ECLI:NL:RBROT:2021:8239

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
ROT 21/2960
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijkrechtspraak op Zuid – doorzending aanvraag urgentiebepaling – geen spoedeisend belang meer – wel proceskostenvergoeding en betaling griffierecht door verweerder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een urgentieverklaring voor woningzoekenden had aangevraagd. De gemeente Rotterdam, als verweerder, had verzoekster in een brief van 30 april 2021 gevraagd haar aanvraag in te dienen bij de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) en had aangegeven dat de aanvraag niet zou worden doorgezonden. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 15 juni 2021, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, werd het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter constateerde dat verzoekster inmiddels ook rechtstreeks bij de SUWR een aanvraag had ingediend en dat er geen spoedeisend belang meer was voor het verzoek om voorlopige voorziening. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek.

Desondanks oordeelde de voorzieningenrechter dat verweerder in de proceskosten moest worden veroordeeld. De voorzieningenrechter stelde vast dat de aanvraag niet was doorgezonden, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 181,- en de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2960

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
(gemachtigde: mr. drs. M.A.C. Kooij).

Procesverloop

In een brief van 30 april 2021 heeft verweerder verzoekster gevraagd haar aanvraag voor een urgentieverklaring woningzoekende in te dienen bij de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) en tevens bericht dat de aanvraag, met toepassing van artikel 2:3 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet zou worden doorgezonden.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juni 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. C.C. Huurman, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het project Wijkrechtspraak op Zuid
1.1.
Het verzoek is behandeld in het huis van de wijk Hillevliet in het kader van het project “Wijkrechtspraak op Zuid”. Dit is een pilot in samenwerking met het Openbaar Ministerie, de advocatuur, de gemeente Rotterdam en de politie. Tevens wordt nauw contact onderhouden met andere instanties in Rotterdam op het gebied van zorg, veiligheid en het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Het project betreft alleen bewoners uit de wijken Bloemhof en Hillesluis. Het is geïnspireerd op het Community Court in New York. Doel van het project is door een integrale behandeling van problemen op meerdere leefgebieden in samenwerking met de betrokken instanties zo effectief mogelijk hulp te bieden en zo een duurzame oplossing voor partijen te bereiken.
1.2.
Tijdens de zitting waren tevens aanwezig vertegenwoordigers van Zorgfamilie, het wijkteam van de gemeente Rotterdam en de William Schrikkerstichting. Met hen en de procesdeelnemers is de woon- en leefsituatie van verzoekster en haar twee kinderen besproken, de tot nu toe geboden begeleiding en er zijn afspraken gemaakt gericht op herstart van bemiddeling naar een woning, gecombineerd met intensieve begeleiding.
Geen spoedeisend belang meer
2. Tevens is vastgesteld dat verzoekster inmiddels ook rechtstreeks bij de SUWR een aanvraag heeft ingediend voor een urgentieverklaring en dat een besluit op die aanvraag naar verwachting eind van de week zou afkomen. Dat besluit is op 17 juni 2021 bekendgemaakt en daartegen is vervolgens ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 12 juli 2021 is behandeld onder zaaknummer ROT 21/3724. Bij toewijzing van het nu voorliggende verzoek bestaat dus geen spoedeisend belang meer en dat verzoek zal om die reden dan ook worden afgewezen.
Doorzendverplichting. Proceskostenvergoeding.
3.1.
De voorzieningenrechter ziet in dit geval wel reden om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Hoofdregel ingeval een aanvraag bij het verkeerde bestuursorgaan wordt ingediend is dat de aanvraag dan naar de juiste instantie wordt doorgezonden (artikel 2:3 lid 1 van de Awb). Als geen doorzending plaatsvindt moet de aanvraag naar de aanvrager worden teruggestuurd (artikel 2:3 lid 2 van de Awb). De keuze om niet door te zenden is echter wel beperkt tot specifieke situaties, bijvoorbeeld ingeval de wel bevoegde instantie geen bestuursorgaan is of ingeval geen instantie is vast te stellen die bevoegd is. Een dergelijke situatie is hier niet aan de orde. Verzoekster klaagt dan ook terecht over het feit dat geen doorzending heeft plaatsgevonden.
3.2.
Verweerder heeft als reden voor zijn standpunt aangegeven dat verzoekster haar aanvraag heeft ingediend via mijnurgentie.nl, dat deze tussenpersoon stelselmatig en in weerwil van herhaalde berichten en afspraken aanvragen voor urgentieverklaringen bij de gemeente blijft indienen, terwijl de behandeling daarvan is overgedragen aan de SUWR en dat dit voor onnodige vertraging in de afhandeling van die aanvragen zorgt (wat gezien het karakter van de aanvragen niet in het belang is van de cliënten). De voorzieningenrechter kan zich enerzijds dat standpunt wel indenken en het beroep dat verzoekster doet op de uitspraak ECLI:NL:RBROT:2020:7883 gaat hier ook niet op. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter verweerder opgedragen een aantal urgentieaanvragen zelf te behandelen, omdat de SUWR weigerde dat te doen en een verwijzing naar de SUWR de aanvragers dus met lege handen zou achterlaten. In de zaak die nu voorligt is van zo’n weigering geen sprake geweest. Anderzijds denkt de voorzieningenrechter niet dat de wetgever een geval als verweerder beschrijft voor ogen heeft gehad als reden om aanvragen niet door te sturen. Zoals al gezegd: verzoekster klaagt op dit punt dus terecht.
3.3.
Mitsdien bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt.
3.4.
Gelet op het voorgaande krijgt verzoekster ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend: 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor de behandeling ter zitting. Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-. Omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.A.A. Faulborn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2021.
De griffier is buiten staat. De voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.