In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen Ziggo B.V. en [persoon A], die in verzet is gegaan tegen een eerder verstekvonnis van 2 oktober 2007, waarbij hij werd veroordeeld tot betaling aan UPC Nederland B.V. van een bedrag van € 260,90, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Ziggo B.V. is de rechtsopvolger van UPC en heeft de vordering tegen [persoon A] ingesteld.
De procedure begon met een dagvaarding van 13 augustus 2007, gevolgd door een verstekvonnis en een verzetdagvaarding in maart 2021. [persoon A] betwistte de rechtsgeldigheid van de overeenkomst met UPC en stelde dat hij niet op de hoogte was van de dagvaarding. Hij voerde aan dat het tijdsverloop hem belemmerde in zijn verweer en dat Ziggo hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden van haar dochtermaatschappij Ziggo Services B.V.
De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard, aangezien de oorspronkelijke eisende partij Ziggo Services B.V. was en niet Ziggo B.V. De rechter concludeerde dat [persoon A] niet-ontvankelijk was in zijn verzet, omdat hij niet de juiste partij had aangesproken. Tevens werd [persoon A] veroordeeld in de proceskosten van Ziggo.
De uitspraak benadrukt het belang van het correct dagvaarden van de juiste rechtspersoon in juridische procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze vereiste.