ECLI:NL:RBROT:2021:8182

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
9097361
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake abonnement en verkeerde partij gedagvaard

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen Ziggo B.V. en [persoon A], die in verzet is gegaan tegen een eerder verstekvonnis van 2 oktober 2007, waarbij hij werd veroordeeld tot betaling aan UPC Nederland B.V. van een bedrag van € 260,90, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Ziggo B.V. is de rechtsopvolger van UPC en heeft de vordering tegen [persoon A] ingesteld.

De procedure begon met een dagvaarding van 13 augustus 2007, gevolgd door een verstekvonnis en een verzetdagvaarding in maart 2021. [persoon A] betwistte de rechtsgeldigheid van de overeenkomst met UPC en stelde dat hij niet op de hoogte was van de dagvaarding. Hij voerde aan dat het tijdsverloop hem belemmerde in zijn verweer en dat Ziggo hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden van haar dochtermaatschappij Ziggo Services B.V.

De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard, aangezien de oorspronkelijke eisende partij Ziggo Services B.V. was en niet Ziggo B.V. De rechter concludeerde dat [persoon A] niet-ontvankelijk was in zijn verzet, omdat hij niet de juiste partij had aangesproken. Tevens werd [persoon A] veroordeeld in de proceskosten van Ziggo.

De uitspraak benadrukt het belang van het correct dagvaarden van de juiste rechtspersoon in juridische procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze vereiste.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9097361 \ CV EXPL 21-10850
uitspraak: 6 augustus 2021
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ziggo B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
thans gedaagde in verzet,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde,
thans eiser in verzet,
gemachtigde: mr. G. Grijs te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Ziggo” en “ [persoon A] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
  • de oorspronkelijke dagvaarding van 13 augustus 2007, met producties;
  • het verstekvonnis van 2 oktober 2007;
  • de verzetdagvaarding van 2 maart 2021, met producties, waarbij Ziggo is opgeroepen voor de terechtzitting van 19 maart 2021;
  • het herstelexploot van 12 maart 2021, waarbij een afschrift van de verzetdagvaarding is betekend en waarbij Ziggo is opgeroepen voor de terechtzitting van 25 maart 2021;
  • de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
  • de conclusie van repliek in oppositie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Bij onder zaaknummer 829384 CV EXPL 07-26523 gewezen verstekvonnis van
2 oktober 2007 werd [persoon A] , overeenkomstig de eis van UPC Nederland B.V. (hierna: “UPC”), veroordeeld tot betaling aan UPC van een bedrag van € 260,90, vermeerderd met de wettelijke rente over € 222,71 vanaf 8 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [persoon A] in de kosten van het geding.
2.2.
Op 22 februari 2021 heeft de gemachtigde van Ziggo Services B.V. per e-mail een afschrift van het verstekvonnis van 2 oktober 2007 aan de gemachtigde van [persoon A] toegezonden.

3..Het geschil

3.1.
UPC heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [persoon A] te veroordelen aan UPC te betalen een bedrag van € 260,90, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 222,71 en met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft UPC - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. [persoon A] heeft bij UPC een abonnement afgesloten, betreffende een standaardpakket voor radio en televisie. [persoon A] heeft, ondanks aanmaning, de hieruit voortvloeiende facturen over de periode 16 mei 2006 tot en met 14 september 2006 onbetaald gelaten en is uit dien hoofde een bedrag van € 222,71 aan UPC verschuldigd. Daarnaast heeft UPC aanspraak gemaakt op de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Het door [persoon A] ingestelde verzet strekt ertoe hem te ontheffen van de bij voormeld verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling, waarbij Ziggo niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering dan wel de ingestelde vordering wordt afgewezen, met veroordeling van Ziggo in de proceskosten.
3.4.
Daartoe heeft [persoon A] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [persoon A] betwist dat er sprake is van een overeenkomst. [persoon A] heeft de inleidende dagvaarding, ondanks verzoeken daartoe, niet mogen ontvangen en weet niet waartegen hij zich moet verweren. Voor zover mocht blijken dat er wel een overeenkomst ten grondslag ligt aan de vordering, geldt dat [persoon A] - door het tijdsverloop sinds het verstekvonnis van 2 oktober 2007 - niet meer kan achterhalen of de vordering door hem is voldaan. [persoon A] beschikt niet meer over bankafschriften uit die periode. Het tijdsverloop maakt het voeren van verweer door [persoon A] moeilijk. Hierdoor is hij onredelijk in zijn belangen geschaad.
3.5.
Ziggo is enig aandeelhouder van Ziggo Services B.V. [persoon A] meent dat door de rechtspersoonlijkheid van de dochtermaatschappij (Ziggo Services B.V.) heen gekeken moet worden naar de feitelijke beleidsbepaler, Ziggo. Nu Ziggo Services B.V. geen jaarrekening heeft gepubliceerd, moet er wel sprake zijn van een geconsolideerde jaarrekening waarbij Ziggo een verklaring ex artikel 2:403 BW heeft verstrekt, waardoor zij hoofdelijk aansprakelijk is voor uit rechtshandelingen van haar dochtermaatschappij Ziggo Services B.V. voortvloeiende schulden. Nu [persoon A] vergoeding van proceskosten vordert, geldt dat hij zich in onderhavige rechtstreeks tot Ziggo mag wenden. Bovendien bedienen Ziggo en Ziggo Services B.V. zich van in geringe mate van elkaar afwijkende handelsnamen, zodat de daardoor ontstane verwarring voor rekening en risico van Ziggo dient te komen.

4..De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van Ziggo tegen de verzetdagvaarding is dat [persoon A] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard en derhalve niet-ontvankelijk is in het verzet. Ziggo heeft in dat verband gesteld dat zij niet de rechtsopvolgster is van UPC, maar dat het verstekvonnis is behaald door UPC Nederland B.C., thans Ziggo Services B.V. geheten. Gelet op dit verweer dient, alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van de vordering te kunnen komen, eerst een oordeel gegeven te worden over de ontvankelijkheid van [persoon A] in het verzet.
4.2.
Ingevolge artikel 145 Rv schorst het verzet de tenuitvoerlegging van het vonnis, mits dit tijdig én op de voorgeschreven wijze wordt gedaan en ingevolge artikel 147 Rv wordt door het instellen van dit verzet de instantie heropend. Als verzet op de juiste wijze wordt ingesteld is dus geen sprake van een nieuwe of opvolgende instantie, maar van voortzetting van de oorspronkelijke instantie. Het exploot van verzet geldt dan ook in dat geval als conclusie van antwoord tegen de oorspronkelijke dagvaarding. Dit brengt mee dat het rechtsmiddel van verzet moet worden ingesteld tegen de oorspronkelijk eisende partij.
4.3.
In onderhavige kwestie heeft te gelden dat UPC Nederland B.V. de oorspronkelijke eisende partij was. Door Ziggo is onweersproken gesteld dat UPC Nederland B.V. thans Ziggo Services B.V. is geheten. Door [persoon A] is evenmin betwist dat Ziggo en Ziggo Services B.V. twee verschillende rechtspersonen zijn.
4.4.
Het bovenstaande brengt dan ook met zich dat [persoon A] Ziggo Services B.V. in verzet had moeten dagvaarden en níet Ziggo. Dat Ziggo blijkens het door haar overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel enig aandeelhouder is van Ziggo Services B.V. maakt dit niet anders. Voor de stelling dat ‘door de rechtspersoonlijkheid van de dochtermaatschappij (Ziggo Services B.V.) heen gekeken moet worden’ naar de moedermaatschappij (Ziggo) heeft [persoon A] geen steekhoudende argumenten aangedragen. Voor zover er al sprake zou zijn van een in meer of mindere mate intensieve bemoeienis van Ziggo met het beleid van Ziggo Services B.V. maakt dit nog niet dat Ziggo daarmee de in verzet aan te spreken partij is.
4.5.
[persoon A] heeft verder aangevoerd dat Ziggo Services B.V. geen jaarrekeningen heeft gepubliceerd. Uit die omstandigheid zou moeten blijken dat er sprake is van een geconsolideerde jaarrekening, waarbij Ziggo een zogenaamde ‘403-verklaring’ heeft verstrekt. [persoon A] stelt dat dit tot gevolg heeft dat Ziggo zich aansprakelijk heeft gesteld voor de uit rechtshandelingen van haar dochtermaatschappij Ziggo Services B.V. voortvloeiende schulden.
4.6.
[persoon A] doelt met deze stelling op de verklaring als genoemd in artikel 2:403 BW. In dat artikel is bepaald onder welke voorwaarden een tot een groep behorende rechtspersoon (de dochtermaatschappij) geen jaarrekening behoeft te publiceren. Onderdeel daarvan is onder meer dat de financiële gegevens van de betreffende dochtermaatschappij door een andere rechtspersoon zijn geconsolideerd in een geconsolideerde jaarrekening en deze consoliderende rechtspersoon schriftelijk heeft verklaard zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de uit rechtshandelingen van de dochtermaatschappij voortvloeiende schulden. Hoewel in onderhavige kwestie de eventuele verklaring - waarvan het bestaan door [persoon A] verder niet is onderbouwd - niet in het geding is gebracht, heeft te gelden dat uit artikel 2:403 lid sub f BW volgt dat een dergelijke verklaring in beginsel slechts een aansprakelijkheid inhoudt voor ‘schulden, die uit rechtshandelingen voortvloeien’. Indien er in casu al daadwerkelijk sprake zou zijn van een ‘403-verklaring’ van Ziggo, zou dit derhalve slechts betekenen dat Ziggo hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van Ziggo Services. Dit houdt echter geenszins in dat Ziggo daarmee in alle rechten en verplichtingen van Ziggo Services treedt ten aanzien van door Ziggo Services B.V. aangegane overeenkomsten. Dat betekent derhalve ook niet dat dat Ziggo op grond van het bepaalde in artikel 2:403 BW de positie van Ziggo Services B.V. als oorspronkelijk eisende partij kan overnemen in onderhavige verzetprocedure of dat zij de aan te spreken partij is ten aanzien van (de inhoud van) het ten gunste van Ziggo Services B.V. gewezen verstekvonnis. De oorspronkelijke eisende partij is en blijft immers ook in dat geval Ziggo Services B.V.
4.7.
Uit de overgelegde uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel volgt dat Ziggo en Ziggo Services B.V. gebruik maken van (sterk) op elkaar gelijkende handelsnamen, hetgeen de nodige verwarring in de hand kan werken. De stelling van [persoon A] dat de hierdoor veroorzaakte verwarring voor rekening en risico van Ziggo dient te komen, wordt echter verworpen. Uit de door [persoon A] als productie 2 bij de verzetdagvaarding overgelegde correspondentie volgt immers dat de gemachtigde van Ziggo Services B.V. [persoon A] op 11 januari 2021 een aanmaning heeft toegezonden, waarin duidelijk vermeld staat dat het een vordering betreft van ‘Ziggo Services B.V. (voorheen UPC)’. Vervolgens blijkt uit de in reactie op deze aanmaning door de gemachtigde van [persoon A] verzonden e-mail van 12 februari 2021 - en dan met name de onderwerpregel van de betreffende e-mail - dat [persoon A] er van op de hoogte was dat het thans om een vordering van Ziggo Services B.V. gaat. Van enige verwarring aan de zijde van [persoon A] ten aanzien van de juiste in rechte te betrekken rechtspersoon is dan ook niets gebleken.
4.8.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [persoon A] in zijn verzetdagvaarding de verkeerde rechtspersoon in rechte heeft betrokken. De conclusie luidt dan ook dat [persoon A] , nu hij het verzet niet heeft ingesteld tegen de oorspronkelijk eisende partij, althans haar rechtsopvolgster, niet-ontvankelijk is in zijn verzet tegen het verstekvonnis van 2 oktober 2007. Reeds hierom behoeven de overige (inhoudelijke) standpunten van partijen geen bespreking.
4.9.
Nu [persoon A] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het verzet zal hij worden veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ziggo worden begroot op € 75,- aan salaris voor de gemachtigde.

5..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [persoon A] niet-ontvankelijk in het verzet tegen het verstekvonnis van 2 oktober 2007;
veroordeelt [persoon A] in de in de kosten van de verzetprocedure aan de zijde van Ziggo, tot op heden begroot op € 75,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E.A. Vroom en uitgesproken door
mr. W.J.J. Wetzels ter openbare terechtzitting.
44487