ECLI:NL:RBROT:2021:8308

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
10/287552-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting via webshop

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De veroordeelde bood via een webshop merkkleding aan, maar leverde in plaats daarvan imitatiekleding of niets. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat de veroordeelde heeft genoten uit deze oplichtingspraktijken, € 5.931,40 bedraagt. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een hoger bedrag van € 22.645,20, maar de rechtbank heeft dit bedrag verlaagd na beoordeling van de bewijsstukken en de argumenten van de verdediging. De verdediging betwistte de berekening van het wederrechtelijk voordeel en voerde aan dat niet alle ontvangen bedragen uit misdrijven afkomstig waren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en het bedrag vastgesteld op € 5.931,40, dat door de veroordeelde aan de Staat moet worden betaald. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/287552-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 20 juli 2021
Tegenspraak (279 Sv)
VONNIS
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [postcode veroordeelde] [woonplaats veroordeelde] ,
raadslieden mrs. P.R. Hogerbrugge en T.S.G. Joemman, beiden advocaat te Vlaardingen.

1..Onderzoek op de terechtzittingDit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2021.

2..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. I. Hoek - na herberekening - strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt geschat op een bedrag van € 22.645,20 en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het geschatte voordeel.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e eerste en tweede lid Sr. Het betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waaraan de veroordeelde schuldig bevonden is en uit soortgelijke feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.

3..Strafbare feit waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

Bij vonnis van deze rechtbank van 20 juli 2021 is de veroordeelde onder meer veroordeeld voor oplichting, meermalen gepleegd, in de periode van 15 november 2018 tot en met 31 december 2018.
In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat dit strafbare feit door de veroordeelde is begaan.
Een kopie van het vonnis is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit ontnemingsvonnis.

4..Standpunt van de verdediging

Primair heeft de verdediging afwijzing bepleit vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van het wederrechtelijk voordeel.
Subsidiair heeft de raadsman de berekening van het wederrechtelijk voordeel door het openbaar ministerie betwist en zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat het volledige geldbedrag dat door de verdachte in de tenlastegelegde periode is ontvangen, afkomstig uit 106 transacties, afkomstig is uit een misdrijf. De raadsman heeft daarom bepleit de toewijzing te beperken tot de bedragen die door de aangevers zijn gevorderd.
Daarnaast dient bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening te worden gehouden met de volgende kosten: de door [naam winkel] afgedragen BTW, inkoopkosten, de kosten voor de bemiddelaar van het geldverkeer, de opslagkosten voor het retouradres, de kosten van een prepaid telefoon, de kosten voor het onderhouden van een website, de kosten van retourlabels voor het retourneren van kledingstukken en terugbetalingen. Deze kosten dienen derhalve in mindering te worden gebracht op het toe te wijzen bedrag.

5..Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

5.1
Inleiding
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de inhoud van de hierna in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen.
Uit de aangiften van de onder feit 1 op de dagvaarding vermelde personen is gebleken dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het hiervoor vermelde strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt het volgende overwogen.
5.2
Opbrengsten
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de officier van justitie is gebaseerd op 106 transacties ten gunste van (uiteindelijk) het rekeningnummer van de veroordeelde in de tenlastegelegde periode.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er (naast de aangiftes) op basis van de meldingen die zijn gedaan bij het Landelijk Meldpunt Internet oplichting (LMIO), voldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde ook ten aanzien van die melders strafbare feiten heeft begaan en daarmee meer voordeel heeft genoten dan op basis van de aangiften in het dossier kan worden vastgesteld. De rechtbank acht echter zonder nadere onderbouwing onvoldoende aannemelijk dat alle genoemde transacties daarmee in het verlengde kunnen worden gezien van de aan de verdachte verweten oplichtingspraktijken.
De rechtbank baseert zich bij het vaststellen van het genoten wederrechtelijk verkregen voordeel op het rapport berekening wederrechtelijk werkregen voordeel [1] voor zover dit betreft de bedragen opgegeven door de aangevers die op de tenlastelegging staan en de bedragen behorende bij de bedragen behorende bij de meldingen opgenomen in het proces verbaal van bevindingen met betrekking tot het LMIO [2] , waaruit volgt welk materieel voordeel de veroordeelde daadwerkelijk heeft genoten door het door hem gepleegde feit:
[naam slachtoffer 1] € 339,95
[naam slachtoffer 2] € 339,75
[naam slachtoffer 3] € 339,95
[naam slachtoffer 4] € 299,95
[naam slachtoffer 5] € 339,95
[naam slachtoffer 6] € 245,70
[naam slachtoffer 7] € 247,50
[naam slachtoffer 8] € 339,95
[naam slachtoffer 9] € 144,75
[naam slachtoffer 10] € 339,95
[naam slachtoffer 11] € 339,95
[naam slachtoffer 12] € 245,70
[naam slachtoffer 13] € 569,90
[naam slachtoffer 14] € 299,95
[naam slachtoffer 15] € 339,75
[naam slachtoffer 16] € 424,95
[naam slachtoffer 17] € 339,95
[naam slachtoffer 18] € 339,95
[naam slachtoffer 19] € 339,95
[naam slachtoffer 20] € 339,95
[naam slachtoffer 21] € 339,95
[naam slachtoffer 22] € 339,95
[naam slachtoffer 23] € 339,95
[naam slachtoffer 24] € 339,95
========
Totaal € 7.917,20
Uit de het verzoek tot schadevergoeding van aangeefster [naam slachtoffer 25] [3] en uit het verhoor van de getuige [naam getuige] [4] leidt de rechtbank af dat de door [naam slachtoffer 25] en [naam getuige] geleden schade inmiddels door de veroordeelde is vergoed. Om die reden zal de rechtbank bij het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel de bedragen, waarvoor zij blijkens hun aangiften zijn benadeeld, buiten beschouwing laten.
5.3
Kosten
Uit het onderzoek [5] is gebleken dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt ten behoeve van het strafbare feit, die voor aftrek in aanmerking komen, te weten:
  • huur opslagunit [adres] Ridderkerk, twee maanden à € 14,90 € 29,80
  • PostNL retourlabels 24 x € 6,50 = € 156,--
  • inkoopkosten kleding 24 x € 75 euro
--------------
€1.985,80
5.4
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt het totaal behaalde voordeel vast op (opbrengst – kosten): € 7.917,20
- € 1.985,80
------------
€ 5.931,40
Ingevolge artikel 36e, negende lid, Sr dienen bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat de aan benadeelde partijen in rechte toegekende vorderingen in mindering te worden gebracht. Dit brengt mee dat bij de toepassing daarvan slechts in aanmerking komen de in rechte onherroepelijk toegekende vorderingen van benadeelde partijen, alsmede de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer als bedoeld in artikel 36f Sr voor zover die is voldaan. Aangezien nog hoger beroep open staat tegen het bijgevoegde vonnis van deze rechtbank 20 juli 2021, zullen de daarin toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen thans niet worden betrokken in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

6..Vaststelling van het te betalen bedrag

De rechtbank zal - gelet op het vorenstaande - het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk genoten voordeel wordt geschat, vaststellen op
€ 5.931,40.
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken. Bepaald zal worden dat het gehele bedrag door de veroordeelde aan de Staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

7. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8..Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 5.931,40 (zegge: vijfduizendnegenhonderdeenendertig euro en veertig eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 5.931,40 (zegge: vijfduizendnegenhonderdeenendertig euro en veertig eurocent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer proces-verbaal 1] , inclusief de bijlage
2.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer proces-verbaal 2]
3.Verzoek tot schadevergoeding [naam slachtoffer 25]
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [nummer proces-verbaal 3]
5.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer proces-verbaal 1]
6.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer proces-verbaal 4]