen jegens Huisman te treffen op basis van de arbitrale vonnissen van 22 oktober 2014, 29 september 2016 en/of 17 mei 2018 (de hoofdzaak), totdat in de schadestaatprocedure in appel over de hoogte van de door ASK aan Huisman verschuldigde schadevergoeding geheel dan wel gedeeltelijk is beslist;
7.3.
verbiedt ASK om verdere bewarende maatregelen jegens Huisman te treffen voor zover die zijn gebaseerd op de gevorderde vernietiging van het arbitraal vonnis van
21 december 2020, totdat in de schadestaatprocedure in appel over de hoogte van de door ASK aan Huisman verschuldigde schadevergoeding geheel dan wel gedeeltelijk is beslist;
7.4.
veroordeelt ASK om aan Huisman een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere keer dat zij in strijd met het in 7.2. of 7.3. uitgesproken verbod handelt, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt;
7.5.
veroordeelt ASK in de proceskosten, aan de zijde van Huisman tot op heden begroot op € 1.781,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.8.
veroordeelt Huisman om binnen drie werkdagen nadat het bedrag van
€ 2.710.000,00 op de rekening van de deurwaarder is vrijgegeven, schriftelijk aan ASK te bevestigen dat de executoriale beslagen ten laste van ASK zijn komen te vervallen;
7.9.
veroordeelt Huisman om binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis schriftelijk en ongeclausuleerd aan CAR-verzekeraars te verklaren dat Huisman geen aanspraak maakt op een eventuele uitkering onder de CAR-polis indien en voor zover deze betrekking heeft op schadeposten tot vergoeding waarvan ASK jegens Huisman gehouden is uit hoofde van het in de schadestaatprocedure gewezen vonnis van 21 december 2020 en voor zover deze schadeposten aan Huisman zijn voldaan;
7.10.
veroordeelt Huisman om aan ASK een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat Huisman niet aan de in 7.9. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
7.11.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.12.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2021.
2091 / 676