ECLI:NL:RBROT:2021:8320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
619517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in pleegzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 7 juli 2021, is er een verzoek behandeld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven sinds 4 december 2020 in een netwerkpleeggezin bij hun oom en tante. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 21 juli 2020 en liep tot 21 juli 2021. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.

De GI heeft aangegeven dat de kinderen veel hebben meegemaakt, waaronder het overlijden van hun vader, en dat er nog geen passende hulpverlening is opgestart. Ondanks de positieve ontwikkeling van de kinderen in het netwerkpleeggezin, is er onduidelijkheid over hun toekomstperspectief. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI en erkent dat het noodzakelijk is om eerst passende hulpverlening te starten voordat de kinderen mogelijk teruggeplaatst kunnen worden.

De kinderrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de kinderen is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 21 juli 2022, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/619157 / JE RK 21-1426
datum uitspraak: 7 juli 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2015 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2015 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 mei 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 7 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een netwerkpleeggezin, te weten bij de oom en tante (vz).
Bij beschikking van 21 juli 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot 21 juli 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 juli 2020 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 21 juli 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het afgelopen jaar hebben [naam kind 1] en [naam kind 2] veel meegemaakt. De verwachting bestaat dat de kinderen nog een klap zullen krijgen van alle heftige gebeurtenissen omdat er nog geen passende hulpverlening is opgestart sinds de dood van de vader van de kinderen. Sinds 4 december 2020 verblijven [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de oom en tante (vz). Binnen dit netwerkpleeggezin is te zien dat het goed gaat met [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen zijn gestart met speltherapie en er wordt onderzocht of de kinderen hulpverlening nodig hebben met betrekking tot de traumaverwerking. Ondanks de positieve ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2], bestaat er nog veel onduidelijkheid over hun toekomstperspectief. De kinderen zijn daarom aangemeld voor een KSCD onderzoek om hier meer duidelijkheid over te verkrijgen. Binnen dit onderzoek zal ook onderzocht worden wat de rol is van de oom en tante (vz) en van de moeder in het leven van de kinderen. Momenteel hebben de kinderen elke donderdag begeleide omgang met de moeder. Er wordt bekeken of de begeleide omgang met de moeder plaats kan vinden bij de moeder thuis omdat de moeder sinds een aantal maanden een nieuwe woning heeft. Het is de bedoeling dat de omgang met de moeder op de lange termijn steeds meer zal worden uitgebreid.

Het standpunt van de belanghebbende

Door de moeder is ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. De moeder ziet dat [naam kind 1] en [naam kind 2] zich op een positieve manier ontwikkelen bij de oom en tante (vz). De kinderen doen het goed op school. Het was lang twijfelachtig of de kinderen over zouden gaan naar het volgende schooljaar, maar inmiddels is het duidelijk dat beide kinderen na de zomervakantie naar groep 3 van de basisschool mogen. Hoewel de moeder graag zou willen dat de kinderen bij haar terug worden geplaatst, ziet zij ook in dat het noodzakelijk is om eerst passende hulpverlening op te starten. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben in een korte periode hun vader verloren en van school moeten wisselen en dit is een forse verandering in hun leven. Voor nu vindt de moeder het belangrijk dat er wordt onderzocht of de begeleide omgang met de kinderen bij haar thuis kan plaatvinden. Zij heeft nu een eigen huis en de omgang vindt nu plaats in een ongezellige ruimte.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] sinds 4 december 2020 in een netwerkpleeggezin verblijven, te weten bij de oom en tante (vz). De afgelopen periode is er sprake van een positieve ontwikkeling bij beide kinderen. Het gaat goed op school en er is te zien dat de kinderen het fijn hebben in het netwerkpleeggezin. De kinderen zijn inmiddels ook gestart met speltherapie en hiermee is een eerste start gemaakt aan een hulpverleningstraject. Momenteel hebben de kinderen wekelijks begeleide omgang met de moeder. De begeleide omgang verloopt positief en de aankomende periode zal worden gekeken of de begeleide omgang kan worden uitgebreid. Nu de moeder sinds kort een nieuwe woning tot haar beschikking heeft, zal de GI samen met de moeder proberen om de begeleide omgang vanaf nu bij de moeder thuis te laten plaatsvinden.
Ondanks dat het goed lijkt te gaan met de kinderen, is het van belang dat er verdere hulpverlening wordt opgestart met betrekking tot de traumaverwerking van de kinderen. De afgelopen periode hebben [naam kind 1] en [naam kind 2] ontzettend veel meegemaakt en de mogelijkheid bestaat dat zij hier nog last van kunnen krijgen. Tegelijkertijd bestaat er nog veel onzekerheid over het toekomstperspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen staan momenteel op de wachtlijst voor een KSCD onderzoek. Uit dit onderzoek zal blijken of het toekomstperspectief van de kinderen in het netwerkpleeggezin ligt. Verder zal er duidelijk worden wat de rol van de moeder is in het leven van [naam kind 1] en [naam kind 2] is en of er nog toegewerkt moet worden naar een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Voorlopig is het dus in het belang van de kinderen dat zij in het netwerkpleeggezin blijven.
Gezien het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding in de zin van artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 21 juli 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 21 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 29 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.