ECLI:NL:RBROT:2021:8411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
9250371 VZ VERZ 21-9388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens herhaaldelijk niet verschijnen op het werk en niet bereikbaar zijn voor de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam verzoeker] en de besloten vennootschap Winspiration Elektrotechniek B.V. Het geschil betreft een ontslag op staande voet dat door Winspiration is gegeven aan [naam verzoeker] wegens herhaaldelijk niet verschijnen op het werk zonder tijdige afmelding en niet bereikbaar zijn voor de werkgever. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [naam verzoeker] in een periode van ongeveer een jaar bij herhaling niet op het werk is verschenen zonder zich tijdig ziek te melden en dat hij niet bereikbaar was voor zijn werkgever. Ondanks meerdere waarschuwingen van Winspiration heeft [naam verzoeker] zijn verplichtingen niet nageleefd. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat er sprake was van ernstig verwijtbaar gedrag van [naam verzoeker]. De verzoeken van [naam verzoeker] tot vernietiging van het ontslag en tot betaling van achterstallig loon en vergoedingen zijn afgewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Winspiration geen transitievergoeding aan [naam verzoeker] verschuldigd is, omdat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kosten van de procedure zijn voor rekening van [naam verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9250371 VZ VERZ 21-9388
Uitspraak: 27 augustus 2021
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[naam verzoeker], hierna: ‘[naam verzoeker]’,
wonende te [woonplaats verzoeker],
verzoeker,
tevens verweerder ingevolge het voorwaardelijk tegenverzoek,
aanvankelijk procederende bij gemachtigde: mr. E. Pimentel te Schiedam,
thans procederende in persoon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WINSPIRATION ELEKTROTECHNIEK B.V., hierna: ‘Winspiration’,
gevestigd te Ridderkerk,
verweerster,
tevens verzoekster ingevolge het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. drs. G.B.M. Zuidgeest, advocaat te Alphen aan den Rijn.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met producties, van [naam verzoeker], ter griffie ontvangen op 2 juni 2021;
  • het verweerschrift tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek, met producties, van Winspiration;
  • de brief van 4 augustus 2021 van mr. E. Pimentel, waarin deze medegedeeld heeft niet langer voor [naam verzoeker] op te treden;
  • de brief van 17 augustus 2021, met productie, van de gemachtigde van Winspiration;
  • de brief van 23 augustus 2021, met producties, van de gemachtigde van Winspiration.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van 24 augustus 2021. Toen is [naam verzoeker] noch iemand namens hem verschenen, terwijl van hem ook geen bericht van verhindering is ontvangen. Namens Winspiration zijn de heren [naam 1] en [naam 2] verschenen, bijgestaan door mrs. G.B.M. Zuidgeest en A.W.A. Varkevisser.
1.3
De gemachtigde van Winspiration heeft het standpunt van zijn cliënte mondeling toegelicht. Ook de overige aanwezigen zijn in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven. Van hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden.
1.4
De datum voor deze uitspraak is door de kantonrechter bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel blijken uit de overgelegde stukken en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans niet (voldoende) gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
[naam verzoeker], geboren op [geboortedatum verzoeker], was laatstelijk bij Winspiration in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, in de functie van elektricien, tegen een bruto maandloon van € 3.085,46 exclusief emolumenten, waaronder 8% vakantietoeslag, dit op basis van een 40-urige werkweek.
2.2
Bij eveneens per e-mail gezonden brief van 26 februari 2021 heeft de gemachtigde van Winspiration namens haar het volgende aan [naam verzoeker] geschreven:
“(…)
In de achterliggende maanden is in de visie van cliënte sprake van een forse toename van incidenten in de arbeidsverhouding. Daardoor is de samenwerking in toenemende mate sterk onder druk komen te staan.
In de zomer van 2020 heeft cliënte van een belangrijke klant zodanige klachten over u gekregen, dat u niet meer op werken van die opdrachtgever mocht komen.
Ook kwam u zeer frequent te laat op uw werk, zelfs nadat u daarop herhaaldelijk was aangesproken. Steevast meldde u dit niet bij uw direct leidinggevende maar moest cliënte van derden vernemen dat u - weer - te laat was gekomen. Het spreekt voor zich dat u op tijd uw werkzaamheden dient te starten en het bovendien onaanvaardbaar is dat u in uw rapportages (urenregistraties) doet voorkomen alsof u steeds op tijd begint terwijl de werkelijkheid anders is. Cliënte zal dit niet meer tolereren.
Daarnaast is het diverse malen voorgekomen in de achterliggende periode dat cliënte u ruim ná de aanvang van uw werktijd belde en u dan mededeelde dat u die dag ziek was. Natuurlijk kan het voorkomen dat een werknemer ziek is, doch alsdan moet u zich tijdig (vóór 9 uur)en op correcte wijze (zelf bij uw leidinggevende) ziek melden. Het kan niet zo zijn dat cliënte u om 10 uur belt omdat u zonder bericht van verhindering niet op het werk bent verschenen en u zich dan - opeens - ziek meldt.
Ook de overige regels die gelden rondom ziekte dient u in acht te nemen. U dient op reguliere wijze voor cliënte bereikbaar te zijn en als cliënte u heeft gebeld zelf terug te bellen.
Voorts wordt van u verlangd dat u zich tegenover werknemers van cliënte - uw collega's - en derden waarmee u werkt op een normale wijze gedraagt en uitdrukt. Schelden, schreeuwen, intimideren is niet natuurlijk aanvaardbaar.
Cliënte heeft zelfs van de arbodienst zodanige klachten over uw bejegening ontvangen dat men u niet meer wil bellen om afspraak te maken voor onderzoek door de bedrijfsarts. Ook dit is niet aanvaardbaar. Cliënte zal geen onjuist gedrag/onbeschoftheid naar derden meer tolereren.
Wij hebben met u herhaaldelijk gesproken over de sterk verslechterende houding en gedrag bij u. U heeft ons duidelijk gemaakt dat er niets aan de hand zou zijn.
Wij hebben met u ook gesproken over de bedrijfsauto die doelgericht in brand is gestoken. Dat u dat overigens pas dagen - op laconieke wijze - aan ons heeft teruggekoppeld roept bij ons een extra vervelend gevoel op.
(…)
Wij menen dat indien geen radicale en structurele wijziging in uw houding en gedrag optreden het dienstverband geen toekomstperspectief meer heeft.
Daarom treft u bijgaand een voorstel aan voor de minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit voorstel geeft u de ruimte om gedurende een langere periode - vrijgesteld van werkzaamheden onder doorbetaling van uw salaris - op zoek te gaan naar een andere baan. U ontvangt bij beëindiging een beëindigingsvergoeding zoals genoemd in de bijlage.
(…)”.
2.3
Bij eveneens per e-mail aan [naam verzoeker] gezonden brief van 16 maart 2021 heeft de gemachtigde van Winspiration hem het volgende geschreven:
“(…)
Van cliënte mocht ik begrijpen dat u vandaag en gisteren niet op het werk bent verschenen, niet bereikbaar was en ook zelf met cliënte geen contact heeft opgenomen.
Wij hebben kort voor afgelopen weekend telefonisch contact gehad. U bevestigde mij dat u mijn brieven had ontvangen en deelde mij mede dat uw huisarts u had medegedeeld dat u niet langer vanwege corona ziek zou zijn te achten en u had gezegd dat u vanaf maandag (gisteren dus) weer gewoon aan het werk kon. Ik heb u eea ook nog per mailbericht bevestigd. Daarop mocht van u niet worden vernomen. Deze gang van zaken is volstrekt onacceptabel.
Omdat uw huisarts u dit heeft gezegd, is cliënte er immers logischerwijs vanuit gegaan dat u vanaf gisteren gewoon weer aan het werk zou gaan. U bent echter niet verschenen en hebt ook niets van u laten horen. Ook bleek u - zoals hiervoor vermeld - niet bereikbaar.
Uw salarisbetaling is al gestaakt (en blijft gestaakt) maar dit kan zo niet langer doorgaan. U verzaakt alle verplichtingen die op grond van het goed werknemerschap op u drukken. Dat geldt niet alleen voor ziekteverzuimvoorschriften, maar ook in uw beledigende taalgebruik. Het past niet om de directeur van cliënte - zoals u deed in ons telefoongesprek – als “lamstraal” te kwalificeren. U wordt hierbij uitdrukkelijk uitgenodigd cq gesommeerd om uiterlijk te verschijnen op overleg op donderdag 18 maart a.s. om 10 uur op kantoor van cliënte.
Indien u - zonder deugdelijke reden en zonder deugdelijke kennisgeving vooraf - niet zou verschijnen is voor cliënte echt de maat vol. Zij zal alsdan streven naar (directe) beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
(…)”.
2.4
Per e-mail van 31 maart 2021 heeft Winspiration [naam verzoeker] het volgende geschreven:
“[naam verzoeker],
Vandaag zijn de gewerkte dagen van deze maand maart aan jou betaald en ik verzoek je dringend morgen het werk te hervatten.
(…)”.
2.5
Bij zowel per aangetekende brief als per e-mail verzonden brief van 1 april 2021 heeft de gemachtigde van Winspiration namens haar aan [naam verzoeker] medegedeeld dat hij per die dag op staande voet werd ontslagen. Deze brief kent de volgende inhoud:
“(…)
Geachte heer [naam verzoeker],
Namens uw werkgever, Winspiration Elektrotechniek BV, bericht ik u dat uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang en wegens dringende redenen wordt opgezegd en dus per heden eindigt.
Uw werkgever zal de eindafrekening opmaken.
Al langere tijd zijn in toenemende mate grote (communicatie-)problemen ontstaan. Uit de brieven die cliënte u eerder heeft gestuurd en doen sturen, mocht wel helder zijn dat u zich geen misstap meer kon veroorloven.
Cliënte meent dat u zich desondanks weer onjuist heeft opgesteld. Voor cliënte is thans de maat vol.
Op donderdag 25 maart 2021 heeft u cliënte middels een app medegedeeld dat indien het loon over de maand maart niet vóór 20.30 uur die dag zou zijn betaald, u de volgende dag geen werkzaamheden zou verrichten en u zich dan ziek zou gaan melden. U heeft die avond met uw collega, [naam 3], telefonisch contact opgenomen en hem medegedeeld dat hij u niet op vrijdag 26 maart diende op te halen omdat u niet ging werken.
U bent op vrijdag 26 maart 2021 niet komen werken. Dat is voor cliënte niet acceptabel. U heeft hierover ook geen contact met cliënte gezocht en u niet bij cliënte ziek gemeld, maar dit alleen via uw collega medegedeeld. Ook dat is wat cliënte betreft niet acceptabel.
Genoemde collega heeft u vanaf 22 maart jl. dagelijks gehaald en gebracht. Op dinsdag 23 maart kwam hij tevergeefs naar uw woning en is hij - nadat door u niet werd gereageerd op de deurbel - alleen naar het werk vertrokken. U heeft hem kort daarna gebeld en medegedeeld dat u zich had verslapen en naar het werk zou komen. Dat heeft u toen met een van uw vader geleende auto gedaan. U kwam te laat op het werk.
Maandag 29 en dinsdag 30 maart heeft u ook niet gewerkt. Ook dat is voor cliënte niet acceptabel. U heeft ook hierover geen contact met cliënte gezocht, hetgeen wederom niet acceptabel is.
Op dinsdagavond 30 maart heeft [naam 3] - op verzoek van cliënte – telefonisch contact met u gehad en u gevraagd de volgende dag weer klaar te staan zodat u weer aan de slag zou kunnen. Ook bent u door [naam 1] (uw directe leidinggevende) via sms en app benaderd om op woensdag 31 maart te gaan werken. U heeft [naam 1] niet bericht maar [naam 3] telefonisch medegedeeld dat hij u niet diende op te halen en u niet aan de slag ging omdat er geen salaris betaald zou zijn. U deelde hem mede dat u wel met [naam 3] telefonisch contact zou opnemen als u weer zou gaan werken. Ook hierover heeft u geen contact met cliënte gehad. Dat u zelf bepaald of u al dan niet
komt werken terwijl sprake is van een arbeidsovereenkomst is voor cliënte niet acceptabel. Dat u hierover niet met cliënte heeft gecommuniceerd is voor haar ook niet acceptabel.
Cliënte had u toen overigens al een netto voorschot betaald van € 750,-- voor het loon van maart 2021. Omdat de loonbetaling over een periode in maart was gestaakt, heeft u geen recht op uw volledige loon. Dat geldt natuurlijk ook voor de dagen dat u niet heeft gewerkt. Cliënte heeft een loonberekening gemaakt en het resterende deel op 31 maart 2021 betaald.
De heer [naam 5] heeft u persoonlijk op 31 maart uitdrukkelijk - via app en mail - opgeroepen om uw werkzaamheden op 1 april jl. te starten. Zo kreeg u nog een extra kans. Cliënte heeft [naam 3] ook verzocht u op 1 april ‘s ochtends daartoe op te halen. U stond echter niet klaar. Hij heeft op u gewacht doch u bent niet verschenen. U bent - zonder enig bericht - niet komen werken. Dit is niet acceptabel. Dat u zich - na de uitdrukkelijke oproep van cliënte - niet heeft afgemeld is voor cliënte ook niet acceptabel.
De dringende reden is gelegen in hiervoor tezamen genoemde voor cliënte niet acceptabele zaken, alsmede elk van die elementen voor zich en in willekeurige combinaties daarvan.
Cliënte acht uw handelwijze ernstig verwijtbaar.
(…)”.

3..Het geschil

3.1
[naam verzoeker] heeft verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. te verklaren voor recht dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet en dat is opgezegd in strijd met artikel 7:699 lid 1 BW jo. artikel 761 BW, met daarbij:
a) vernietiging van de opzegging ex 7:681 lid 1 BW,
b) Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen het hem toekomende loon ten bedrage van € 3.085,46 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantiegeld zolang het dienstverband voortduurt en voorts tot betaling van de wettelijke vertragingsrente ex artikel 7:685 BW over de inmiddels verschenen loontermijnen en de wettelijke rente vanaf de vervaldag van iedere afzonderlijke loontermijn,
c) Winspiration te veroordelen om [naam verzoeker] toe te laten tot het werk en hem de bedongen arbeid te laten uitvoeren op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor elke dag dat Winspiration zeven dagen na betekening van de beschikking hieraan niet voldoet,
voorwaardelijk voor het geval de vernietiging van de opzegging door [naam verzoeker] wordt ingetrokken:
d) Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen de gefixeerde schadevergoeding ad € 13.329,18 bruto ex artikel 7:672 lid 10 BW,
e) Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen de transitievergoeding ad € 27.121,14 bruto ex artikel 7:673 BW, en
f) Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen de billijke vergoeding ad € 79.974,72 bruto,
II. Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen € 9.256,38 bruto aan achterstallig loon van maart, april en mei 2021, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente ex 7:625 BW en de wettelijke rente,
III. Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen een bedrag van € 2.962,04 bruto aan vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente en wettelijke verhoging ex 7:625 BW,
IV. Winspiration te veroordelen om aan [naam verzoeker] een deugdelijke salarisspecificatie vanaf februari 2021 tot de datum waarop het dienstverband rechtsgeldig tot een eind is gekomen alsmede een deugdelijk eindafrekening van het dienstverband bij beëindiging van het dienstverband, op straffe van verbeurte van een door de kantonrechter in goede justitie bepalen dwangsom indien voor elke dat
Winspiration hieraan niet voldoet,
voorlopige voorziening
V. bij provisioneel verzoek ex artikel 223 RV voor de duur van de procedure een voorziening te treffen inhoudende dat Winspiration aan [naam verzoeker] betaalt het hem toekomende maandloon van € 3.085,46 vermeerderd met 8% vakantiegeld,
subsidiair
VI. voorwaardelijk, voor het geval geoordeeld wordt dat het ontslag op staande terecht gegeven is, Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen de transitievergoeding ad € 27.121,14 bruto ex artikel 7:673 BW nu er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [naam verzoeker],
uiterst subsidiair
VII. voorwaardelijk, voor het geval geoordeeld wordt dat het ontslag op staande terecht is gegeven en tevens sprake is van ernstige verwijtbaarheid van [naam verzoeker], Winspiration te veroordelen aan [naam verzoeker] te betalen de transitievergoeding ad € 27.121,14 bruto ex artikel 7:673 BW nu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is geen transitievergoeding toe te kennen.
3.2
Aan dat verzoek heeft [naam verzoeker] naast de onder 2 genoemde feiten -samengevat en voor zover nu van belang weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd.
Het gegeven ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig omdat er geen sprake is van een dringende reden. Volgens de ontslagbrief zouden er al langere tijd problemen zijn en zouden daarover ook brieven zijn gestuurd zodat het [naam verzoeker] duidelijk zou moeten zijn dat hij zich geen misstap meer kon veroorloven maar op welke vermeende problemen er precies wordt gedoeld is voor hem niet duidelijk en wordt door Winspiration in die brief ook niet geduid. [naam verzoeker] betwist dat er problemen hebben gespeeld en dat hij daarover brieven van Winspiration heeft ontvangen. De niet onderbouwde of gespecificeerde verwijzing in de ontslagbrief naar vermeende problemen in het verleden kunnen volgens hem dan ook niet meegenomen worden bij de beoordeling van de vraag of het ontslag rechtsgeldig is.
Juist is wel dat hij, zoals die brief vermeldt, op 23 maart 2021 te laat op het werk is verschenen. Hij is die dag zijn collega [naam 3] bij het ophalen op een paar minuten misgelopen, maar uiteindelijk is hij slechts vijf minuten later op het werk aangekomen. Ook de volgende dag heeft hij zijn werkzaamheden verricht. Op 25 maart 2021 heeft hij Winspiration verzocht zijn loon over te maken en ook heeft hij toen aan zijn collega [naam 3] telefonisch medegedeeld dat hij zich ziek, zwak en misselijk voelde en de volgende dag thuis zou blijven. Op (vrijdag) 26 maart 2021 is hij dan ook niet op het werk verschenen. Hij heeft zich die dag ziekgemeld bij receptioniste [naam 6] en ook bij zijn eerdere casemanager ([naam 4]) van de arbodienst van Winspiration. Aan beiden heeft [naam verzoeker] gemeld dat hij zich ziek, zwak en misselijk voelde omdat hij door geldgebrek niet had gegeten. Op 29 en 30 maart 2021 heeft [naam verzoeker] niet gewerkt en heeft hij ook geen contact gezocht met Winspiration, evenmin als zij dat met hem heeft gedaan. Wel heeft zijn collega [naam 3] [naam verzoeker] op 30 maart 2021 per telefoon gevraagd of hij de volgende dag weer kwam werken. [naam verzoeker] heeft daarop geantwoord dat hij nog steeds ziek was en niet kon komen werken. Anders dan in de ontslagbrief vermeld heeft [naam verzoeker] die dag geen berichten van zijn leidinggevende ([naam 1]) ontvangen en evenmin de volgende dag een oproep van de directeur ([naam 5]) om op 1 april 2021 de werkzaamheden te hervatten.
Duidelijk is, en dat blijkt ook uit de ontslagbrief, dat [naam verzoeker] zich heeft ziekgemeld. Kennelijk is Winspiration het niet eens met de wijze waarop hij dat heeft gedaan, bij een collega ([naam 3]), maar dat kan geen dringende reden zijn voor een ontslag op staande voet. Daarbij komt dat [naam verzoeker] zich de dagen daarna nog heeft ziekgemeld bij genoemde casemanager van de arbodienst en bij receptioniste [naam 6], bij wie hij zich in het verleden eerder heeft ziekgemeld en wat toen nooit een probleem is geweest. Indien hij zich voortaan op andere wijze diende ziek te melden, had Winspiration [naam verzoeker] ter zake moeten informeren. Dat er sprake was van een ziekmelding, was hier voor haar duidelijk, althans had haar door de door [naam verzoeker] gedane mededelingen duidelijk moeten zijn. Subsidiair, mocht geoordeeld worden dat geen sprake is van een ziekmelding, is er volgens [naam verzoeker] geen sprake van werkweigering en is een ontslag op staande voet hier in geen geval op zijn plaats, te minder nu Winspiration het loon (opnieuw) niet (tijdig) heeft betaald, zodat opschorting van de arbeidsprestatie door [naam verzoeker] gerechtvaardigd was. Bij dat alles is van belang dat een ontslag op staande voet het meest vergaande middel is, waartoe Winspiration hier, gegeven ook het langjarig dienstverband van [naam verzoeker] en de gevolgen van zo’n ontslag, te lichtvaardig is overgegaan. Zij had niet zonder meer aan de ziekmelding voorbij mogen gaan en had meer onderzoek daarnaar moeten doen, en had hem kunnen laten oproepen door de bedrijfsarts. Ook had zij hem kunnen uitnodigen voor een gesprek en had zij hem dienen te waarschuwen voor de gevolgen van werkweigering indien hij aan een oproep geen gehoor zou geven, terwijl hij de gestelde oproep van 31 maart 2021 niet heeft ontvangen. Voorts had Winspiration kunnen volstaan met een minder vergaande sanctie, bijvoorbeeld het staken of opschorten van de loonbetaling.
Volgens [naam verzoeker] kan het ontslag dan ook geen stand houden, dit ook gelet op zijn persoonlijke omstandigheden. Door het ontslag is hij zijn inkomen kwijt, heeft hij geen recht op een WW-uitkering en is hij ook het contact met zijn collega’s verloren. Hij heeft geen zicht op een ander dienstverband. Verder heeft de hele gang van zaken [naam verzoeker] emotioneel zeer geraakt, te meer nu hij jarenlang goed heeft gefunctioneerd. Winspiration dient dan ook de loonbetaling te hervatten. Subsidiair, mocht [naam verzoeker] toch besluiten te berusten in het ontslag, maakt hij aanspraak op de door hem genoemde bedragen aan achterstallig loon, vakantietoeslag en uitbetaling van vakantiedagen alsook op een bedrag van € 13.329,18 aan gefixeerde schadevergoeding, een bedrag van € 27.121,14 aan transitievergoeding en een bedrag van € 79.974,72 aan billijke vergoeding. Ook als geoordeeld wordt dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven, dient Winspiration hem de transitievergoeding te betalen omdat hier geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan zijn zijde. Mocht evenwel geoordeeld worden dat daarvan wel sprake is, dan nog dient hem de transitievergoeding te worden toegekend omdat het hier naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat niet te doen.
3.3
Winspiration heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verzoeken van [naam verzoeker] ven geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [naam verzoeker], voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure. Samengevat betoogt zij dat het ontslag op staande voet op goede gronden gegeven is, dat sprake is geweest van de door haar aan het ontslag ten grondslag gelegde dringende reden en dat -om die reden- geen plaats is voor enige vergoeding, noch een billijke vergoeding, noch de wettelijke transitievergoeding, dat zij [naam verzoeker] het hem toekomende loon tot aan de ontslagdatum volledig heeft betaald alsook de hem toekomende bedragen aan vakantietoeslag en aan vergoeding voor de door hem niet opgenomen vakantiedagen, en dat zij daarvan ook een deugdelijke specificatie aan [naam verzoeker] heeft verstrekt.
3.4
In dat verband heeft zij toegelicht dat er al langere tijd sprake was van een situatie waarin [naam verzoeker] vaak te laat of helemaal niet op het werk kwam opdagen zonder zich af of ziek te melden en bij ziekte voor haar ook niet bereikbaar was. Winspiration heeft hem bij brief van 7 februari 2020 (haar productie 1) aangeschreven en op 21 augustus 2020 heeft ter zake een gesprek tussen partijen plaatsgehad, waarin Winspiration [naam verzoeker] er onder meer op heeft aangesproken dat hij diverse malen zonder afmelding niet op het werk was verschenen, dan ook niet bereikbaar was voor Winspiration en ook niet reageerde op haar verzoeken contact op te nemen alsook dat hij weigerde zich op de voorgeschreven wijze ziek te melden, namelijk bij de bedrijfsleiding en wel voor 9.00 uur. Daarbij heeft zij aangegeven dat het gedrag van [naam verzoeker] moest veranderen en dat hij de bedrijfsregels in acht moest nemen, omdat anders de samenwerking niet voortgezet kon worden. Zij heeft ter zake verwezen naar het door haar als productie 5 overgelegde gespreksverslag. Het gedrag van [naam verzoeker] is daarna echter niet veranderd en op 18 september 2020 heeft zij hem een officiële waarschuwing gegeven voor het frequent te laat komen op het werk (haar productie 6). Ook nadien bleef het echter voorkomen dat [naam verzoeker] zonder afmelding niet op het werk verscheen, in verband waarmee Winspiration heeft gewezen op de door haar overgelegde WhatsApp-berichten van 7 en 8 oktober 2020, en op 6 november 2020 heeft Winspiration hem een volgende officiële waarschuwing verstrekt (haar productie 9) omdat [naam verzoeker] geen verblijfplaats tijdens ziekte vermeldde, hij verzoeken tot contact negeerde, er getankt was met de tankpas voor de bedrijfsauto terwijl hij toen naar eigen zeggen niet in staat was te rijden en hij ook niet liet weten waar de bedrijfsauto en andere bedrijfsmiddelen zich bevonden. Ook ontving Winspiration van de bedrijfsarts klachten over het gedrag van [naam verzoeker], die aan de telefoon agressieve en intimiderende taal gebruikte. Hierop heeft zij hem in een gesprek van 7 december 2020 ook aangesproken, waartoe Winspiration heeft verwezen naar het door haar als productie 12 in het geding gebrachte gespreksverslag. Vervolgens, op 13 januari 2021, kwam [naam verzoeker] opnieuw niet opdagen op het werk zonder dat hij zich had afgemeld en meldde hij zich weer pas ziek nadat zijn leidinggevende contact met hem had gezocht. Dat gebeurde op 25 januari 2021 wederom.
In een volgende brief van 26 februari 2021 (zie 2.2) heeft Winspiration [naam verzoeker] opnieuw aangesproken en hem daarin expliciet duidelijk gemaakt dat een radicale en structurele wijziging in houding en gedrag noodzakelijk was om de samenwerking voort te kunnen zetten. Daarbij heeft zij hem tevens een beëindigingsvoorstel gedaan. Op deze brief is echter geen reactie gekomen. In de periode daarna heeft zowel Winspiration als haar gemachtigde verschillende keren, maar vergeefs, getracht contact te krijgen met [naam verzoeker] en ook op voicemails heeft hij niet gereageerd. Daarop heeft Winspiration besloten het loon stop te zetten, hetgeen zij [naam verzoeker] bij brief van 10 maart 2021 heeft medegedeeld. In die brief heeft zij hem eveneens verzocht contact op te nemen. In een telefoongesprek op 12 maart 2021 heeft [naam verzoeker] de gemachtigde van Winspiration daarop kenbaar gemaakt het beëindigingsvoorstel af te wijzen en op (maandag) 15 maart 2021 het werk weer te zullen hervatten. Die (maan)dag en ook de volgende dag is [naam verzoeker] echter niet op het werk verschenen en heeft hij ook niets van zich laten horen. Op 16 maart 2021 heeft Winspiration hem dan ook een volgende waarschuwing doen toekomen en hem voor een gesprek op 18 maart 2021 uitgenodigd (zie 2.3). Op 17 maart 2021 is [naam verzoeker], hoewel hij volgens de bedrijfsarts arbeidsgeschikt was, echter niet op het werk verschenen en de dag erna ook niet bij bedoeld gesprek, zonder iets van zich te laten horen. Winspiration heeft toen besloten, hoewel haar vertrouwen in [naam verzoeker] al ernstig was geschaad, hem nog een laatste kans te bieden. Zij heeft hem toen gesommeerd het werk op 22 maart 2021 te hervatten, waarbij zij hem heeft aangeboden dat hij door zijn collega [naam 3] thuis werd opgehaald. Op 22 maart 2021 is dat ook zo gebeurd maar de volgende dag deed [naam verzoeker] niet open en was hij ook niet bereikbaar voor die collega. [naam verzoeker] is vervolgens zelfstandig, maar te laat, naar het werk gekomen. Naar aanleiding van dit en ander onjuist gedrag (het weigeren een mondkapje te dragen) heeft Winspiration [naam verzoeker] bij brief van 26 maart 2021 (haar productie 29) een laatste waarschuwing doen toekomen, waarbij zij expliciet heeft duidelijk gemaakt dat de emmer vol zit en dat herhaling van eerder gedrag of een nieuw incident de emmer zal doen overlopen.
Op 25 maart 2021 heeft [naam verzoeker] Winspiration ’s-avonds per WhatsApp bericht dat hij de volgende dag niet zou komen werken indien zijn salaris niet voor 20.30 uur die avond zou zijn betaald. Ook heeft hij die avond zijn collega [naam 3] gebeld dat deze hem de volgende dag niet hoefde op te halen omdat hij niet zou gaan werken. Op 26 maart 2021, op welke dag Winspiration hem een voorschot van € 750,- netto had betaald, is [naam verzoeker] niet op het werk verschenen en op (maandag) 29 en 30 maart 2021 evenmin, zonder dat hij iets van zich had laten horen of voor Winspiration bereikbaar was. Op 30 maart 2021 heeft zijn collega [naam 3] op verzoek van Winspiration [naam verzoeker] telefonisch verzocht de volgende dag weer te komen werken maar dat weigerde hij. Ook op WhatsApp- en SMS-berichten van zijn leidinggevende [naam 1] om op 31 maart 2021 weer te komen werken heeft [naam verzoeker] niet gereageerd. Die dag heeft Winspiration [naam verzoeker] het restant van het loon betaald, rekening houdende met de loonstop en de niet-gewerkte dagen, hetgeen hem ook per e-mail is medegedeeld (zie 2.4). Daarbij is [naam verzoeker] ook met klem verzocht de volgende dag in ieder geval weer op het werk te verschijnen. Op 1 april 2021 stond [naam verzoeker] echter niet klaar om mee te rijden met zijn collega [naam 3], is hij ook niet zelf naar het werk gekomen, heeft hij niets van zich laten horen en heeft hij zich ook niet ziekgemeld. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen heeft Winspiration besloten hem die dag op staande voet te ontslaan (zie 2.5), nu hij door zonder afmelding niet op het werk te verschijnen, niet bereikbaar voor haar te zijn en niet te reageren op haar oproepen, hardnekkig heeft geweigerd te voldoen aan redelijke bevelen van zijn werkgever en zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst grovelijk heeft veronachtzaamd (artikel 7:678 lid 2 sub j en sub k BW).
3.5
In het voorwaardelijk tegenverzoek heeft Winspiration voor het geval de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd, verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a BW jo. (primair) artikel 7:669 lid 3 sub e BW (verwijtbaar handelen of nalaten), (subsidiair) artikel 7:669 lid 3 sub g BW (verstoorde arbeidsverhouding) danwel (meer subsidiair) 7:669 lid 3 sub i BW (de cumulatiegrond). Volgens Winspiration is hier sprake van een redelijke grond (primair gelegen in het verwijtbaar handelen van [naam verzoeker], subsidiair omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair gelegen in een combinatie van die beide gronden). Zij verzoekt daarbij tevens om te bepalen dat, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [naam verzoeker] als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW, zij niet de transitievergoeding aan hem verschuldigd is.
3.6
Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd zal, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of het aan [naam verzoeker] gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd en voorts (in het geval daaraan wordt toegekomen) in het voorwaardelijk tegenverzoek om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden, op de door Winspiration aangevoerde gronden.
4.2
Vooropgesteld wordt dat voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking dienen te worden genomen, waaronder de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur ervan en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.
4.3
Als dringende reden voor het ontslag op staande voet heeft Winspiration onder verwijzing naar de ontslagbrief aangevoerd dat [naam verzoeker] door zonder afmelding niet op het werk te verschijnen, niet bereikbaar te zijn en niet te reageren op haar oproepen, geweigerd heeft te voldoen aan redelijke bevelen van zijn werkgever en zijn uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen grovelijk heeft veronachtzaamd.
4.4
De kantonrechter overweegt dat uit hetgeen door Winspiration bij verweerschrift naar voren is gebracht en uitvoerig is gedocumenteerd, en in zoverre door [naam verzoeker] (die niet ter zitting is verschenen) niet danwel onvoldoende weersproken is, blijkt dat [naam verzoeker] in een periode van circa een jaar bij herhaling niet op het werk is verschenen zonder dat hij zijn afwezigheid tijdig (voor 9.00 uur) en op de ter zake bij Winspiration voorgeschreven wijze (bij zijn leidinggevende) aan zijn werkgever kenbaar had gemaakt en dat hij zich daarbij voor haar bovendien ook niet bereikbaar heeft gehouden. Ook blijkt daaruit dat het feit dat (zie 3.4) Winspiration [naam verzoeker] nog meermaals op zijn verplichtingen ter zake heeft gewezen en heeft gewaarschuwd, hierin geen verandering heeft gebracht. Met Winspiration is de kantonrechter van oordeel dat het zonder deugdelijke reden (zoals ziekte) bij herhaling geen gehoor geven aan oproepen van de werkgever op het werk te verschijnen, het niet-naleven van de hem kenbaar gemaakte verplichtingen ingeval van ziekte (op eigen initiatief ziekmelden voor 9.00 uur bij de leidinggevende) en het ingeval van ongeoorloofde afwezigheid of ziekte voor Winspiration in het geheel niet bereikbaar zijn, kwalificeert als ernstig verwijtbaar gedrag van [naam verzoeker]. Gezien de waarschuwingen die Winspiration hem in een betrekkelijke korte tijd ter zake verstrekt heeft, zou het hier op de weg van [naam verzoeker] gelegen hebben zijn verplichtingen ter zake voortaan zorgvuldig en nauwgezet (te trachten) na te komen, maar daarvan is niet gebleken. Overigens acht de kantonrechter zonder verdere toelichting, die ontbreekt, bepaald onaannemelijk dat de waarschuwingen die zijdens Winspiration aan [naam verzoeker] zijn gezonden hem noch via de (aangetekende) post noch via zijn -zo heeft hij althans niet betwist- e-mailaccount zouden hebben bereikt. De kantonrechter houdt het er dan ook op dat die correspondentie hem destijds wel heeft bereikt of (met het oog op artikel 3:37 lid 3 BW) niet heeft bereikt door een omstandigheid die voor rekening en risico van [naam verzoeker] komt.
4.5
Hoewel hij -zie hiervoor- relatief kort daarvoor nog op zijn verplichtingen ingeval van ziekte was gewezen, heeft [naam verzoeker] zich op 26 maart 2021 -zoveel staat wel vast- niet voor 9.00 uur bij zijn leidinggevende ziekgemeld maar, naar hij heeft gesteld, heeft hij dit bij de receptioniste en bij zijn eerdere casemanager van de arbodienst van Winspiration gedaan, terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat dit strijdig was met de instructies van zijn werkgever waarop hij nu juist bij herhaling was gewezen. Van een deugdelijke ziekmelding is hier dan ook geen sprake geweest, hetgeen [naam verzoeker] valt toe te rekenen.
4.6
Bovendien heeft de kantonrechter, met Winspiration, ernstige twijfels ten aanzien van de vraag of [naam verzoeker] op 26 maart 2021 daadwerkelijk wegens ziekte verhinderd was de bedongen werkzaamheden te verrichten of dat hij dit slechts als gelegenheidsargument heeft gebruikt om die dag niet te hoeven komen werken en/of als drukmiddel om betaling van zijn (volledige) salaris (te trachten) af te dwingen. Daartoe heeft meegewogen dat [naam verzoeker] die dag niet alleen, kennelijk om hem moverende redenen, ervoor heeft gekozen de interne regels bij ziekte (opnieuw) te negeren, maar vooral ook dat hij de avond ervoor al (zie 3.4 en productie 30 van Winspiration) aan zijn werkgever via WhatsApp had geschreven: “
Als ik geen geld heb voor 20.30 ben ik morgen weer ziek. Auto rijd ook niet zonder brandstof. Kan geen boodschappen doen. Dus ook niet eten.”.
4.7
In dat kader is ook van belang dat Winspiration onweersproken heeft gesteld dat zij op 26 maart 2021 een voorschot van € 750,- netto aan [naam verzoeker] heeft betaald, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waardoor zijn afwezigheid op het werk op 29 tot en met 31 maart 2021 zou zijn gerechtvaardigd, dit ondanks het feit dat hij daarvoor door zowel zijn collega [naam 3] op verzoek van Winspiration als zijn leidinggevende telefonisch en via SMS was uitgenodigd. Of [naam verzoeker] in die periode van of namens Winspiration ook per e-mail gezonden brieven wel of niet heeft ontvangen omdat zijn internetbundel toen op zou zijn geweest, is hier dan ook minder relevant omdat niet betwist is dat hij die telefonische en SMS-oproepen heeft ontvangen, terwijl het bovenal aan [naam verzoeker] was ervoor te zorgen dat hij voor zijn werkgever bereikbaar was en hij zich bij arbeidsgeschiktheid ook uit eigen beweging op het werk meldde.
4.8
Gezien dat alles is de kantonrechter van oordeel dat het standpunt van [naam verzoeker] dat Winspiration hem niet op staande voet had mogen ontslaan omdat sprake was van een ziekmelding (en zij hem bijvoorbeeld voor het spreekuur van de bedrijfsarts had moeten laten oproepen) onder deze omstandigheden geen stand houdt.
4.9
Hetzelfde geldt voor zijn subsidiaire standpunt dat, naar de kantonrechter begrijpt, hij zijn arbeidsprestatie mocht opschorten omdat Winspiration het hem toekomende loon over de maand maart 2021 niet had uitbetaald. In dat verband heeft zij immers concreet toegelicht dat [naam verzoeker] vanwege de jegens hem toegepaste loonstop en de door hem niet gewerkte dagen die maand recht had op een lager bedrag dan het overeengekomen maandloon, hetgeen [naam verzoeker] niet heeft betwist, en dat zij het hem over die maand toekomende loon in twee tranches heeft uitgekeerd, te weten op 26 maart 2021 het voorschot van € 750,- netto en het restant op 31 maart 2021, hetgeen [naam verzoeker] evenmin heeft betwist. Dat betekent dat [naam verzoeker] op 1 april 2021 in ieder geval geen opschortingsrecht ter zake meer toekwam, terwijl vaststaat dat hij ook die dag niet op het werk is verschenen, ondanks het feit dat hij daarvoor nog was opgeroepen (zie 2.4).
4.1
Het voorgaande tezamen en in onderlinge samenhang bezien leidt de kantonrechter tot de slotsom dat [naam verzoeker] door te handelen als hiervoor vastgesteld een zodanige situatie in het leven heeft geroepen dat van Winspiration, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, ook de door [naam verzoeker] genoemde persoonlijke omstandigheden, waaronder de aanzienlijke lengte van het dienstverband en de financiële gevolgen van een ontslag op staande voet voor hem, maar ook de (vele) waarschuwingen en kansen die Winspiration hem nog heeft geboden, hier redelijkerwijze niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Zij is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook op goede gronden overgegaan tot het geven van het ontslag op de door haar daaraan ten grondslag gelegde gronden. Het andersluidende standpunt van [naam verzoeker] wordt dan ook verworpen.
4.11
Dat brengt met zich dat de door hem verzochte vernietiging van dat ontslag en de door hem verzochte veroordeling van Winspiration tot wedertewerkstelling en tot betaling van het loon over de periode na de ontslagdatum, met nevenverzoeken, en van de gefixeerde schadevergoeding worden afgewezen.
4.12
Hetzelfde geldt voor de door hem verlangde loonspecificaties vanaf de maand februari 2021 en (voor deze uitkomst) de eindafrekening, nu Winspiration ter zitting uitdrukkelijk en concreet naar voren heeft gebracht dat zij deze bescheiden reeds aan [naam verzoeker] heeft verstrekt, en daartoe desgewenst nogmaals bereid is, en hem op 15 april 2021, zoals ook (onder punt 76) in het verweerschrift is genoemd, het bedrag van de eindafrekening heeft betaald, zijnde een bedrag van € 1.409,- bruto aan niet-genoten vakantiedagen en een bedrag van € 2.294,- bruto aan vakantiegeld, en [naam verzoeker], die zonder bericht van verhindering niet ter zitting is verschenen, dat alles niet heeft bestreden. Ook de verzoeken als bedoeld onder II en III dienen derhalve afgewezen te worden.
4.13
[naam verzoeker] heeft voor het geval hij alsnog berust in het ontslag op staande voet verzocht aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Op grond van 7:681 lid 1 sub a BW kan aan de werknemer een billijke vergoeding worden toegekend indien de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Daarvan is in dit geval echter geen sprake, gezien hetgeen hiervoor is overwogen en beslist met betrekking tot het verzoek van [naam verzoeker] tot vernietiging van het hem verleende ontslag op staande voet. Uitvoerig uiteengezet en geoordeeld is immers dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was.
4.14
Voor het geval hij alsnog berust in het ontslag op staande voet heeft [naam verzoeker] tevens verzocht om toekenning van de wettelijke transitievergoeding ten bedrage van
€ 27.121,14 bruto. Ten aanzien van dat onderdeel van het verzoek wordt overwogen dat op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW de werkgever de transitievergoeding niet is verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Hoewel betoogd kan worden dat een dringende reden niet -zonder meer- samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval, zoals hiervoor reeds overwogen, ook ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [naam verzoeker] op. Er is met andere woorden sprake van een situatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Voorts geven de door [naam verzoeker] aangevoerde en overigens gebleken omstandigheden de kantonrechter geen aanleiding te oordelen dat het geheel of deels niet toekennen van de transitievergoeding aan [naam verzoeker] hier naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De conclusie is dan ook dat Winspiration geen transitievergoeding is verschuldigd, zodat ook dit onderdeel van het verzoek van [naam verzoeker] afgewezen dient te worden.
4.15
Winspiration heeft op de voet van artikel 7:671b BW een voorwaardelijk, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat, verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Overwogen wordt dat nu de afwijzing van het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet met zich brengt dat onderhavige arbeidsovereenkomst door dat ontslag rechtsgeldig is geëindigd, de door Winspiration aan het (tegen)verzoek verbonden voorwaarde niet is vervuld. Aan de beoordeling van dat verzoek wordt dan ook niet toegekomen. Dat geldt evenzeer voor het onder diezelfde voorwaarde door haar gedane (tegen)verzoek te bepalen dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is althans de door [naam verzoeker] onder punt 41 van het verzoekschrift berekende transitievergoeding toe te kennen.
4.16
Nu de hoofdzaak met deze beschikking is beslist, behoeft het door [naam verzoeker] gedane provisionele verzoek geen beoordeling meer.
4.17
Gezien de uitkomst van deze procedure wordt [naam verzoeker], als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure.

5..De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de verzoeken van [naam verzoeker] af;
- veroordeelt [naam verzoeker] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Winspiration vastgesteld op € 747,- aan salaris voor haar gemachtigde;
- verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654